BIJ DE VOORPLAAT ^fotoreportage MERAPI In de bergen, een bergtocht maken, koude neus halen. Zinnetjes uit een bakvis- boek. Het verkleint de "bergen" tot een functionele, door mensen uitgedacht vakantie object. Terwijl het in werkelijkheid reuzen zijn met een eigen ziel, een eigen leven. In hun grootheid toestaand dat peuterkleine mensjes tegen ze op klauteren. Rob Nieuwenhuys hoorde ik eens zeggen: "Ik ben altijd bang geweest voor bergen, vulkanen. Ze hebben voor mij iets ondoorgrondelijks, iets waar ik van af moest blijven. Ik voel me nooit op mijn gemak in de bergen." De Ardjoeno, de Kawi, de Smeroe, de Merapi en al die anderen, we zijn er wel eens geweest, niet helemaal tot de top misschien, maar halverwege was al genoeg om ons te doen beseffen hoe klein en op dat moment onbelangrijk het menselijk wezentje is. De Merapi (foto Mellema) was de uitdaging voor Max van Lawick van Pabst. Hij liep hem en fietste hem op. leder mens zou in zijn leven eenmaal in de goenoeng moeten zijn geweest. Alleen. L.D. Hij kwam bij me op een stormachtige dag in januari. Het was nu eenmaal afgesproken en hij had het niet willen afzeggen. "Als het hier niet stormt, dan hagelt het immers wel mevrouw, of het regent, of het is gewoon te koud voor de tijd van het jaar." Ik wist niet goed wat hij wilde. "Ik ben Anton X.," had hij door de telefoon ge zegd, "mag ik u eens komen fotogra feren?" Waarom dan Anton? zó foto geniek is dat hoofd van mij niet meer. Hij zou het me wel uitleggen, zei hij. Hij was gekleed in blue jeans en een te kort, te dun jack en zijn nachtzwarte ogen zagen me aan uit een blauw ver kleurd gezicht. Zware camera's, lam pen en lenzen leken hem in elkaar te drukken, wankelend kwam hij binnen. Maar in de warmte van de kamer bloei de hij op als een ijsbloem in de zon, ontplooide zich en toonde zijn ware kleuren: bruin met de goudglans van het enthousiasme. Een fotoboek wilde hij maken, zei hij, van mensen uit het vroegere Indië en voorzien van kort commentaar: hoe vonden ze het hier? wat deden ze? wat betekende hun geboorteland voor hen? Hij sprong om me heen, knipte en klakte, klom op stoelen en hurkte op de grond. Meer en meer foto's, tel kens vanuit een andere positie, tot ik hem smeekte me even respijt te gun nen. We dronken koffie en ik zag hoe zijn ogen doffer werden en zich naar binnen keerden. "Ik ben er nooit geweest," zei hij, "waarom wil ik dan toch de mensen daarvandaan vastleggen? Waarom geen fotoreportage gemaakt van vuil nismannen, buschauffeurs of - of knot wilgen?" "Omdat je een Indische jongen bent Anton, omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan, omdat je tastend op zoek bent naar het 'voorheen' en het 'elders' "Indië zegt me niets!" riep hij heftig, "hier hoor ik, hier ben ik opgegroeid, hier heb ik mijn vrienden." "Je ouders "Mijn ouders zijn vreemden. Twintig jaar in Holland en nóg zijn ze anders, denken en reageren anders. Waar komt dat andere vandaan? Ze zeuren maar over vroeger. Eindeloze verha len. Wat kan ik ermee doen?" "Je stelt me twee vragen. Ik geef je twee antwoorden. Dat andere in je ouders komt omdat ze behoren tot twee werelden, twee culturen. Zelfs al hebben ze zich daar zelf nooit reken schap van gegeven of willen geven (ze rekenden zich immers volledig en uit sluitend tot de Europeanen en ne geerden, verdrongen zelfs vaak, be wust of onbewust de andere, de Oos terse wortels), de kenmerken van die twee werelden zitten in je structuur, in je genen en laten zich niet verlooche nen. Nu je tweede vraag: wat kan ik ermee doen? Door kennis te nemen van die andere wereld - die ook in jou zit - kan jij er een verdieping van je zelf mee bewerkstelligen, jezelf een wijdere horizon verschaffen. Herken en erken de beide werelden waarmee je door draden verbonden bent en je zult er rijker door worden. Zie je, het accent in het Westen ligt (sinds de Grieken) op wetenschap en techniek, sinds Descartes op rationaliteit, het is een materialistische wereld. Het den ken hier beweegt zich in het horizon tale vlak met een intensificatie van weten en kunnen. De Oosterling heeft altijd het accent gelegd op voelen, ge loven, op het mysterie. Hij leeft in het verticale vlak, hij reikt omhoog, daar om ook in de diepte (van zichzelf). De Westerling is voortdurend bezig met de toekomst, met de vraag wat hij kan verbeteren, kan uitvinden, hoe alles ALLEEN Alleen zijn betekent nooit: eenzaam, Alleen zijn geldt niet als straf, Alleen zijn met mooie gedachten, Gedachten neemt niemand je af Alleen zijn met dierbare doden, Alleen zijn met de herinnering Aan tijden, die lang reeds voorbij zijn, Aan alles, wat kwam en ging. Alleen en ongestoord in je kamer, De dingen vertrouwd om je heen, Een rustig en zuiver geweten, Dan ben je "Gelukkig" alleen. Wie zo het alleen-zijn kan dragen, Wie zo zich verzoent met zijn lot, Die spreekt niet van eenzame dagen, Die leeft in vertrouwen op "God". Dichter (es) onbekend sneller, efficiënter, leefbaarder kan. De Oosterling is bezig met het ver leden, met mythen en legenden: hoe handelden mijn grote voorvaderen, mijn lichtende voorbeelden; laat ik pro beren ook zo te handelen. Als je erover nadenkt Anton, zul je inzien, dat beide richtingen, de hori zontale én de verticale, waardevol en onontbeerlijk zijn. Je kunt geen steeds groeiende wereldbevolking, geen drei gender gevaren de baas blijven, als wetenschap en techniek verwaarloosd worden. Maar je kunt ook niet volledig mens worden, als je het innerlijk ver waarloost en de navelstreng met het Omvattende doorsnijdt. De twee werelden moeten geen anta gonisten zijn, ze moeten elkaar niet verguizen, maar eikaars waarde erken nen. Gelukkig gebeurt dat meer en meer. Westen en Oosten beginnen te beseffen dat er uitsluitend evenwicht kan zijn, wanneer ze de dialoog met elkaar niet schuwen, totdat ze ten slotte als yin en yang elkaar hebben leren aanvullen. En wat op macro- schaal noodzakelijk is, is het evenzeer op microschaal. Leer dus je eigen wezen kennen, erken de beide werel den in je, sluit vriendschap met dat deel, dat je tot nu toe ontkend hebt, door je te verdiepen in de cultuur van het land van herkomst van je ouders." HÉLÈNE WESKI 2

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 2