we thee in de met Jeparahoutsnijwerk gemeubileerde zitkamer van deze gro te oud-Indische planterswoning. Ze herinnerde mij sterk aan mijn vaders administrateurs huis op de rubberon derneming Mergo. Als kind had ik de gewoonte door het hele huis te fietsen. Een speciale constructie van het hoge plafond, zorgde bok hier voor een ver koelende luc'htcirculatie. Hier onder vond ik weer de ons zo bekende gast vrijheid en genoot ik van de culinaire masterproducts van mijn gastvrouw. We hadden verder een gezellige avond, man en vrouw spraken nog zeer goed Nederlands. Soenarjo reed mij weer terug naar het hotel en we spraken af om de volgende dag 7 uur 's morgens klaar te zijn voor de tocht naar de Ijen. Daar ik een early bird ben, was ik om 6 uur al kant en klaar voor vertrek. Op het proefstation aangekomen, bleek een van het reisgezelschap nog niet aanwezig te zijn. Op hem wach tende hadden we de tijd voor een conversatie met de aanwezige leden van de excursie. Al gauw begreep ik waarom men geen oproep had ge plaatst voor een koffiedeskundige bij de IESC. Zij en Dr. Soenarjo weten evenveel van koffie af als ik en waar schijnlijk nog wel meer. Deze trip was dan ook georganiseerd om de Java- koffieplanten te lokaliseren, die als moederbomen de zaden kunnen leve ren voor nieuwe aanplantingen van Javakoffie (Coffea arabica). Ik was zeer benieuwd naar deze laatste overge bleven Javakoffieplanten, hoog op de berg. Eindelijk tegen 10 uur vertrok ken we in 2 landrovers, merk Suzuki. Tot Bondowoso en Wonosari was het een aangename rit over de goed ge plaveide weg en genoot ik van het bekende maar nooit vervelende sa- wahlandschap met een vulkaan op de achtergrond, rijstvelden afgewisseld met suikerriet-, mais- en ketella-aan- plantingen. Maar toen verlieten we de hoofdweg en sloegen een landweg in richting Sukasari de berg op. Door de vele gaten in deze weg werden we goed door elkaar geschud. De chauf feur deed eerst zijn best de kuilen te ontwijken, maar dat kon hij niet vol houden, omdat er steeds meer gaten kwamen. Bovendien werd de weg steeds smaller, het smalst waar we diepe ravijnen passeerden. Ik hoopte maar, dat er geen tegenligger kwam, want er was heus geen plaats om te passeren. Aan één kant een steile rotswand, aan de andere kant een diep ravijn maar we hadden geluk. Hoe hoger we kwamen, hoe meer na tuurlijke begroeiing. De vegetatie was overweldigend, vooral toen we door maagdelijk regenwoud reden en het werd lekker koel. Boven de 1000 m. elevatie, maakte het bos van loofbo men plaats voor een van coniferen, een soort van dennen (Pinus merku- sii Hierna zagen we al gauw de eerste koffiestruiken, die we zonder moeite konden identificeren als Java- koffie of Coffea arabica. Na enige tijd te hebben besteed met het bekijken van nog meer koffieplanten en foto's te hebben gemaakt, liet Soenarjo mij met een van de auto's vooruit gaan naar het logeergebouw te Jampit. Hij had nl. opgemerkt, dat ik erg moe was. Hij zelf zou met de rest van het gezel schap te voet verder gaan om voor moederboom geschikte exemplaren te merken, wat hen bezig zou houden tot de avond. Na ongeveer een uur, kwa men we aan bij dit logeerhuis. Ik wist één moment niet wat ik zag en waande mij ergens in Europa. We reden nl. de oprijlaan in van een in Europese stijl gebouwde bungalow, kompleet met schoorsteen. Zoiets had ik hier het minst verwacht. De mandoer verwelkomde mij. Hij was op de hoog te van mijn komst en liet mij een kamer uitzoeken. De eerste de beste, die ik binnen ging, beviel mij al zo goed, dat ik die kamer nam. Ik merkte nl. dadelijk op, dat de aangrenzende badkamer een warmwatergeyser had. Het is een tweeverdiepingsgebouw met de slaapkamers beneden. Boven was de ruime zitkamer met aangrenzend de eethoek en daar naast een ruime keuken en een bediendenkamer. Aan de voorkant, zowel boven als beneden, een open veranda. De vloer van de bovenverdieping was een parketvloer, zeer ongebruikelijk in Indonesië. Iets speciaals was na tuurlijk de open haard in de zitkamer, die ook werkelijk gebruikt werd. Het huis was omringd door een ruime tuin met bomen, struiken en bloemen be plant. Voor het gebouw groeide een zeer oude flamboyant, maar jammer genoeg niet in bloei. Dichter bij de oprit stonden verschillende soorten naaldbomen, ook enkele achter het huis. De tuinman was bezig wat bloe men te planten z.a. gladiolen, dahlia's en afrikaantjes etc. Iets verder op was een tennisbaan, waar ik later jongens volleybal zag spelen. Een paar honderd meter achter het huis trof ik een stuk van wel 25 ha, beplant met de oorspronkelijke Java koffie, naar mijn schatting wel 40 jaren oude koffiestruiken. Ik maakte een flinke wandeling er door heen tot aan de rand van het bos. Toen Soenarjo later hoorde, dat ïk daar op mijn eentje rond gezworven had, maakte hij de opmerking, dat ik dat niet had moe ten doen vanwege de aanwezigheid van een tijger, die daar kort geleden was gesignaleerd. "Don't worry," antwoordde ik hem, "ik zal een tijger nooit kwaad doen." Soenarjo keek mij verbaasd aan en zei: "Niet U te tijger, maar de tijger U." Dat kwam er zo spontaan uit bij mij, zonder nadenken, waarschijnlijk omdat ik heel sterk een beschermer ben van zeldzame diersoorten. Toen ik terugkwam van mijn wande ling, merkte ik een bedrijvigheid op in de keuken. Daar zag ik twee vrouwen, cfie bezig waren het avondmaal te koken. STICHTING HULP AAN LANDGENOTEN INDONESIË Met uw geld steunen wij duizenden landgenoten in Indonesië die het heel hard nodig hebben I Stichting HALIN, Nassau Zuilensteinstraat 9, 2596 CA Den Haag. GIRO 308 Het was 3 u. n.m. en ik had nog geen middagmaal gehad. Toen de kokkin dat hoorde vroeg ze de mandoer de tafel te dekken. Tot mijn verbazing werd er voor twee gedekt. Even later kwam er een heer binnen. Hij stelde zich aan mij voor, ik ben echter zijn naam kwijt. Hij was de afdelingsge- employeerde van de koffie-onderne- ming Jampit en was gekomen om mij gezelschap te houden bij het eten. Het bleek, dat een van de twee dames in de keuken zijn vrouw was en zij had hem gauw laten roepen. Dat is nu weer die fijne innerlijke beschaving van de priyayi om daaraan te denken; een Amerikaan zou mij alleen laten eten. Pas tegen de avond kwam Soenarjo met zijn gezelschap aan. De mandur had 'intussen de haard aangemaakt. Na ons allen verfrist te hebben, zaten we tot het avondmaal, dat laat werd opgediend, gezellig rond de haard. De volgende dag bezochent we twee na burige ondernemingen, waar ook Java- koffie (Coffea arabica) groeide. Men bracht mij ook naar een plaats, waar de bi bit, jonge koffieplantjes groeiden. M'en 'is nl. van plan 4000 ha te her- beplanten met Javakoffie. Precies het pllan, dat ik in mijn hoofd had, werd hier dus al uitgevoerd, dank zij de kun digheid van Dr. Soenarjo en zijn staf. I'k hoefde er dus heus niet aan te pas te komen. Maar ik voelde me toch senang, dat mijn vriend Soenarjo deze eer te beurt valt. Hij experimenteert ook nog met een arabica-variëteit uit Afrika, die africana genoemd wordt en met een kruising van robusta en ara bica, Coffea arabusta. Voor mij was dit het einde van mijn zoeken naar de oorspronkelijke Javakoffie en het was een ware verrassing nog zoveel te hebben aangetroffen. Rest mij de wens uit te spreken, dat er in de toekomst weer een bloeiende Javakoffiecultuur zal ontstaan. (Opmerking: koffiebessen is een fou tieve benaming, want de vruchten van de koffie zijn net als kersen steen vruchten. Ook koffieboon is fout, want bonen hebben alleen de peulgewassen. Ik heb die termen gebruikt, omdat ze eenmaal zo in de taal zijn opgenomen.) 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 7