O
herinneringen 3Cetjil
(Lil)
SPEKKOEK a 16,50
Jantje zag eens
Villa Bamboe, zo noemde ik het geheel van bamboe opgetrokken huis waarin
we met tien man van ons peloton gehuisvest waren: zeven man met veldbed
en persoonlijke bezittingen broederlijk naast elkaar gestouwd in de enige kamer
die de villa rijk was en drie man, waaronder saja, op de veranda. Midden in
de kamer stond als meubelstuk een uit het kampongschooltje gepikte twee-zits
schoolbank, die door ons allen gebruikt werd om er de brieven naar huis op te
schrijven. Verder was er voor geen enkel meubelstuk of wat dan ook nog iets
van ruimte over in de kamer: de zaak zat propvol.
Onze villa was het laatste kampong
huis van Tjikalon Koelon. Tussen ons
en de demarcatielijn lag de strook
niemandsland van een paar kilometer
breed. Het niemandsland werd door
ons en de vijand toch nog vrij druk
bezocht om te controleren of er zich
ook werkelijk niemand ophield en dat
leidde wel eens tot een ontmoeting.
Het was op dit plekje in West-Java,
aan de scheidslijn vriend-vijand, dat
ik op de veranda van onze villa op de
rand van m'n veldbed zat, het moede,
zware en nog slaperige hoofd met
beide handen ondersteunend. In deze
houding wachtte ik gewoonlijk het
goed wakker worden uit m'n middag
slaapje af. Lange wachttijden kende ik
gelukkig niet. Maar hoe kort de wacht
tijden tot het goed wakker worden ook
duurden, ze waren altijd gevuld met
gevoelens van spijt.
Spijt omdat ik weer zo slap was ge
weest na de nasi-hap (goed of slecht,
dat maakte voor mij niet veel uit) toe
te geven aan de sluimer krachten van
de stille kracht van de god van de
slaap, Morpheus en me daardoor wil
loos voor de Indische siësta in zijn
armen had laten sluiten.
Toen ik daar zo op m'n veldbed zat
zag ik wapenbroeder-huisgenoot Wil
lem diep gebogen onder een donker
groen gekleurde en zo te zien zware
last aan komen lopen. Vlak voor de
veranda liet hij de last van z'n schou
der op de grond vallen en zag ik pas
goed onder welk een last hij zwaar
gebukt was gegaan. Het was een meer
dan een meter lange stam met een
vracht pisangs er aan. Toendoen of
tandoek heet geloof ik zo iets. Omdat
ik, als groot liefhebber van de meest
makkelijk hanteerbare vrucht in Indië,
in deze halve pisangboom van Willem
"een graantje meepikken" zag zitten,
kwam ik lekas in de benen, ging naar
Willem toe en bood hem m'n helpende
hand aan.
Helaas zou mijn hulpvaardigheid geen
vruchten afwerpen want, zo zag en
voelde ik aan de pisangs, was er voor
mij weinig te smikkelen: de pisangs
waren kei en keihard. Teleurgesteld
vroeg ik aan Willem wat hij van plan
was te doen met die tandenbrekers.
Het was naar de bekende weg vragen
want het antwoord van Willem had ik
zelf ook al bedacht en luidde: rijpen
en opeten. "Dat wordt dan wel wach
ten tot je een ons weegt Willem",
voorspelde ik.
"Helemaal niet. Niks wachten. Morgen
zijn ze rijp", zei Willem en legde me
zijn "rijpingsmethode in korte duur"
uit: de hele handel de grond in, wat
extra warmte en klaar is Kees. Binnen
de tien uur eet je pisangs, garandeer
de hij.
Met nog enkele inmiddels ook wakker
geworden sobats groeven we een kuil,
stookten de kuil goed heet met alles
wat maar brandbaar was en na een
half uur doofden we het vuur met een
laagje aarde, pisangs er op en zand
er over. De volgende morgen voorzich
tig de pisangs weer uitgegraven en ja
hoor: ze waren rijp. Overrijp zelfs.
Het was voor het eerst in m'n leven
en tevens voor het laatst, dat ik "pi
sangmoes in de schil" heb gezien.
Lekker? Nee. Eerlijk gezegd: ze waren
niet te eten.
Voor mij de zoveelste fruitteleurstel-
ling. En nu wil ik echt niet zwartgallig
doen, maar wat het fruit betreft heeft
het me al die jaren in Indië nooit mee
gezeten. Misschien heb ik er geen
goed oog voor gehad of wat dan ook,
maar op de klappers na heb ik verder
nooit iets direkt eetbaars aan de
bomen of struiken zien hangen. Er viel
voor mij, zoals ik gedacht had, niks te
plukken. Als ik trek in fruit had dan
moest ik wel naar de pasars of wa-
roengs om aan m'n trekken te komen.
Het assortiment fruit dat ik langs deze
weg tot me genomen heb was ook
zeer beperkt nu ik weet wat er alle
maal te koop was aan fruit en bestond
uit: één Chinese peer (na de eerste
hap meteen weggegooid, ik werd er
beroerd van) en de niet bijgehouden
hoeveelheden klappers, pisangs, dje
roeks, mangga's, mangistans, ramboe-
tans en ananas (uit blik). Al het an
dere fruit is mij onbekend gebleven.
Maar hoe beperkt ook mijn fruitkennis
is uit Indië, ik heb er een meer wereld
delen fruitsmaak aan over gehouden
er. wat m'n fruitervaring betreft, die is
niet gebleven bij:
"Jantje zag eens pruimen hangen
o, als eieren zo groot"
Ik kan nu ook met trots zeggen:
"Jan zag ook klappers hangen
o, als bloemkolen zo groot"
Alleen:
"Schoon niemand het me verbood
liet ik ze mooi hangen
want ik brak liever geen poot."
J. BLOKKER
(Vervolg: "Bogoriana")
Wij wurmen ons heen door de chao
tische stroom van vehikels naar de
plaats waar men een trottoir zou mo
gen verwachten. Woonde hier niet er
gens dokter Joop van Leent? Nee; uit
gesloten; onmogelijk! Ik zie namelijk
niet anders dan nauw op elkaar ge
pakte huisjes en miezerig kleine voor
tuintjes met magere djagoeng beplant.
"Eerst links; daarna rechts", heb ik
gezegd. Wij volgen deze instructie,
doen ons best, maar niets in deze
mierenhoop herinnert aan de gezochte
Laan van der Wijck. "Jongens, nog
even doorzetten. Hebben jullie nog
moed?"
Moed houden is inderdaad gewenst,
want waar wij in verzeild raken is je
reinste griebus. Vol, overvol, heet.
smerig, stinkend. Bijna beklemmend
is de atmosfeer door de walm van
de hemel-mag-weten-wat-voor luchtjes.
De rijbaan wordt weggetje, wordt
steeg, wordt modderpad, Verder gaan
lijkt zinloos. Ik geef het op, draai mij
om en beduid de kinderen naar het
station weer te keren.
Teleurgesteld? Een beetje. Maar niet
mismoedigd. Ik bezit immers een her
innering aan die Laan van der Wijck
van weleer, een herinnering, die zijn
glans voor altijd zal behouden, een
gulden schat, die niemand mij kan
ontnemen! "Laan van der Wijck, waar
ben je gebleven?" Ik zou dit willen
uitroepen, maar aarzel. Zoiets stijlvols,
zoiets harmonieus, zoiets volmaakts,
mag een eenvoudig man toch niet zo
maar tutoyeren?
SI ANOE
Welke kenner van het huidige Bogor
kan mij wegwijs maken en mij vertellen
wat er geworden is van bomen, huizen
en erven van deze onvergetelijke allee
en van de daarop uitmondende roman
tische Oudemansgang? Een foto zou
natuurlijk bijzonder welkom zijn.
gewicht 700 gr. Franco thuis.
Mevrouw van BUUL
Zeelsterstraat 165,
5652 EG EINDHOVEN
Tel. 040-51 57 81 - Giro 4442615
32