Schrijvers van toen en nu c^Cngrek'^Boeian Herinneringen aan de Indische dag. door Ems I. H. van Soest Op de Indische Dag, 21 mei j.l. had Moesson een aantal Indische auteurs uit genodigd om hun recent verschenen werken te signeren. Graag hadden we Ems van Soest op de Indische Dag ook achter haar boeken aan een tafel zien zitten, nu liep ze alleen rond als gast. Haar oude uitgever weigert om onbegrij pelijke reden een herdruk van haar boeken waar genoeg vraag naar is. Koloniale antipathie? Voorlopig is de schrijfster aan handen en voeten gebonden door een verouderd contract en een despotische uitgever die niet wil inzien dat wie schrijft, blijft en dat ook oude boeken een herdruk verdienen als lezers dat willen. Ems van Soest herinnerde zich al dwalend door de volle zalen en langs de boekenstalletjes haar eerste boekenweek, in de zomer van 1946 in Den Haag. Zij schreef hierover: "Het idee wekte nogal opzien. Schrij vers die in den lijve aanwezig zouden zijn om met hun lezers kennis te maken I "Kermisachtig," schreef een krant zelfs verontwaardigd. "Goede wijn behoeft geen krans", was toen het motto. Mijn broer, mijn begeleider, en ik maakten deel uit van het experi ment dat plaats vond in het Haagse Gemeentemuseum. Alle auteurs kre gen bij binnenkomst een kaartje met hun naam er op getypt en dat kaartje zat aan een witte anjer als corsage. Toen wij door de pergola liepen ston den daar al vele lezers hun halzen uit te rekken. Ze waren er, de toen veel gelezen schrijvers: Hans Martin, de schrijvende K.L.M.-man met zijn knap pe en pikante vrouw, de tengere broze Marie van Zeggelen met haar zilveren haar, de forse Top Naeff met haar haarnetje, wier pen zinnen had ge schreven waar ik als bakvis om snikte (dat deed je ook bij Schoolidyllen, maar weer anders). Hier ibetrof het de roman "Voor de Poort" met de figuur van Liesbeth, de vrouw die dodelijk verliefd wordt op een getrouwde man, bij wie ze tijdens de ziekte van zijn vrouw de kinderen verzorgt. Als ze weer vertrekt, blijkt de frustratie (om het modern uit te drukken) haar zo zeer te hebben aangepakt, dat Top Naeff gaf het boek twee einden. In de Nieuwe Gids of Groot Neder land, waarin het als feuilleton ver scheen, was dat einde minder tragisch dan in de uiteindelijk gepubliceerde roman. Ik citeer uit het hoofd, dus waarschijnlijk niet feilloos, maar ik kan de tragiek nu nog navoelen: "In het dorp kende iedereen de freu le. Ze liep snel en met gebogen hoofd en haar buik stak gezwollen vooruit." En dan komt haar verjaardag en de kinderen van de aanbeden Frans heb ben een l'iedje voor haar ingestudeerd: "Chère Tante L'isbeth, c'est ta fête, c'est fête au mois de JuinMaar waar was tante Lisbeth? Ze riepen en zochten. En dan die slotzin, waarbij je een huiver over de rug ging: "En daar stond ze, achter een boom ver scholen, lachend van liefde en wit als een bruidD'ie stoere, robuuste Top Naeff, door criticasters "de schrij- 8 vende mevrouw" genoemd (ze was gehuwd met Prof. van Rijn), leek zo totaal niet op de nerveuze tragische freule Liesbeth Verder was daar de voordrachtkunste naar Albert Vogel met zijn opvallend rosse haar en zijn vrouwelijke collega Nel Oosthout. Ben van Eijsselstein, prototype van Haagse chic, wiens "Van Zuiderkruis tot Poolster" ik uit de Indische boekentrommel kende. Ik voelde me bijzonder veilig en ple zierig met mijn broer 'in de nabijheid. Ik was de jongste auteur, bovendien afkomstig uit Indië, maar er was toen nog geen gezeur over ethnische min derheden, men nam je gewoon op als Nederlandse en landgenote. Een arm werd door de mijne gestoken. "Ben jij nu Ems van Soest? Zulke aparte boekenDaarna kwam een jonge man op me af. "Ik lees uw boe ken zo graag om de brede achter grond, reizen en zo. Gaat U gauw weer een reis maken?" Een dame bukte zich om op het kaartje mijn naam te lezen en gaf meteen een gil. De man naast haar lachte: "Schrikt U niet, mijn vrouw is een fervente bewonderaar ster van uw boeken. Ik ben boekhan delaar in Middelburg en als de nieuwe voor- en najaarszendingen van de pers komen, pikt ze direkt uw boek er uit." de orchidee voor Uw vensterbank. Tevens bloeiende LARAT en andere soorten. Dagelijks geopend van 10-5 uur, ook op Zaterdag. Orchideënkwekerij D. J. Kloezeman Karstraat 15, Bemmel (Betuwe) einde A 1'5, driemaal rechtsaf Door de zalen van het museum dwaal de de fotograaf Nico Naeff, de neef van Top. Hij schoot een plaatje van mij toen ik boeken signeerde. Ik was geërgerd dat mijn broer buiten het beeld bleef. Hij zag er zo knap uit in smoking (alle heren droegen die) en was hij in mijn loopbaan niet altijd tot steun geweest? In de grote zaal stond Willy Corsari in een witte avond jurk met wit bont, omringd door uit gevers en Ben van Eijsselstein en Hans Martin. Telkens als er iemand naar me toegekomen was, zei ik: "Bent U al bij Willy Corsari geweest? Daar staat ze." "Jij bent me toch ook een mooie!" zei mijn broer. Later braoht Albert Vogel er de In dische noot in, door fragmenten uit Couperus voor te dragen. Hij zat op het podium in een antieke stoel met een vaas lelies aan zijn voeten. Mijn broer had in de twintiger jaren, samen met Wim, Couperus zelf gezien tijdens diens tournée door Indië. Uiterlijk was er niet veel overeenkomst tussen Louis en Albert, bij de eerste vielen vooral diens gesoigneerde handen op. Jan hoorde liever in herinnering Cou perus' eigen stem. Maar hij bewon derde Albert Vogel om zijn aanvoe lingsvermogen. Terwijl de hedendaagse bezoekers her en der rond mij heen bewogen, trachtte ik mij voor de geest te halen wat wij die avond in vredesnaam te eten hadden gekregen. Heden ten dage immers zo'n voornaam punt. Ik kon het me met de beste wil niet her inneren. Geestelijk voedsel werd toen wèl ondersteund door geestrijk vocht, Willy Corsari en haar groep stonden rondom een champagnekoeler. Maar alles bleef in het beschaafde. Een volgende keer had het boeken feest plaats in Diligentia. Mijn broer ging er nu heen voor zichzelf; zijn talloze publicaties op cultuur-histo risch gebied hadden hem de uitnodi ging bezorgd. Maar we bleven wel samen. Bij binnenkomst viel direkt een groepje op waarvan Godfried Bomans deel uitmaakte. Hij loenste belangstel lend in onze richting, maakte een ge baar alsof hij ons in zijn kring wilde noden, bedacht zich dan en zei spijtig luidop: "Wat doen die mensen duur!" Groot misverstand. Indische beschei denheid werd weer eens voor hoog moed aangezien. Maar humor, een ge zamenlijke basis waarop hun wezen stoelde, bradhten Jan en hem die avond nader. Ik zocht vergeefs naar békende schrijfsters van de vorige keer. Er waren niet veel auteurs en de lezers hielden zich in de zaal op als elk ander publiek. Een heer liep voor bij en keerde op zijn schreden terug. "Ems van Soest," zei hij met een blik op mijn kaartje, "Schrijfster van boe ken voor jonge mensen. Jk wens U veel succes." Zijn kaartje vermeldde als naam Muus Jacobse. Pseudoniem voor professor Heeroma, wiens mooie gedicht "God heeft het eerste en het laatste woord" ik later las. Hij heeft

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 8