ORIENT TRAVEL B.V. Retour Bangkok voor slechts 1590, Sri Lanka plus Indonesië retour 1790, De specialist op het Verre Oosten biedt aan Rokin 52 - AMSTERDAM - Tel. 020 - 24 25 38 Laan van Meerdervoort 291 - DEN HAAG Tel 070 - 63 83 67 Singel 486 - 1017 AW AMSTERDAM Tel. 020 - 23 74 84 heten. Aan de kant van de weg hurkte haar duenna. Zo was de adat. Het was Aardeman vreemd te moede, toen hij de welbekende straten weer zag. Er waren wat huizen bijgekomen, de Demmeni-brug stond nog over de ruisende rivier en de kinderen maakten nog hetzelfde kabaal toen hij langs de Pastoor Verbraakschool reed. Hij genoot van zijn uitstapje naar Lho' Nga, waar hij vroeger zo dikwijls een zeebad had genomen. Hij sprak weer zijn geliefd Atjehs. Hoe graag had hijWensen geven vaak verdriet. Aardeman zette deze senti menten echter snel van zich af. Hij zou zo spoedig mogelijk de zaak, waarvoor hij gekomen was, onderzoe ken en uitpluizen. Hij had zich wel eens afgevraagd hoe het eigenlijk kwam dat - wanneer een Atjeher gekneveld of tekort werd ge daan door zijn hoofden - als dit alles hem te machtig werd, hij dan ten einde raad naar de wapens greep. Onlogisch is dat hij dan niet zijn Hoofd, niet zijn familie, maar de Kompeuni (Gouverne ment), die hem geen kwaad berokkend had, de oorlog verklaardeDe Kompeuni werd de zondebok. Feitelijk had de Atjeher alleen maar te maken met zijn Hoofd. Natuurlijk waren er beperkende bepalingen voor dat Hoofd, die deze moest doorgeven aan zijn volk. Het was natuurlijk niet toegestaan iemand in koele bloede op straat af te slachten. Dat ging ook vroeger in de Atjehse maatschappij niet. Dobbelen was verboden. Stieren gevechten werden niet toegestaan. Dat waren allemaal bepalingen, die voor iedereen golden. Óver het algemeen kan men stellen, dat als deze man zijn 3 of 4 gulden belasting per jaar be taalde het bestuur heel weinig met hem te maken had. Daartegenover stond het positieve. Het bestuur' zorgde er via de Hoofden voor: dat de landbouw werd bevorderd; de veeteelt werd verbeterd; de visvangst werd uitgebreid; er wegen werden aan gelegd; de rivieren schoon gemaakt en bevaarbaar werden gehouden; de volksgezondheid krachtig ter hand werd genomen. De gedachte kwam wel eens bij Aar deman op, dat de adat, de godsdienst en alle drukkende bepalingen uit het matriarchaat, waaronder deze mensen gebukt gingen, een grote druk op de Atjehers uitoefenden. En dat zij door al die gebods- en verbodsbepalingen zo'n vrees voor hun eigen Óverheid koesterden, dat zij op een gegeven moment naar de wapens grepen, de bossen invluchtten en opstandeling werden. De grote vrees dus van de lagere voor de hogere, de zwakkere voor de mach tige. Ook hier was dit het geval. Wan neer de Moesapat - dat is de recht bank in Atjeh - in civiele zaken vonnis had gewezen, werd bijvoordbeeld de persoon Amat veroordeeld binnen een maand een bedrag van 50 of 75 of 100 gulden terug te betalen aan Boeng wegens geleend geld, of schuld om welke reden dan ook. Aan dit vonnis werd de bepaling vastgeknoopt, dat: "Amat wordt veroordeeld om binnen een maand de somma van 100, terug te betalen aan Boeng; wanneer deze betaling niet op tijd geschiedt, zullen de goederen van Amat, waarop op verzoek van eiser conservatoir be slag is gelegd (dat is beslag gelegd bij het indienen van de eis), worden ge veild." Dit om verduistering van goe deren door Amat te voorkomen. Na een maand komt de eiser bij de djaksa en klaagt: "Zeg djaksa, hoor 's even, Amat heeft mij nog niet betaald. Ik verzoek om over te gaan tot ver koop van de goederen, waarop U vroeger beslag hebt gelegd." Dan ging de djaksa naar de veroor deelde Amat, praatte met hem lang en breed, gaf hem desnoods nog een week de tijd om de zaak in het reine te brengen. Uiteindelijk - als er toch niet werd betaald - werden die goe deren van Amat, waarop beslag was gelegd, in het openbaar verkocht. Van die openbare verkoping moet U zich niet al teveel voorstellen. Als je diep in de binnenlanden zit betekent een "openbare verkoping" dat er één of twee of drie kampongs in de buurt weten dat er ergens een buffel verkocht zal worden, of een rijstblok of een stamper. Bekendheid werd daaraan gegeven door op 3 achtereenvolgende dagen op een tong-tong te slaan, het zoge naamde poekoel tjanang (omroepen) en zo de openbare verkoop door een omroeper te doen aankondigen. Dan werd de karbouw verkocht. Laten we aannemen, dat de schuld van Amat f 50,bedroeg. De gampong lag diep de binnenlanden in. Langs heg en steg, over riviertjes en blangs trok de djaksa zo'n 10, soms 20 kilometer ver op zijn fiets het ruige land in. Als het bandjierde kon hij nog omrijden ook. Hij moest die karbouw, waarop beslag gelegd was, in het openbaar verkopen. Een eenvoudige kampongweg tussen de heggen van de belendende erven. Een karbouw met lodderogen, enkele gegadigden eromheen, een strootje rokend, hurkend onder een boom, mompelend tegen elkaar. De gedaag de Amat met een stuurs gezicht. Hij was zijn karbouw kwijt. En nu bracht de karbouw 75 gulden op. Meer dus dan de schuld bedroeg. Dan zou dus ten rechte de eiser Boeng die f 50, uitbetaald krijgen. Die kreeg hij. De koper leidde zijn nieuw verworven kar bouw weg en Amat, op wie de schuld verhaald werd, moest dan de overige 25 gulden ter hand gesteld worden. Minus een rijksdaalder reiskosten voor de djaksa. Deze verhandeling ging helemaal buiten het bestuur om. De lèlang was voorbij. Men ging zijns weegs. De djaksa reed terug op de fiets, de schuldeiser was tevreden ge steld, de karbouw verkocht, de zaak was afgehandeld. Nu moet U zich voorstellen, dat Aar deman al een half jaar weg was met verlof, toen ineens de djaksa de be nen nam en verdween naar de Over- wal, het schiereiland Malakka. Weg djaksa I En hij had een bepaalde som meegenomen. Ja, maar dat wist men bij zijn verdwijning nog niet! De toen malige controleur moest natuurlijk uit zoeken waarom die djaksa ineens ver trokken was. Toen die vogel gevlogen was, kwamen van heinde en ver en van overal vandaan de klachten bin nen, dat die djaksa geld achterover had gedrukt. Al die gevallen werden genoteerd. Van Amat had hij bij de verkoop van een karbouw 25,ach tergehouden. Van die f 60,niet af gegeven, van een ander f 30,in zijn zak gestoken. En op die manier waren de bedragen opgelopen tot 8000, Niemand had daar ooit - toen de djak sa nog aanwezig was, over gerept. Nooit had iemand een kik gegeven, nooit een klacht geuit! Pas toen de oplichter de benen had genomen, za gen zij hun kans schoon. Nu moesten zij aanklagen en dat werd gedaan, het geen ook resultaten opleverde, want toen werd vastgesteld dat van al die openbare verkopingen, die deze djak sa had gehouden, in totaal 8000 gulden was verdwenen. (lees verder volgende pagina, onderaan) 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 12