Palmen en Pasirahs XIII)
DE VERDWENEN DJAKSA
door Victoria Kaulbach en Dr. J. van Waardenburg
Een djaksa is een inlands officier van justitie. Hij is de rechterhand van de
controleur tijdens een rechtszitting van het magistraatsgerecht, de Rapat of de
Moesapat. Hij wordt altijd ingeschakeld bij het vooronderzoek van misdaad,
diefstal, verduistering, moord, enzovoort.
Eén van de meest onaangename taken van een controleur Binnenlands Bestuurs
- dus ook van controleur Aardeman - was wel de plicht volgens voorschrift van
de Resident bepaalde kas-inspecties te houden. Zo bestond er bijvoorbeeld een
plaatselijk fonds met een secretaris of een secretaris-penningmeester, die
volgens oekase van de Resident tweemaal per jaar behoorde te worden ge
controleerd. Dat betekende dan op een onverwacht moment binnenvallen, ver
zoeken al het geld uit de kas te halen, en vervolgens alles te tellen: centen,
gobangs (2'/2 centstukken), stuivers, dubbeltjes, kwartjes, halve guldens, gul
dens, rijksdaalders, papiergeld, enzovoorts.
Wanneer dat was gebeurd, werd vastgesteld welk bedrag er op dat moment in
kas was aangetroffen. Dan werden de kasboeken, de hoofden-boeken en het
kas-opnameregister opgevraagd en grondig bekeken. Alles zelf tellen, want tel-
apparaten waren toen onbekend Wanneer die boeken waren afgesloten, moest
het saldobedrag, dat in die boeken voorkwam, uiteraard kloppen met het saldo
in kas. Daar was Aardeman dan de hele warme ochtend mee zoet.
In de vele jaren (30) van zijn dienst
tijd, had Aardeman het altijd getroffen,
hoe verwonderlijk het was, dat alle
kashouders, die hij moest controleren
en die zelf met hele kleine salarisjes
hun werk moesten verrichten, op een
enkele uitzondering na, nooit op fraude
werden betrapt.
Nemen we eens een zout- en opium-
mantri. Deze man verkocht uit zijn
gouvernementsvoorraad zout aan de
tussenhandelaren die het op hun beurt
bij kleine hoeveelheden aan markt
venters, stroopverkopers, kortom aan
het publiek sleten. De zout- en opium-
mantri verstrekte ook opium aan Chi
nezen, die hiervoor een geregistreerde
vergunning bezaten. Alle opiumschui
vers waren geregistreerd en met naam
en toenaam bekend.
Zo'n mantri verdiende in die dagen
een salaris van f 35,of f 40,per
maand en hield in die dagen een kas
onder zich van zo'n 10.000,a
f 20.000,Deze beambte werd be
halve door de Inspecteur of Contro
leur van de Zout- en opium regie door
controleur Aardeman zeker 2 maal per
jaar gecontroleerd. En altijd - tot op de
laatste cent nauwkeurig - klopte de
kas en ook de voorraad
Maar gedurende de lange diensttijd
van Aardeman was het natuurlijk ook
voorgekomen, dat er iets niet in orde
was. Daar had je bijvoorbeeld het
trieste geval van een plaatselijk fonds
waar de controleur een kasinspectie
moest houden. Zijn voorgangers had
den dit nooit gedaan. Die inspectie
ging niet door omdat de kashouder,
die in verband met zijn positie van
tevoren was gewaarschuwd, zich ziek
meldde. Controleur Aardeman deelde
hem schriftelijk mede, dat hij dan wel
over 14 dagen zou komen, als hij weer
gezond was. Hij kon malaria hebben
of lijden aan een of andere tropische
aandoening. Hoe vaak kwam dat niet
voor?
Toen de veertien dagen verstreken
waren, begaf Aardeman zich op weg
naar de woning van de penningmees
ter. Daar trof hij een menigte mensen
aan in de tuin voor de woning. Was
er een opstootje gaande? Toen Aarde
man zich een weg had gebaand door
de mensen vernam hij van een haastig
toegeschoten bediende, dat de kas
houder zichzelf met een revolver door
zijn mond had geschoten. De kogel
had het lichaam via de nek verlaten,
maar ook het leven was bijna gevlo
den. Enige uren later stierf de man.
Dit was een enorm drama natuurlijk.
Want op zijn sterfbed bekende de kas
houder een groot kastekort te hebben!
Het geval was des te tragischer, niet
omdat het hier om een Europeaan ging,
maar omdat de man zeer goed aange
schreven stond bij de hoge bestuurs-
en militaire autoriteiten met wie hij
geregeld borrelde. Aardeman meldde
het drama direkt aan zijn chefs.
Geruchten deden weldra de ronde. Er
werd zelfs gefluisterd dat de man het
geld niet voor zichzelf had gebruikt,
maar uitgeleend had aan enige hoge
heren; dit kon uiteraard niet bewezen
worden. Dat wilde men ook niet
Geld I GeldGeld is een drijfveer
voor veel kwaad, tot moord toe Er
bestaat een verhaal in de Arabische
literatuur, dat beschrijft hoe een ko
ning op een dag een grijsaard met een
enorme sprong over een gracht zag
wippen. Zo'n prestatie kon zelfs een
jongeman nauwelijks verrichten. De
vorst, vol bewondering voor deze
sprong, ontbood de grijsaard en vroeg
hem hoe hij 'm dat gelapt had? Als
antwoord toonde deze hem een beurs
met duizend goudstukken, de drijfveer,
die zo krachtig was, dat die zijn oude
lichaam over de gracht had gezet.
Aardeman heeft wekenlang met grote
wroeging rondgelopen, dat hij deze
inspectie had doorgezet. De man was
uit egards voor zijn leeftijd en zijn
connecties al in tien jaren niet ge
controleerd en dat was de fout
Volgens voorschrift moest de djaksa,
de inlandse officier van justitie, vier
maal per jaar gecontroleerd worden.
Ook deze man had een flinke kas on
der zich aan boetes door de recht
bank opgelegd, die hij inde en eens
per maand moest afdragen. Aardeman
hield deze inspecties op de meest on
verwachte tijden, maar wel dusdanig
dat eenmaal per drie maanden de di
verse kashouders werden gecontro
leerd. Hij vond de djaksa een wat
louche figuur, maar zijn kas klopte
altijd. Aardeman had toch het gevoel
dat er iets gaande was en omdat ook
de president van de Landraad de be
voegdheid had de kas van de djaksa
te inspecteren, vroeg hij Jhr. Mr. Van
den Brandeler, de toenmalige presi
dent van de Landraad, ook deze djak-
sa-kashouder op de meest onverwach
te momenten af en toe te controleren.
Dat was dan ook regelmatig gebeurd,
maar van enige onregelmatigheid was
nimmer gebleken.
Toen de tijd voor zijn tweede verlof
was aangebroken, vertrok controleur
Aardeman met zijn gezin naar Neder
land met twee jaar studieverlof. Hij
had zijn opleiding tot Indoloog in Lei
den genoten. Die studie had drie jaar
geduurd. In 1920 werd het "Acade
misch Statuut" ingevoerd en de drie
jarige studie "Indologie" werd omge
zet in een doctorale studie van vijf
jaar. Daarbij had men de keus tussen
Economisch- of Juridisch- of Taalkun
dig Doctoraal. Enige bestuursambte
naren met 3-jarige opleiding werden
in de gelegenheid gesteld dit docto
raal examen alsnog af te leggen - ten
minste als hun conduite dit rechtvaar
digde.
Die kans was Aardeman reeds tijdens
zijn eerste verlof geboden, maar we
gens een schrijnend tekort aan B.B.-
ambtenaren moest hij toen zijn vervolg
studie afbreken. Een enorme financiële
strop Nu kreeg hij ten tweede male
de kans het doctoraal examen Indo
logie af te leggen. Dat betekende, dat
hij twee jaar in Holland kon blijven
om bepaalde vakken, die hij het meest
aantrekkelijk vond, grondiger te be
studeren. En dat alles met behoud van
verlofsalaris, terwijl de studietijd voor
volle diensttijd werd meegeteld. Een
bof dus
Zijn voorkeur ging in de eerste plaats
uit naar de studie van de Islam. Daar
had hij als B.B.-er bij de rechtspraak
dagelijks mee te maken gehad, vooral
in zo'n gewest als Atjeh, waar de Is
lam in orthodoxe vorm beleden wordt.
Dan de talen: Maleis en Atjehs. Aar
deman had eerder in Atjeh het prak
tijkexamen Atjehs gedaan en daarvoor
1.000,(minus 200,belasting)
als premie uitbetaald gekregen. In de
geschriften over Atjeh komt veel Ara-
10