HONGER door J. BALT Het was in de tweede helft van het jaar 1920, dat ik met enkele schoolgenoten als stuurmansleerling werd gemonsterd voor een enkele reis naar Oost-Azië op het stoomschip "KANGEAN" van de toenmalige Stoomvaart Maatschappij Ne derland, die met zijn vele vracht- en mailschepen de trots van de Amsterdamse haven was. Het schip was gescharterd (ingehuurd) door de Nederlandse Scheep vaart Unie; de bekende gele schoorsteen met zwarte top werd voor die reis geheel zwart geschilderd en voorzien van een oranje band. Na een gedegen theoretische opleiding werd door ons "voet aan boord gezet" om voor het afleggen van het eerste staatsexamen voor het diploma van "derde stuurman grote vaart" over het vereiste jaar praktische ervaring te beschikken. Zoals in die jaren nog gebruikelijk, was de "Kangean" een stoomschip, motor schepen verkeerden nog in het prilste proefstadium. Het schip werd derhalve voortbewogen door een stoommachine, gevoed door stoomketels en steen kolen. Op geregelde tijden moest in aan de bevaren route gelegen havens kolen gebunkerd worden, hetgeen telkens een schip zwart van het kolenstof betekende, steeds gevolgd door een omvangrijke schoonmaakbeurt. Voor het bedienen der ketelvuren en het transporteren van kolen uit de bunkers naar de vuurdeuren in het ketelruim, beschikte het schip over ruim 20 stokers en tremmers. De uitreis via de Middellandse Zee, het Suezkanaal, Singapore tot aan Ma nilla (Philippijnen) verliep normaal. Vele waren de indrukken, die wij op onze eerste reis te verwerken kregen. Voorstellingen, die wij vroeger had den gemaakt van vreemde landen en zeeën en bovenal het leven aan boord, werden nu aan de werkelijkheid ge toetst. Geconfronteerd met deze wer kelijkheid konden wij ons nu verge wissen van de juistheid van de keuze, die wij gemaakt hadden t.a.v. een loop baan als koopvaardij-officier. Na het aandoen van Manilla werd de steven gericht naar Hongkong, Engelse kolonie op het vaste land van China, een oversteek door de Zuid-Chinese zee. Nu komen op dat deel van Oost- Azië periodiek zware tropische wer velstormen voor, bekend onder de naam van tyfoon. Dergelijke zware depressies volgen als regel een be kende route. Zodra dus bekend is waar zich het dieptepunt bevindt, is het voorspelbaar of de koers van een schip gevaar oplevert m.b.t. het te dicht naderen van het centrum van de orkaan. Over het algemeen zal, waar mogelijk, de voorgenomen koers zo danig worden aangepast, dat het ge vaarlijke centrum wordt omzeild. De vliegende storm rondom het centrum is gevaarlijk voor de zeevaart en voor al kleinere schepen krijgen het zeer zwaar te verduren. Bij onze oversteek naar Hongkong dreef het centrum van een tyfoon op veilige afstand aan ons voorbij, even wel bevonden wij ons gedurende vier dagen in een zware storm met een hoge wilde zee. Het schip was geladen met stukgoed en lag lang niet op vol ledige diepgang, het slingerde en stampte zodanig, dat lopen op het dek ervaren zeebenen vereiste. En wij, stuurmansleerlingen op onze eerste reis ondergingen de vuurdoop: zee ziekte: De één heeft er wel last van, een ander niet. Wel, ik was de één. Vier dagen lang hing ik periodiek met mijn hoofd over de railing, kon geen eten meer zien, maar moest wel over geven. Waar kwam het vandaan? De vierde dag werd ik levensmoe en zag groen. Nu gebiedt een ongeschreven wet aan boord, dat je bij zeeziekte nooit in je kooi mag blijven liggen, doch dient te blijven werken. En dus werkte ik aan dek, zij het met veel in spanning en weinig animo. Als stuurmansleerling moest ik leren sturen en zo kreeg ik een roerbeurt, die duurde van drie tot vier uur in de middag. Plichtsgetrouw klom ik der halve om drie uur de trappen van het brughuis op en op de brug aangeko men, loste ik de roerganger af. Hij gaf mij de koers op, die ik moest trach ten te behouden. Het zwaar slingeren de schip, waarvan de kompasroos (groep van magnetische naalden rus tend op een naaldvormig steunpunt) steeds draaiende bewegingen maakte, reageerde slechts langzaam op de cor rigerende stimulans van het roer. Af en toe kwam de stuurman van de wacht naast mij staan om te contro leren of ik er wel in slaagde het schip op koers te houden. Ik besteedde nauwgezette aandacht aan de bewe gingen van het kompas en die inspan ning had tot gevolg dat mijn zeeziekte gedurende dat uur volkomen verdwe nen was. Om vier uur werd ik weer afgelost en naar het achterschip lo pend kon ik niet eens het einde van het dek halen, zonder weer met mijn hoofd over de railing te hangen. De bootsman wist een oud beproefd medicijn: "Jongen, vraag aan de kok een paar stukjes spek, bind die aan een touwtje, slik dat in en haal de stukjes spek in je keel heen en weer." Op de vijfde dag klaarde het weer op en werd mijn honger onverzadigbaar. Daarmede was ik voor zeeziekte vrij wel immuun geworden, de ondergane kuur had resultaten opgeleverd I Na Hongkong werd de reis voortgezet naar enkele havens in Japan en toen begon de thuisreis. Met een leeg schip werd koers gezet naar de Gele Zee, alwaar in de havenplaats Dairen een volle lading soja-olie met bestemming Nederland op ons lag te wachten. Dairen ligt op een landengte van Mantsjoerije, 30 km van de uit de Russisch-Japanse oorlog bekende ha venplaats Port Arthur. We arriveerden daar in januari en het was erg koud. De Kangean kon ruim 8000 ton lading vervoeren, die nu be stond uit 32000 vaten (houten vaten) en verder 800 ton olie z.g. in bulk, in een als tank ingericht gedeelte van het schip. Vanuit op heuvels liggende op slagtanks werd via een pijpleiding 800.000 liter soja-olie in de dieptank van het schip gespoten en toen deze tot maximumhoogte was gevuld, werd met zware stalen deksels, voorzien van oliedichte pakking, de dieptank oliedicht afgesloten. In de ruimen werden de houten vaten, elk gevuld met ongeveer 200 liter olie, zeevast gestuwd. Chinese timmerlie den maakten van planken en latten eenvoudige stellages, waarin de vaten zeevast kwamen te rusten. In latere jaren werden vaten meestal fabrieksmatig van plaatstaal vervaar digd, derhalve machinaal knippen, per sen, lassen, spuiten en dan rolden de cilindervormige vaten van de lopende band. Doch de houten vaten, die z.g. buikig waren, bestonden uit houten duigen, samengeklemd door ijzeren hoepels, hetgeen het vakmanschap van een "kuiper" verlangde. In vroe ger jaren was "de kuiper" een veel voorkomend ambachtsman, getuige het grote aantal nu nog voorkomende al dus luidende familienamen, (slaat U de telefoongids maar op). Cilindervormige vaten laten zich ge makkelijker zeevast stuwen dan bui kige houten vaten en bij slingerend schip moeten de vaten goed op hun plaats blijven, bij ruimte tussen de vaten zullen deze zich gaan bewegen en lek slaan. Het Chinese werkvolk bestond ver moedelijk uit talrijke Koreanen, ze droegen nog staarten onder de beken de kegelvormige punthoeden en wa ren van een langer postuur dan de doorsnee Chinezen en Japanners. Het laden van de vaten gebeurde ge lijktijdig over verschillende ruimen van het schip. Het werkvolk in de ruimen' werd regelmatig opgejaagd, door een z.g. voorman, die in de ruimen af daalde en nogal loshandig was. Dan ging het rauw toe, getuige de opstij gende kreten. Dairen was een grote stad en deed me wat aanzien en bouwwijze betrof fen, denken aan de illustraties van Jules Verne's boek Michael Strogoff, de Koerier van de Tsaar. Kent U ze nog die blauwe gebonden boeken, met goud opdruk? In onze jeugd wer den ze verslonden, tegenwoordig zou men de inhoud met een goed Hollands woord: "science fiction" betitelen. (lees verder pagina 37, Ie kolom bovenaan) 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 23