BEGIN VAN EEN NIEUW BEGIN Indische spekkoeken Bermé 24 Augustus 1945. De kinderen waren post-op'halen, op het adres waar ze eens Jn de week door de Ass. Wedono voor de kleine Indische gemeenschap werd bezorgd. Dansend en jubelend kwamen ze thuis. "Mamma, mamma... de oorlog is afgelopen, voor bij... 't staat in de krant..." Wat een geluk, dat er nog iemand was die altijd probeerde de moeilijke Bahasa- krant van a tot z te lezen. Anders hadden we het nog niet geweten. En de krant was ruim een week oud. ledereen was gek van vreugde. Met "iedereen" bedoel ik de zeven of acht gezinnen die, hoog op de hellingen van de Argapoera, probeerden in alle eenzaamheid de oorlog te vergeten. De afwezigheid van mannen/vaders was een nooit aflatende herinnering er aan. Berichten uit de kampen kwamen moei zaam door. Heel af en toe, hier of daar, een enkel geluidje. Bij ons was onlangs pappa's eerste kaart na bijna drie en een half jaar binnen gekomen. Een paar woorden maar. -"Saja séhat, ha- rep kamoe djoega. Tabé... 'Grete'." Ben gezond, hoop jullie ook. De onder tekening liet ons weten, waar 'hij zich bevond. Grete was een vriendin, die voor de oorlog in Batavia woonde. Uitbundig vierden we die dag met ons allen een dubbel feest. Maren, één van onze dochters, was n.l. 14 geworden. En onvoorstelbaar, wat vrouwen met simpele middelen, als moes van wor teltjes en gaplèh-meel, tèrong blanda en kolang kaling al niet konden doen. Een mens wordt vindingrijk in moeilijke tijden. En nu was daar dan eindelijk de vrede.. -"Wie weet, is pappa met een paar dagen wel thuis."- Wat een optimisme in mijn grote blijdschap. De wens is de vader van de gedachte. "Eigenlijk zou ik moeten proberen, in Malang allerlei lekkere dingen op de kop te tikken. (Zwart) Boter, kaas, ham." Chinese toko's hielden het één en ander nog wel eens achter. Wat zou ik hem graag royaal binnen halen na alle ontberingen. Ik kwam tot bezinning. Begreep dat "de paar dagen" wel uit zouden lopen tot minstens ...weken. "Ajo, zullen we?" We hadden allemaal wel trek in kaas. Iedere week reed van het Bosbeheer een vrachtwagen naar Malang. Nou het niet langer oorlog was, zou de dhauffeur ons vast wel mee willen laten rijden, achter op de bak. Hij dééd het. Voor een groezelig bank papiertje waar ik een dikke bundel van in mijn tas had. Opbrengst van een paar lakens. De drie jongsten mee. Non en Rob zouden een paar dagen op het huis passen. Op Malang lieten we ons droppen bij een goede vriendin. "Bêtoel ja Tir, djangan tidah" liet ik de Chauffeur beloven ons twee dagen later weer op te halen. "Tsk.djangan koeatir...kalo saja bi- lang betoel, ja betoel." Hij had ja gezegd, dan was het ook ja, daar kon ik van op aan. Casta sloeg de handen in elkaar, toen we zo plotseling bij haar binnen kwa men vallen. "Hoe heb je het gewaagd nog op reis te gaan'. "Gewaagd? Wat valt er te wagen? De oorlog is toch voorbij." "Voorbij, zegt ze. Wat zijn jullie toch 'tölöl' daar op Bermé. Voor ons begint het pas!" Wij hadden de volgende krant niet afgewacht. Anders hadden we geweten dat de Republiek was uitgeroepen. Tir kwam ons ophalen. Geen enkele blanda kon de stad nog uit. Met honderden anderden draaiden we in Malang het exltremisten-Jkamp in. Niets van het buitenge'beuren drong tot ons door. Ook van mijn twee oudsten, tien lange maanden taal noch teken. Op een steenworp afstand. Want hoe ver lagen Malang en Bermé, hemelsbreed, toch maar van elkaar. Hooguit 100 km. In mei of Juni '46 begon het Rode Kruis met het afvoeren van de Malang- wijk. Alfabetisch. Toen wij aan de beurt waren, weigerde ik te vertrekken, zon der de twee oudste kinderen. En boven alle verwachtingen waren zij er, binnen een week. Wij maakten de reis waar duizenden van mee kunnen praten. De geblindeerde trein, het vertrek in de nacht. Als sardines in een blikje. De overnachting in Solo en de daarop volgende vlucht naar Semarang in een griezelig vibrerend vliegtuig. De ont vangst daar was hartelijk. Met, waar we zo'n trek in hadden, broodjes-kaas. Chocolademelk en koffie. En het kon niet op. Toen de "óntluizing" in het opvanghuis, wat niet overbodig was na de barakken in Solo. Wandluizen... légers! Brrrrrr... Op het kantoor konden we de verlang de eindbestemming opgeven. Voor ons natuurlijk Batavia. En paar dagen later,... "inladen"... op vrachtwagens naar de rede. Nog eerst TANTE NON's Franco thuis in speciale verpakking Min. 500 gram f 20, Min. 750 gram f 25, stort op giro 38 92 616 Mevr. F. Y. Robert-Flamand Mozartlaan 629 5011 SP TILBURG, tel. 013-56 08 35 appél voor het afrijden. "Mevrouw Marsman en vijf kinderen". "We zijn er". "Marsman? Heeft u dat telegram ge vonden op kantoor?" "Telegram? Voor mij? Wah even, séh..." Ik was er al af. Zwaaiend met een wit papier liet ik ook de kinderen van de bak afspringen. "We gaan naar Soerabaia jongens." De wagen reed weg. Wij wuifden naar elkaar of we allemaaal goede vrienden waren in plaats van alleen maar lot genoten. De mevrouw die de bood schap had doorgegeven, riep ik na: "Hartelijk dank!" De volgende dag ging het transport naar Soerabaia. 10 Juli '42 waren we voor het laatst even op visite geweest in het 10e Bat. in Malang. 10 Juli '46 zagen we pappa terug. Na op de dag af vier jaar. De hemel zij geprezen... Soerabaia voor de oorlog, betekende voor mij, winkelen. Djanda in het groot. Zo eens in de vijf, zes maanden, als mijn man voor besprekingen met de directie op het hoofdkantoor moest zijn, nam ik een snipperdag. Méé. De kinderen kregen ook vrij maar die blgven thuis, want het was een lange rit. 200 km heen en evenveel terug. We gingen vroeg van huis om zo rond half negen in Soerabaia te zijn. Waar het al aardig druk was op de wegen; een gezellige bedrijvigheid. Het bel gerinkel van sado's en fietsers was niet van de lucht. Het do-lièt-dot-det van auto's, opelette's en demmo's. Betja'h's kwamen pas later. Wel reden er kossongs rond; symbool van Soerabaia. Ik geloof niet dat ze als "huurwagen" nog ergens anders in Oost Java waren maar misschien ver gis ik me. Een auto van de firma met chauffeur bracht mij overal waar ik naar toe wilde. Eerst de goedang aan vullen bij toko Nam of Piet. En dan de hele verdere morgen, winkel in, winkel uit en niet uitgekeken raken op al het moois. Nog minder, uitgekocht. En dan, om een uur of één, doodmoe en daas van het geroezemoes en de warmte, naar Stam en Weyns, waar wij altijd op elkaar wachten. Meestal ik op hem, want als een planter over zijn aanplant vertelt, raakt hij niet gauw uitgepraat. Maar de koelte daar, was weldadig, het bier (vat) best en de saucijze- broodjes nóg beter. Spécialité de la maison) Na een lekker etentje, tegen drieën, weer huistoe. Met alle inkopen, cadeautjes en een beetje olèh olèh voor de huisbedienden. Op Sidoardjo, mampirren bij 't Loodje, voor een paar dikke gerookte ban- dengs. Verrukkelijk. Met het gedreun en gedaver van de grote stad voor de hele verdere middag en avond in mijn hoofd kwamen we thuis. Dan was het voor mij weer mooi geweest voor een hele tijd. Leuk zo'n uitstapje, maar om te wonen in zo'n grote stad, neen, niets voor "boer tjes van buut'n." En dan ineens, was het zo ver. 22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 22