HET LANGE LEVEN VAN EEN SAFFIE Onderweg van Jakarta naar Bandung, niet ver voor Sumedang, zag ik deze lempeng-verkoper aan de kant van de weg zitten. Volgens onze chauffeur worden deze plakjes tabak hoofdzakelijk gemaakt van de opgeraapte sigaretten-peukjes. Voor ons hier in Holland een onfris idee, maar onwillekeurig dacht ik te rug aan de vele peukjes-rapers die ik in Jakarta had gezien (foto rechts). Sommige van deze peukjes-rapers waren er zo zeer in bedreven, dat ieaere keer wanneer hun vork uit schoot, er daarna een peukje aan vast zat. P. A. ARENDS MAHKAMAH AGUNG TOT HOOGSTE INSTANTIE VERKLAARD In Moesson van 1 dec. 1982 blz. 18 bespraken we de godsdienstrechtban ken in Indonesia, en we merkten op, dat men van een Pengadilan Agama (PA) in appèl kan gaan bij een Mah- kamah Islam Tinggi (MIT). Er ontstond echter felle discussie over de vraag, of men nog hogerop kan naar de Mah- kamah Agung (MA), het hoogste ci viele gerechtshof, om cassatie van een vonnis te verkrijgen. De MA zelf beschouwde zich wel als competent en vernietigde in feit enkele vonnissen van een MIT, die bij de MA waren voorgebracht. De meeste islamitische juristen waren echter van mening, dat de MIT het laatste woord had. Aan deze discussie is intussen een einde gemaakt. Want 7 januari 1983 werd door de Minister van Godsdienst zaken en de President van de MA een gezamenlijk Besluit ondertekend, waar bij de gehele godsdienstrechtspraak van het Dept. Agama wordt overge heveld en onder toezicht van de M.A. wordt geplaatst. Dat wil zeggen, ver klaarde de President van de M.A., dat "technisch-juridisch" de godsdienst rechtspraak onder de MA staat, maar "technisch-administratief" onder het Dept. Agama blijft. De Minister van Godsdienstzaken verklaarde verder, dat de godsdienstrechtbanken aan vankelijk inderdaad niet binnen de competentie van de MA vielen, maar dat deze situatie bij juiste over weging toch indruiste tegen de Grond wet (UUD) van 1945, waarbij de ge hele rechtspraak onder de autoriteit van de MA wordt verklaard. Boven dien is in de Wet nr. 14 van 1970 reeds gesteld, dat de MA vier vormen van rechtspraak omvat, daarbij inge sloten ook de godsdienstrechtspraak. Vandaar is dit gezamenlijk Besluit ei genlijk niets anders dan de uitvoering van de geldende wetten I Praktisch betekent dit, dat in gods dienstprocessen men recht van appèl heeft, maar ook in cassatie kan gaan, en niet bij de MIT blijft steken. Voor de overname van deze bevoegdheid heeft de MA reeds de nodige maat regelen genomen, met name door een bijzonder team van Opperrechters (Ha- kim Agung) te vormen voor deze pro cessen, en deskundigen inzake gods dienstzaken aan te trekken. Maarer zitten wel een paar haak jes aan de uitvoering. Nu de gods dienstrechtbanken zijn "gelijkgescha keld" met de gewone rechtbanken, moeten ook de rechters aan de ge wone eisen voldoen, dwz. gekwalifi ceerde rechtskundigen zijn, dus afge studeerd (Sarjana of Doctor) aan de Rechtsfaculteit van een Gewone Uni versiteit dan wel de Fakultas Syariat (Rechten) van een Islam-universiteit. Tot nu toe was dit geen vereiste voor een PA of een MIT. En verder rijst de moeilijkheid van de "formatie" van de nu gelijkgestroom- de PA en MIT. Alle functionarissen moeten ingepast worden in kolommen en rangen van de gewone salaris regelingen, op gelijke hoogte als de civiele rechtbanken. En dit levert wel problemen, gezien de begroting van het Dept. van Justitie, die ook niet ont komt aan forse bezuinigingen vanwe ge de economische recessie I In elk geval, het principe van een eensluidende rechtspraak voor alle burgers is hiermee veilig gesteld, en dat is verheugend. MF 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 4