Linkerfoto: Voorbeeld van de symbolische betekenissen die in de meeste panelen verborgen zitten. Rechterfoto: Het zesde niveau van
de Borobudur. De stenen wal is het eerste niveau, dan volgen de vier beelden galerijen.
beelden. Velen daarvan toonden hoe
hij zich in verschillende situaties moest
gedragen. Verder was geestelijke in
structie verborgen in diep symbolische
taal in beelden die oppervlakkig ge
zien slechts een gebeurtenis uit Bu-
dha's leven voorstelden.
Van een aantal van die symbolen is
de betekenis verloren gegaan, maar
andere kennen we nog wel. Als voor
beeld hiervan een paneel waarop
wordt uitgebeeld dat een vrouw van
hoge stand (gezien de pajong en haar
gevolg) aan de opgroeiende Budha
aanbiedt haar leven en bezittingen met
hem te delen. De vaas in het midden
verdeelt de scene in twee delen, rechts
de gebeurtenis en links de meditatie
daarover. Boven hem en haar tonen
z.g. gedachtenwolken wat ieder denkt.
Beiden denken in stand te stijgen, zij
door met een Bodhisattva te huwen,
hij door haar rijkdom.
Beelden in die wolken versterken deze
gedachten. Bovendien toont het phal-
lussymbool onder aan haar wolk haar
verlangen naar het sexuele.
Uit zijn wolk hangt boven de linker
schouder een bel, eenvoudige aandui
ding voor een innerlijke waarschuwing,
het aantal kussens waarop een Bod
hisattva zit toont de hoogte tot waar
hij gekomen is. In het gedeelte van het
beeld links zit hij pas op één kussen.
De kleine figuurtjes onder de vloer
verwijzen naar het onderbewustzijn en
duiden er hier op dat hij nog niet ge
leerd heeft ideeën en gevoelens die
daar uit opstijgen te onderkennen en
te beheersen.
De beelden naast hem zijn doorge
drongen tot zijn zelfbewustzijn, en hier
wijzen de twee naakte vrouwenfiguren
er op dat hij door meditatie beseft dat
ook bij hem sexuele drijfveren aan
wezig zijn.
Gaan we vanaf de vierde beeldenga
lerij weer een trap op dan treft ons
ineens een heerlijke rust. Gaen beel
den meer. We zijn gekomen vanuit de
vormwereld in de wereld zonder vorm.
Maarde trap die toegang tot deze
wereld geeft heeft opeens een nauwe
re doorgang. Betekenis: "Tot hier
kunt gij komen aan de hand van een
ander. Van hieruit moet gij alleen ver
der gaan". (Dit is ook te zien op de
foto in Moesson van 15 maart).
Boven dit niveau, komen nog drie ni-
veau's die alle rond zijn, geen buiten
muren hebben, maar tezamen in totaal
72 stupa's dragen. In elke stupa be
vindt zich een beeld dat men door de
gaten in de stupawand kan zien. In het
Mahayana boedhisme dat door de Bo
robudur in steen wordt uitgebeeld,
wordt een ieder die de eed heeft af
gelegd te zullen streven naar verlich
ting, een Bodhisattva genoemd. De
beelden in de stupa's zijn Bodhisatt-
va's. Zij hebben reeds een zodanige
hoogte bereikt dat zij voor aardse
stervelingen niet meer zichtbaar zijn,
behalve voor iemand die getraind is
om door helderziende waarneming
door de sluiers (de gaten in de stupa
wand) heen te dringen.
Het zesde niveau heeft een bijzondere
betekenis. Zij die hier vertoeven heb
ben verbinding, althans kunnen die
maken, met enerzijds de vormwereld
(waarop wij op aarde in leven) en an
derzijds de wereld zonder vorm (de
meer goddelijke wereld).
Om het verband te begrijpen tussen
de Javaanse magie, (de leer van de
kris met zijn pusaka's), en de Boro
budur, moeten we ver in de geschie
denis terug gaan. Tot 700 a.d. was
de kris een wapen dat op de rug werd
gedragen, zo, dat het gemakkelijk kon
worden getrokken. Het had toen ge
woonlijk een recht blad. Later, naar
mate de veiligheid toenam en een wa
pen niet meer zo nodig was, bleef toch
de gewoonte bestaan om de kris te
dragen als een deel van de kleding.
Hij werd ook een attribuut van sociale
stand en werd voor dat doel versierd
met goud en edelstenen. Er ontston
den gegolfde bladen. In die soorten
sierkrissen zijn we in dit verhaal niet
geïnteresseerd, wel in de z.g. "be
zielde" krissen, de pusaka. Zo'n pusa-
ka is slechts bij uitzondering versierd
(b.v. een pusaka van de sultan). Het is
dus in het algemeen een eenvoudige
kris, die men ook niet kan kopen,
alleen kan krijgen.
Oorspronkelijk was de religie, zoals
die van andere volken animistisch.
Bergen, bomen, de wind enz. werden
verondersteld bezield te zijn. En wat
was belangrijker dan bezieling van het
eigen wapen. Al heel vroeg dus werd
aan de kris bezieling toegeschreven.
Ook het Hindoeisme, dat vóór het
Boedhisme naar Java kwam was sterk
animistisch gekleurd. Dit Hindoeïsme
was lange tijd de meest verbreide
godsdienst, getuige ook het enorme
tempelcomplex, de "Prambanan" aan
de andere kant van Yogya. Het Boe
dhisme waarin vele richtingen bestaan
kwam betrekkelijk laat, zo in het be
gin van onze jaartelling. De richting
die toen naar Java kwam was het Hi-
nayana, maar in die tijd begon in India
een nieuwe richting te ontstaan, het
Mahayana. Dit kwam pas veel later,
zo omstreeks 600 a.d. naar Java, maar
in betrekkelijk korte tijd verdrong het
vrijwel volledig het Hinayana, dit in
tegenstelling tot wat er in andere lan
den gebeurde.
Er bestaat een essentieel verschil tus
sen de twee richtingen. In Hinayana
streeft de ingewijde naar de eigen
verlossing, het bereiken van Nirwana.
In Mahayana werd geleerd dat, zodra
het niveau bereikt is waarop Nirwana
kan worden binnengegaan, een veel
hoger doel gediend wordt door dit uit
te stellen teneinde mensen op aarde
bij hun geestelijke ontwikkeling te hel
pen. Het binnengaan van Nirwana ver
breekt de banden met de aarde. Dit
niveau komt bij de Borobudur overeen
met het zesde niveau.
Achter het Mahayana aan kwam het
Tantrisme dat met zijn magische spreu
ken en ceremoniën aan ingewijden de
kennis verschafte om magische krach
ten te verwerven. In deze atmosfeer
presenteerde de kris met zijn oeroude
traditie van bezield wapen zich als het
ideale magische instrument. Het kon
bovendien altijd gedragen worden zon
der opzien te baren.
De koningen en sultans van Midden
(lees verder volgende pagina)