in ^Palzió
12 juni 1926
Tante Zus, de jongste uit het nest van mijn vaders familie, zou gaan trouwen.
Hoewel ze bij een oudere getrouwde zuster in Djember (Oost Java) woonde,
werd besloten het huwelijk bij de oudelui in Ranoe Pakis te vieren. Ranoe Pakis
was een vergeten en verlaten suikerfabriek ongeveer een half uur rijden met
een dogkar van Klakah af. Allemaal hebben we toch zeker wel van Klakah ge
hoord, nietwaar? Als je met de trein naar het Besoekische reed en het station
van Klakah naderde dan keek je vol belangstelling uit of de beroemde ananas
er weer te koop was. De vruchten waren niet erg groot, maar overheerlijk zoet
en knapperig als je er in hapte. Ze werden te koop aangeboden al hangende
aan lange gespleten bamboe, heel kunstig bij de steel en de top geklemd;
goed rijp voor direkte verkoop en consumptie.
Mijn opa had bij de Staatsspoorwegen
gewerkt en nu gepensioneerd zijnde,
was een goedkoop huis de juiste op
lossing. Ook al omdat een andere
ongetrouwde zoon, machinist bij de
Staatsspoorwegen werkzaam, Klakah
als standplaats kreeg. Met de fiets
reed Oom elke dag naar zijn werk.
Zo woonden dan Opa, Oma en Oom
Leo in dat heerlijke grote huis met de
gebruikelijke open voorgalerij met pi
laren. Er liep een gang naar de achter
zijde waarop de verschillende kamers
uitkwamen. De achtergalerij, waar de
grote etenstafel stond met de vele
stoelen er omheen, liep met een paar
trappen naar de bijgebouwen af (spen-
kamer, strijkkamer, keuken en grote
badkamer en w.c.). Van de achterga
lerij af kon je de Goenoeng Lamongan
zien en steevast elke ochtend vroeg
Opa aan een van de kleinkinderen,
als die er gelogeerd waren, of de berg
een rookwolk droeg of niet. En 's-
vonds gluurden we ook gauw voor het
avondeten of we misschien wat "vuur
werk" van de berg zouden krijgen. Af
en toe rommelde het wel en bewoog
de grond zich; Opa verklaarde dat de
berg boos was en plagerig vroeg hij
dan, wie van ons iets stouts had uit
gevoerd.
Als stadskind uit Soerabaja, vond ik
het daar een paradijs. De verschillen
de manggabomen (golek, aroemanis,
kwennie) die er groeiden, mangistan
en ook nog een avocado en boea
nonna Als de grote ronde vruchten
van deze laatste met een plof op de
grond vielen, kon je er verzekerd van
zijn dat de wilde zwijnen die er rond
zwierven, in de nacht er zich al knor
rende aan te goed zouden doen. Ook
groeide er een patjar tjina boom die
mij onweerstaanbaar trok en waar ik
vaak in klauterde om de heerlijk geu
rende bloemtrosjes te plukken. Deze
trosjes werden onder het slaapkussen
gestopt of tussen de pas gewassen
en gestreken kleren.
Maar laat ik terugkeren naar de brui
loft. Ooms, tantes, nichtjes en neefjes
kwamen al een paar dagen tevoren
aan. De bruidegom, administrateur van
een koffie en rubberplantage, nam zijn
intrek in Hotel-Sanatorium Ranoe Kla
kah, een paar kilometer van het ouder
lijk huis af. Nu werd de grootste pan
die er was te voorschijn gehaald en
de beroemde bowl werd met aandacht
en met veel raadgevingen gemaakt.
W lil
Wij kinderen stonden er met onze
neuzen bovenop. Daar werden de ver
schillende flessen wijn, kirsch, triple
sec vermengd met ingeblikte kersen,
rozijnen, suiker, djeroeksap en verse
ananas. Pas de volgende dag zou de
"sjèmpie", blok ijs en aer blanda er in
gestopt worden. De avond voor de
belangrijke dag gingen de ouderen
naar het hotel toe om de bruidegom
uit te fuiven. De hele partij kwam later
weer terug naar huis en iedereen ging
zo zoetjes aan naar bed. Bruid en
bruidegom gingen nog een beetje vrij
en op de witgemetselde stenen bank
heel in het begin van de oprijweg. Het
was prachtige maneschijn en alles zag
er zo vredig uit. Die vrede duurde ech
ter niet lang want opeens kwam uit
de verte een hele troep mannen aan
met flambouwen en stokken gewapend
plus nog de desa politie er bij. Dan
was er nog een man die op een ken-
tong een eigenaardig rythme sloeg.
Dit was de z.g. "kentong pientjang"
verklaarde Opa aan de kleinkinderen
die angstig uit het bed gekropen wa
ren. De mensen waren op zoek naar
een ontvluchte gevangene, een moor
denaar of een kinderontvoerder. Dit
laatste was geloof ik maar een verzin
sel van hem om ons gauw weer in bed
te krijgen. We trokken het kussen over
ons hoofd en hielden ons doodstil.
De dag van de bruiloft begon al vroeg.
Gauw ontbijten en dan de tafel klaar
maken om alle heerlijkheden er op uit
te stallen. De bruid kwam fris en mon
ter de badkamer uit en zou geholpen
worden met kleden door de vrouwelij
ke familieleden zoals gebruikelijk. On
dertussen kwam de ambtenaar van de
Burgerlijke Stand er al aan met zijn
knechtje die allerlei papieren en nog
een aktetas achter hem aan sleepte.
Opa nam de ambtenaar gauw onder
zijn hoede en stelde voor tijdens het
wachten maar iets "sterks" te gebrui
ken. Dat was niet aan dovemans oren
gezegd. Die aankleedpartij duurde
nogal lang en dus werd het glaasje
bijgevuld "want men kon toch niet op
één been staan", nietwaar? En weer
een glaasjeen zo ging dat door.
We hoorden een auto de oprijlaan af
komen. Nieuwsgierig en opgewonden
als de bruid was, rende ze de kamer
uit, nog op blote voeten, om te zien
of het haar aangebedene was. Daar
stootte ze haar grote teen tegen de
half geopende deur. Wat een bloed,
wat een ramp Er werd van alles
geprobeerd om het bloed te stel
pen wat eindelijk dan gelukte. Maar
met geen mogelijkheid zou de bruid
in haar schoen kunnen. Dus is ze op
een schoen en een slof het huwelijk
ingetreden
We werden allemaal eerst heel formeel
opgesteld in de voorgalerij en de amb
tenaar las met moeite (vanwege al die
glaasjes) de huwelijksacte af. Nu gauw
nog de papieren van handtekeningen
voorzien en daar reed de dogkar, nu
bestuurd door het knechtje, met de
ambtenaar weer in een drafje weg. Er
kwam nog een fotograaf op de prop
pen en één foto kan ik me nog heel
goed herinneren. Daar stonden alleen
de bruid en bruidegom op en heel
duidelijk is daarop te zien de helse pijn
van die opengestoten teen in de glim
lach die mijn tante nog net kon op
brengen.
De foto is waarschijnlijk zoekgeraakt
na al die jaren, maar telkens als ik
me dat voorval voor de geest haal,
denk ik weer aan al die mensen die
toen de hele bruidspartij uitmaakten.
Zovelen zijn al heengegaan, maar de
herinnering aan die tijd kan niemand
mij afhandig maken.
WANDA SCHÖNLAUB ALBERT
Rythme van een kentong pientjang
is TONG-TONGTONG-TONG.
8