Met een plunjesak naar de oost Vier maanden na de beëindiging van de tweede wereldoorlog vertrok ik als 23-jarige vrijgezel met slechts één grote plunjezak naar Nedelands Oost-lndië. Ik werd in NICA-verband uitgezonden als adspirant inspecteur van Politie. Al hoewel ik in Semarang was geboren en 7 jeugdjaren op Java had doorgebracht, kon ik mij absoluut geen "doorgewinterde" Indische jongen noemen. Zelfs de Maleise taal beheerste ik nog niet volledig in woord en geschrift. Na een kort verblijf in Birmingham in Engeland, scheepten wij ons in Southampton in en voeren wij met de Nieuw-Amsterdam (destijds nog een troepen transportschip) naar Malakka. Het klinkt paradoxaal, doch Neder lands Oostindië was eind 1945 "out of bounds" voor ons Nederlanders, want de Engelsen zwaaiden aldaar nog steeds de scepter. In Port Dickson werden wij aan land gezet en het stad je werd weldra overspoeld met Rode Kruis soldaten en -verpleegsters, zo mede met planters en politieadspiran- ten, die in NICA-uniform waren ge kleed. Na enige weken werd het licht voor ons op "groen" gezet. Wij voeren per Bloemfontein naar Java en debarkeer- den in Batavia. In afwachting van mijn opleiding tot Politie-inspecteur, deed ik voorlopig dienst in Tandjong Priok. Onder het toeziend oog van Commis saris Ouwerkerk, Sectiechef in kam pong Kodja, werd ik door de wol ge verfd. De Politie-kaderschool was in Suka- bumi gevestigd, doch deze stad was nog niet in Nederlandse handen. Per Dakota werden wij naar Nieuw Guinea getransporteerd. In Seventh Fleet (een oud Amerikaans legerkamp), niet ver van Hollandia verwijderd, werden wij ondergebracht en aldaar ontvingen wij onze opleiding. Met een ransel vol kennis verhuisden wij naar de nieuw opgerichte politieschool, gelegen aan het Prinsevinke Park in Batavia. Ik deed een redelijk goed eindexamen en ik verzamelde een flink aantal pun ten op mijn cijferlijst, waardoor ik in staat werd gesteld, om mijn toekom stige standplaats zelf te kiezen. Mijn keus viel op Medan. Oost Sumatra met haar cultures had mij altijd ge fascineerd, want ik had er in mijn jeugd veel boeken over gelezen. Nu kreeg ik eindelijk de kans om met dat schone land geconfronteerd te worden. In Medan heb ik jaren lang gewoond en gewerkt. Ik leerde daar mijn vrouw Tjing Yong Moy kennen en ik kreeg in de loop der tijden drie dochters. Mijn vrouw is een volbloed Chinese. Zij had de Chinese school doorlopen en sprak matig Engels. De Nederlandse taal was volkomen vreemd voor haar, en ik sprak louter uit gemakzucht Maleis. Op speelse manier leerde ik het Chinese dialect Hokkian spreken, hetgeen mij bij de uitoefening van mijn functie zeer goed van pas kwam. Op mijn collegae had ik vaak een streepje voor. Toen mijn oudste dochter Alma op 6 jarige leef tijd Nederlands onderwijs genoot aan de Katholieke school aan de Paleis- weg werd van lieverlede de Neder landse taal bij ons thuis ingevoerd. In die periode heb ik kunnen consta teren, hoe moeilijk onze taal is voor een buitenlander. Na de Souvereiniteitsoverdracht wilde ik niet als overheidsambtenaar dienst doen bij een buitenlandse mogend heid, omdat ik mijn Nederlanderschap niet wilde verloochenen. Na de ver plichte overdracht van materiaal en kennis aan de Indonesiërs, werkte ik, in afwachting van ons vertrek naar Nederland bij de verkeerspolitie te Medan, alwaar ik werd belast met het verstrekken van rijbewijzen. De theo retische- en praktische examens wer den door mijzelf afgenomen. Het tes ten van de rijbewijskandidaten op de kennis der verkeersregels geschiedde in een groot lokaal, dat tevens dienst deed als wachtlokaal. Al naar gelang van de nationaliteit van de gegadig den voor een rijbewijs bediende ik mij van de Nederlandse-, de Chinese- en de Maleise taal. Nadat ik een Chinees een rijbewijs had toegekend, vervoegde zich bij mij een Nederlander, die mij desgevraagd opgaf genaamd te zijn: Van Yperen en van beroep Manager was van de Borsumij (N.V. Borneo Sumatra Han delsmaatschappij) ook wel "Toko Bor neo" genoemd door de Indonesiërs en vreemde Oosterlingen. De heer Van Yperen wilde zijn Hollandse rij bewijs omzetten in een Indonesisch exemplaar. Een praktische test be hoefde niet te worden afgenomen en ik beperkte mij tot het stellen van enige vragen omtrent de specifieke verkeersregels van het "linkse ver- Het voetbal elftal van de Politie Kaderschool in Seventh Fleet, nabij Hollandia, Nw. Gui nea. V.l.n.r. zittend: Bert Wiggers, onbekend, Dirk, Cor Sangster, Ruud Steenhuizen, en staande: Boelie, Bert Didden, Henk van Leeuwen, Dries Blauw, Leo de Grijs en 2 van wie mij de naam ontschoten is. NICA-soldaat Boelie, tijdens zijn gedwon gen verblijf in Port Dickson op Malakka, december 1945.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 6