Herinneringen aan een eenzame fietser [slot] door H. J. van Lawick van Pabst De lange klim naar de Puncakpas toe, viel Max, zo op die eerste dag, nogal tegen; hij moest de laatste 4 500 meter zelfs naast zijn fiets lopen. Per Colt dus maar vanuit Ciranjang. Overnacht in hotel Gania Plaza, en reeds 03.00 uur weer van start; geheel in het duister dus en maar zoveel mogelijk gebruik maken van lichten van auto's die zo vroeg al reden. Niettemin tot twee keer toe in de berm terecht gekomen (reed zelf zonder licht, ballast). Bij Nagrek eindelijk be gon het te dagen. Max kreeg toen al gauw plezier in dat fietsen en ontdekte tot zijn voldoening, dat hij beter begon te klimmen. Hij genoot van het landschap, vooral van de omgeving van Garoet. Pangandaran, een klein vissersdorpje aan de zuidkust, nabij Cilacap, was altijd onze (en ook van anderen die dat ontdekten) geliefde verblijfplaats en dus bleef Max daar een poos uit rusten, na dagen fietsen. We hadden daar een vast logementje en de be heerder, Pak Arnadi, werd onze vriend. Pangandaran bezat alles waar een ieder van droomde. Het was meer een landstrook die brutaalweg de zee in liep. Dus twee stranden, oost en west, men kon dus zowel van zonsop- als -ondergang genieten; die twee stran den waren slechts zo'n 300 meter van elkaar gescheiden; zwemmen en va ren in vlekprauwtjes kon men naar hartelust, ook wandelingen maken langs verlaten stranden. Aan het eind van de landstrook had je opeens een schiereiland, een uit gestrekte jungle, een natuurreservaat, compleet met in het wild levende apen, herten en bantengs; slechts een klein gedeelte is er te bewandelen, voor de rest is het ondoordringbaar oer woud; vanzelfsprekend daar omheen schitterende, ruige kusten, waartegen de branding woest te keer kon gaan. Mijn broer genoot daar van de rust, maar moest door omstandigheden wat langer blijven. Pas in oktober '80 kon hij zijn fietstocht voortzetten met als einddoel: Denpasar op Bali. Eerst in gezelschap van Pak Arnadi, per bus, terug naar Kalipucang, om van daar uit per barkas naar Cilacap te varen. Daar in "losmen" Piga (Rp. 1400) overnacht, om de volgende mor gen om 8 uur te vertrekken. De vol gende dag, via Kebumen en Purwo- rejo, naar Yogya; traject over het al gemeen vrij vlak. Onderweg, bij het passeren van suikerrietvelden, kreeg Max van een snijder zo'n sappig stuk tebu. In Yogya bleef hij 3 dagen en had het er druk met brieven schrijven, kleren wassen, fiets ordenen e.d. meer. Hij genoot er van de manqqa's qolek, 2 voor Rp. 250, In Klaten keerde hij aan bij de Neder landse familie J. Keuper, met wie hij, tijdens zijn verblijf in Pangandaran, kennis had gemaakt; de man was daar werkzaam en ze hadden het naar hun zin in Indonesië. Op weg naar Solo kwam hij in botsing met de achterkant van een colt, die voor een brug vrijwel plotseling moest stoppen voor een tegenligger. Gevolg: verbogen vork voorwiel en twee ge broken boventanden, en een derde tand total-loss. Hevig bloedend zat hij een tijd langs de weg en dacht dat het afgelopen was met die fietstocht, totdat een vriendelijke automobilist hem met fiets en al naar Solo bracht. Hier verder met de beca (fieis er op) eerst naar een "bengkel speda" en verder met diezelfde beca naar de "dokter gigi", een vriendelijke Chi nees. Allebei tanden, of wat er van over was, er uit. Max kreeg vier pijn stillende tabletten en een recept anti biotica tegen eventuele infectie. Het kostte hem Rp. 6.000,De dokter bood hem zelfs gratis een kamer aan in zijn praktijkwoning. Twee dagen na het ongeval vertrok Max weer. In Sragen bleef hij in een net hotelletje (New Sukowati) over nachten. De volgende ochtend vertrok hij, met een pijnlijke rechtervoet. Maar dat weerhield hem niet om van de rit naar Madiun te genieten. Ook al om dat het in die streek niet zo druk was van autoverkeer, als in West-Java. In Madiun bezocht hij eerst familie leden van een Indonesische kennis in Holland. Ongelooflijk hoe hij daar ont haald werd, als was hij bij eigen fa milie. Ze kochten zelfs medicamenten voor zijn wonden en reserveerden, omdat hun huis vol was, een kamer voor twee nachten in hotel "Merdeka" (vroeger "Van Dijk"), en alles op hun kosten. In Dolopo, hun geboortestad, liet hij zich fotograferen met het sta tionnetje op de achtergrond. Hij pauzeerde ook nog in Ponorogo, waar hij zich te goed deed aan een heerlijke portie nasi-gulé. Hij moest toen nog 52 km afleggen om in Treng- galek te komen, waarbij nog 10 km klimmen met vele bochten en 10 km dalen. Voor hij aan die zware klim be gon, at hij eerst mangga's en dronk Jamu Istimewa; dat schijnt hem gehol pen te hebben, want zonder ook maar één keertje af te stappen haalde hij de pas. Tijdens de rit naar Blitar (64 km) reed hij door dorre streken in die droge tijd; zelfs de kali Brantas was haast droog! Hoewel het pas twee uur in de mid dag was toen hij Blitar binnenreed, besloot hij toch er te blijven overnach ten, gezien de zwaardere rit van de volgende dag. Hij vond er een keurig en zindelijk hotel (Sri Lestari) voor Rp. 3.000,—. De volgende dag dus weer verder. Er moest weer geklommen worden door bergachtig terrein met nagenoeg kale djatibossen, tot Kesamben; weer deed hij dat zonder af te stappen. Zijn voor lopig doel was, om het kustplaatsje, Ngliyep, ten zuiden van Malang, aan 40 Km Clr*KJ»n* ,JLtZAM51 OPT Pt» BLITAR' i -S M PAMGAMDARAkl Het traject van de 1365 km lange fietstocht, die Max van Lawick van Pabst over Java-Bali maakte. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 10