Leven bij de waterkrachtcentrale Lamadjan (II) door J. B. Schnezler Wat voor ons ook altijd een feest was, was het ngeduk. Ngeduk is het ver wijderen van de modderlaag, die zich bevond op de bodem van de vergaarbak. De vergaarbak is een kunstmatig meer (ter grootte van het meer van Ciburui bij Padalarang, dus behoorlijk groot), waarin het water wordt verzameld afkom stig van het meer van Cileunca en dat bestemd is voor de turbines van de centrale. Eens in de maand werd die bak schoongemaakt. Om acht uur 's mor gens moest die leeg zijn. Men liet het water dan wegvloeien. Wanneer er nog ongeveer een halve meter diep water overbleef, dan kwam het leukste moment. Het krioelde er nl. van de vissen. Je zag ze gewoon springen en spartelen. De bevolking wist precies wanneer het ngeduk-dag was, en was prestent. On danks het ijskoude water dook iedereen de bak in om vis te vangen. Wij deden om het hardst mee, en kwamen soms met een petroleumblik vol weer boven. Om de vergaarbak te bereiken moes ten wij eerst naar de machinekamer, die zo'n 600 meter lager lag dan de andere gebouwen van de centrale. Je moest dan een hele steile helling af dalen, waarbij je te voet kon gaan langs de treden, maar je kon ook ge bruik maken van de lorrie, die langs een tandradbaan afdaalt. De lorrie zat vast aan een stalen ka bel, die in het lorriehuisje om een haspel werd gewonden. Alles werd elektrisch bediend. De helling was zo steil, dat velen er bang van werden om mee te gaan, vooral degenen met hoogtevrees. Bij de machinekamer aangekomen moesten wij de brug passeren over de Cisangkui (ook dat was een evene ment want als je midden op die wan kele brug stond, dan zag je onder je de wild en snel stromende rivier), waarna de beklimming van de gunung Tilu begon. Van de brug tot aan de vergaarbak was het dan nog ca. 3000 treden klimmen. Wij liepen dan langs de drukbuis naar boven om dan na ruim twee uren uitgeput bij de vergaar bak aan te komen. Lamadjan was de grootste centrale en het bijzondere van deze centrale wa ren de verticale dynamo-assen. Dit in tegenstelling tot de andere drie, die horizontale assen hebben. Verder be staat de centrale uit drie gebouwen, het transformatorhuis, het schakel bord en de reeds genoemde, 600 m. lager gelegen machinekamer. Ook de peilschaal was een voor ons zeer geliefde plek. De peilschaal is een plaats in de rivier waar een dam is gemaakt, waardoor er een meertje ontstond. Deze dam was nodig om de snelheid en de hoeveelheid van het water te kunnen meten. Voor ons was het meertje belangrijker. Hier hebben wij leren zwemmen, eerst met gedebog pisang de hondjesslag. Wat ik mij ook nog heel goed herin ner, zijn de logeerpartijen die onze families bij ons hielden. Mijn oom (Vic Eman) werkte bij het Dept. van Ver keer en Waterstaat in Batavia. Op een dag belde hij Pa op met de mede deling: "Har (afkorting van Harry), wij komen bij jullie een koude neus halen". Verder niet. Pa antwoordde: "Kom maar". Het gevolg daarvan was dat er op een dag een bus aan kwam met de hele familie Oma Hennevelt plus twee dochters, vader en moeder Eman plus drie kinderen, oom Wim, oom Ben en oom Frans Patiwael, (drie broers van Ma). Ze kwamen even een maandje logeren (kunt U zich dat tegenwoordig hier in Nederland voorstellen Oma bracht twee kadut beras en een hele kist djambal uit Batavia mee. Ook de anderen hadden allerlei bungkusan met oleh-oleh meegenomen. Hoe wij toen hebben geslapen, weet ik nog niet. Wat ik wel weet is, dat wij het prachtig vonden, ineens zoveel aan spraak, want bij ons in de udik waren we op ons zelf aangewezen. Voor de ouderen was het toen een en twintigen geblazen, dag en nacht. Niet te geloven Zelfs Pa, die 's morgens om acht uur van de nachtdienst thuis kwam (hij had dienst van 24.00 u. tot 08.00 u.) ging meteen aan tafel zitten om mee te doen, zonder eerst te sla pen of te rusten. Ik weet wel dat de oudjes toen veel lol hadden. Nog hoor ik het bulderend gelach van mijn ooms. Wij maakten met z'n allen ook toch ten naar het meer van Cileuntja; voet tochten dwars door het bos, waarbij we werden leeggezogen door de lin- tas (bloedzuigers). Bij aankomst thuis na zo'n wandeling, gebruikten wij liters tabakssap om ons van deze beesten te bevrijden. Ook tochten naar de warmwaterbron nen van Cipanas en bezoeken aan de thee- en kina ondernemingen stonden op het programma. Mijn ooms gingen met Pa mee op jacht en brachten al tijd rijke buit mee.. De familie Sassen kreeg ook vaak bezoek van neven en nichten, waar van ik mij nog kan herinneren, Lucie Tak-van Pamelen. Voor ons was dat ook een feest, want dan konden wij wedstrijden houden zoals gatrik en op een schil van een pisangboom een heuvel afglijden. Aangezien al die heuvels erg steil waren, ging dat ra zend snel. Wat hadden wij toen een fijne tijd. Voor de bevolking waren wij één van hen. Bij bruiloften, sunat, adu-domba, adu ajam werden wij altijd uitgenodigd. Tegen de tijd dat het Idul-Fitri was, had Ma geen plaats meer in haar eetkast voor de tumpangs. Zoveel kreeg ze die. Met ons Oud en Nieuw was ook ieder een aanwezig, uitgenodigd of niet. Ze kwamen vooral voor de mertjons. Pa had dan zo'n 10 rentengans van een meter of twintig, die hij hoog in de bomen liet vast maken. Om twaalf uur 's nachts hoorde je de andere families hun vuurwerk reeds afsteken en dan antwoordden wij. Het was oorverdo vend (vooral de tamburs) en prachtig. Ma tracteerde iedereen op zandtaart jes (die waren beroemd), roti kukus en iedereen die wilde eten, kon opschep pen. Ma had van alles gemaakt. Ook de koelies van de centrale waren aanwezig. Ze hadden hun beste pakje aan en begonnen altijd met een slama- tan. Voor diegenen die dienst hadden, had Ma altijd een ompreng gereser veerd. Na afloop van de slamatan bleef iedereen nog een tijdje na, ge zellig babbelen. Pa tracteerde de man nen, die dat wilden op port (Tokayer). Dat is een hele poos goed gegaan totdat er op een keer het volgende gebeurde: Zoals iedere nieuwjaarsmorgen na de slamatan zaten de mannen gezellig te praten en vroeg Pa of er iemand port wilde hebben. Hij schonk dan een klein glaasje in. ledereen wilde wel wat o.a. onze plajangan Hassen en Atang (een breedgeschouderde en potige koelie van de centrale, die guru pencak was). Tegen twee uur in de middag ging ie dereen naar huis. Wij waren nog aan het napraten en Ma aan het opruimen, toen tegen vier uur de vrouw van Atang huilende ons huis kwam binnen rennen roepende: "Gan (afkorting van djuragan meneer of mevrouw), tu- lung Atang kesurupan (bevangen door een geest). Zij vertelde, dat Atang in hun kampong als een razende tekeer ging. Hij trapte de deuren van de wo ningen en de baleh-baleh's stuk. De bewoners van de kampong waren al lemaal al gevlucht. Toen Pa dat hoor de trok hij zijn regenjas aan, want het was ondertussen gaan grimissen, en ging op weg naar Atang's huis. Onder weg kreeg hij gezelschap van Janny Calbo, die een en ander ook ter ore was gekomen. Pa vertelde later dat toen zij bij Atang's woning aankwamen, deze bezig was zijn eigen voordeur wijlen te maken. Ondanks dat deze man ijzersterk was, konden Pa en Janny Calbo hem vast houden en op de baleh-baleh neer leggen. Zo hebben zij hem enige tijd in bedwang weten te houden. Onder tussen liet Pa de vrouw van Atang, die thuis was gekomen, sterke koffie toebroek en asemwater maken. Die hebben zij hem laten drinken (lees verder pagina 22, onderaan) 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 20