De strijd om Segeri slot
Een heldhaftige episode uit de geschiedenis van Zuid-Celebes.
door Dr. H. J. Koerts
Het Boeginees heldendicht.
Het Boeginees heldendicht waarover we het nu zullen hebben is daarom zo
verfrissend omdat het beide voorvechters gelijkelijk lof toezwaait. Ze worden
vergeleken met vechthanen. Als in een hanengevecht beide hanen sneuvelen
zijn ze allebei helden. Het "Boeginees heldendicht op Daeng Kalaboe, waarin
onder andere de dood van den ambtenaar T. Baron Collot d'Escury en de zege
praal der Hollandse wapenen bezongen worden" werd in januari 1858 in Ma
kassar uitgegeven door Dr. B. F. Matthes "Predikant en afgevaardigde van het
Bijbelgenootschap". Het bevat een inleiding van Matthes, de tekst met Boegi-
nese karakters en een vertaling eveneens van Matthes. Matthes wist toen nog
niet wie de schrijver was. Vier jaar later ontdekte hij dat de auteur een vrouw
was, Daeng Memang, een vertrouwelinge van de Datu van Tanette.
De vertaling van Matthes van het hel
dendicht is niet vrij te pleiten van een
zekere pompeusheid. Terwijl het Boe
ginees nuchter en zakelijk vertelt, zij
het natuurlijk niet zonder beeldspraak,
zoals in de onderscheiding van de
verschillende soorten kemphanen, is
de stijl van Matthes vol rethoriek. Men
vergelijke b.v. de lange titel hierboven
genoemd met de eenvoudige boegine-
sche titel: "Tolo na Daeng Kalebu.
De Tolo dwz. Sjair van Daeng Kalebu.
Het heldendicht legt er allereerst de
na'druk op dat Daeng Kalebu evenals
de meeste vorsten van deze streek,
een afstammeling was van de beroem
de Arung Pantjana matinroe ri Belawa
die in het jaar 1752 als kind van 8
jaar, door zijn vader naar Java werd
gezonden om een legermacht te be
geleiden die de Compagnie moest
helpen in de strijd tegen haar vijanden.
De commandant van die strijdmacht
was een "prins van Mario", evenals
Daeng Kalebu.
Laten we nu eerst zien hoe het helden
dicht de twee voorvechters tegenover
elkaar stelt.
Daeng Kalebu "Sinds vele jaren ver
stoorde' hij de rust en pleegde snood
geweld in de landen staande onder
het bewind van de groten Heer, die
gesteld is om zijne tot het bovenste
der hemelen doordringende bevelen
(sic!) uit te vaardigen in het land van
Makassar, hij Daeng Kalebu, de jeug
dige haan, opgegroeid onder het da
gelijks krijgsrumoer. Niemand van
zijn medeprinsen werd meer een man
door hem geacht. Hij beklom de af
gelegen schuilplaatsen van Lappa Ka-
ding (de vlakte van Kading) in het
land Kalukue, hij toog langs steile on
gebaande paden naar de gevaarlijk
ste plaatsen. Dag en nacht gingen zij
er op uit om te plunderen, de mach
tige knechten van den jeugdigen
haan, opgegroeid onder het dagelijks
krijgsrumoer."
Nu komt Collot d'Escury in actie.
"Niet kon hij langer lijdelijk neerzitten
in zijne woning, hij, de tjempagahaan
met lichtgekleurde ogen, die gewoon
lijk genoemd wordt de Heer Baron,
op het vernemen der buitensporige
daden, gepleegd door den dapperen
prins, opgegroeid onder het dagelijks
krijgsrumoer".
"En als de zon, de prachtige zon,
ternauwernood een weinig boven het
gebergte geklommen was, zie! daar
begaf de tjempagahaan met lichtge
kleurde ogen zich op weg en trok
overal rond in het land van Botto.
Hij legde te Katinting een man van
Botto neder en deed diens ziel naar
gindse gewesten verhuizen. Hij teis
terde Botto met de wapenen en deed
een ieder boven op 'het gebergte in
ontoegankelijke bossen zich verber
gen, de wijk nemende tot de jeugdige
haan, opgegroeid onder het dagelijks
krijgsrumoer, wiens woede thans op
nieuw gewekt was door de dood van
een der zijnen."
"Gebannen was de rust en niemand
dorst des nachts de ogen meer te
sluiten, in de landen van Segeri uit
vreze voor de jeugdige haan, die op
gegroeid onder het dagelijks krijgs
rumoer, zijn medevorsten niet meer
achtte, al waren zij ook, als hij, ge
sproten Uit het geslacht van Matinroe
Ri Belawae, die held van zuiver vor
stelijk bloed."
We gaan natuurlijk niet het hele ver
haal nog eens vertellen met de woor
den van het heldendicht, maar beper
ken ons tot enkele fragmenten. Over
de dood van d'Escury:
"Hij werd getroffen door een stalen
fraai met gleuven bewerkte sonri (een
recht zwaard. K) en in minder tijd dan
vereist wordt om de betel fijn te malen
in de mond, ja in een enkel ogenblik
des tijds, lag hij zacht kermende de
laatste adem uit te blazen, hij
de tjempagahaan met 'lichtgekleurde
ogen."
Het einde van Daeng Kalebu wordt als
volgt beschreven. De cavalerieaanval
in de linkerflank van de Hollandse
troepen was mislukt. Nadat men de
verwarring was teboven gekomen
vielen deze opnieuw aan.
"De helden, gewoon om vorstelijke
zielen naar de gindse gewesten te
doen verhuizen, verzamelden zich op
nieuw en de Hollandse troepen storm
den, een woedende stroom gelijk, in
de enge vlakte vooruit. Er werd op de
trommen geslagen en op de trompet
ten geblazen door de knechten van
den groten Heer belast met het krijgs-
bestuur". Daeng Kalebu zag dat het
mis zou gaan en zijn laatste gedach
ten gingen uit naar zijn jonge vrouw:
"ach! ik zal sneven in het land van
Lappa Kading, ach! ik zal bezwijken
op de bloedige kampplaats, achter-
Een historisch moment: de Radja van Goa, Mangi Karaeng Bontonompo, betuigt zijn trouw
aan het gouvernement van Ned.-lndië bij zijn troonsbestijging en het herstel van zijn
dynastie, op 4 januari 1937. Deze plechtigheid vond plaats in Tamalate (bij Soenggoe-
minassa), de bakermat van het rijk van Goa, dat daar ruim 400 jaar geleden zijn oor
sprong had gevonden. Deze vorst (die bij deze gelegenheid een gouden medaille aan een
ketting droeg, die door de V.O.C. aan een van zijn voorvaderen was geschonken) was
de broer van de voormalige Radja van Goa, sultan Abdul Hoesein, alias Makoelaoe
Karaeng Limbangparang, die in 1905 op de vlucht voor de Nederlandse troepen door een
val in een ravijn de dood vond.
10