NINES 15 (Vervolg: "Roemah Gadjah") Over de inhoud van het Museum ver meldt onze vlotte schrijver niets, doch hij weet wel te verhalen, dat het bij de "Inlanders" ook nog de bijnaam draagt van "Roemah-main-pietje". Zij zien deze kostelijke verzamelingen als een soort van spel, waartoe men tegen betaling van een "pitjis", slechts een dubbeltje, toegang kreeg. Hoe men in dit gezellige, maar te be krompen museum in 1919 nog een Jan Pietersz. Coen-tentoonstelling heeft kunnen wringen, is mij een raadsel. Enfin, kort daarop vond een degelijke uitbreiding plaats. Boven de voorhal en de beeldengalerij werd een verdie ping gebouwd, wat de uiterlijke statie van het gebouw zeer verhoogde. In die bovenverdieping kwamen goudkamer en bronzen. De vroegere goudkamer werd de numismatische afdeling, die plaats maakte voor een uitbreiding van het boekenmagazijn. Aan de achterzij de verrees een ruime Compagnieszaal. Zo was men althans voorlopig gehol pen. Zo heb ik het Museum bij mijn komst in Indië nog gekend (1925-'30). De Hr. Leroux, de energieke reorganisator, hervormde b.v. de opstelling der ethno- graphische afdeling grondig. Geen rangschikking meer naar soort, doch naar landstreken. Opberging in hoge, glazen kasten, waaronder zich laden bevonden voor de zaken, die men niet wilde uitstallen. In 1930 woonde ik er nog een "leven de tentoonstelling" bij, ter gelegenheid van een "Pan-pacific Medical Con gress", waarmede men de buitenlandse kijkgrage bezoekers eens extra wens te te verrassen. Volksgroepen uit de ganse Archipel, van Bataks tot Pa poea's waren ontboden en opgesteld in hun eigen oorspronkelijke omgeving. Het bezoek was overweldigend en een éénrichting verkeer werd voor de be zoekers ingesteld. Was men eenmaal iets moois gepasseerd, dan kon men niet meer op zijn schreden terugkeren. Ik herinner mij levendig de voorkant van een groot gezinshuis uit Borneo met echte Dajaks erbij. Tegenwoordig zou men tot zo iets niet licht meer over gaan. Naar ik vernam, was het een idee van prof. B. J. O. Schrieke de "goeie Schrieke". Echter waren deze "uitgestalde wilden" niet zo wild als zij wel leken. Verscheidenen waren reeds Indonesische Christenen en des zondags ging zendeling Vermeer uit Meester-Cornelis hen voor in een godsdienstoefening. In het volgende jaar trof het Museum een zware ramp. Men had naar de Internationale Koloniale Tentoonstel" ling te Parijs een kostbare verzame ling ingezonden, doch een brand teis terde het Nederlandse paviljoen, dat in Balische stijl was opgebouwd en z.g. brandvrij was. Het grootste deel der ingezonden collectie ging verloren. Doch aan deze ramp was een zegen verbonden. De uitgekeerde verzeke ringspenningen stonden een grootse DE CULTURELE VERENIGING organiseert een bruisend feest met een grandioze bigband - de GO-IN-BAND - en zeer verras sende Oosterse én Westerse intermezzo's op zaterdag 15 OKTOBER a.s. in Partycentrum Reinvoorde, Huys te Wervelaan 2 te Rijswijk. Aanvang 20.00 uur. Kaarten a f 15,zijn te bestellen bij: R. VERBURGT, Ocarinalaan 61, Rijswijk, tel. 070-93 20 57; E. R. Schenkhuizen, Spinazieakker 12, Zoetermeer, tel. 079-41 46 84. Wilt U eens kennismaken met onze sfeer, beste MOESSON lezers U bent van harte welkom uitbreiding der museumruimten toe. "Door de brand uit de brand", zei mij destijds dr. G. W. J. Drewes. Een nieu we op- en uitstalling ontstond, groot ser dan de vorige. Dank zij de ver plaatsing van het boekenmagazijn, kwam er aan de voorzijde ruimte vrij voor een bestuurskamer, die vorstelijk gemeubileerd werd met de prachtige Compagniesstoelen, waarmede eertijds de leeszaal gemeubileerd was. Ook kwam er ruimte voor een reeks "stijl kamers", die de koloniale meubelstij len van het begin der 17e tot ver in de 19e eeuw ons voor ogen stelden. Een schitterend geheel. Daar achter werden ruimten voor twee nieuwe verzamelingen gebouwd. Zalen voor de praehistorie (met o.a. prach tige keteltrommen), in 1932 geordend door de vermaarde dr. Stein Callenfels, en die voor de collectie van de Hr. Or- soy de Flines door hem bijeengebracht en aan het Bataviaasch Genootschap geschonken. Een zeer bijzondere verzameling van Chinees ceramiek, zoals de Chinezen dit vele honderden jaren lang uit het Bloemenrijk van het Midden uitge voerd hebben naar de Nan Yang, de landen van het Zuiden, Indonesië. Zo vertoonde zich het Museum voor 1942 in al zijn pracht en rijkdom. De toenmalige directeur, de ex-lndië-vlie- ger dr. A. N. J. Th. Th. van der Hoop heeft toen een prachtige kaart van Ne- derlandsch-lndië in de ethnographische afdeling laten vervaardigen en opge hangen, omrand door de koppen van alle rassen, die de Archipel bewoon den. Het heeft mij steeds gespeten, dat daarbij de Europeanen waren overge slagen. Waren wij sedert drie eeuwen reeds geen bewoners van de Gordel van Smaragd. Of waren wij vreemde lingen, "orang asing" gebleven? Zo werd het Museum een luisterrijk geheel. De bewakers droegen nu prachtige lange toro's, afgekeken van 19e-eeuwse litho's, die zeer decoratief stonden. Vooral 's zondags was het bezoek zeer druk, niet alleen van Wes terlingen, doch ook van Inheemsen. Ongetwijfeld werden zij mede aange trokken door de fraaie gamelanmuziek, uitgevoerd op de binnenplaats. Ook schijnen talrijke jongelui het Museum als rendez-vous beschouwd hebben. De beide geslachten konden elkaar door de glazenruiten der vitrines on gemerkt observeren, knipoogjes geven en dergelijke. Toen kwam de oorlog. Vol spanning wachtten wij af, wat er van het mu seum met zijn kostbare verzameling zou terecht komen. Eén rake luicht- aanval, en het resultaat van ander halve eeuw bijeenbrengen en conser veren zou verloren zijn. Een dergelijk gerucht heeft zelfs Nederland bereikt. Gelukkig is het Museum de oorlogstijd vrij goed doorgekomen. Alleen de kostbaarheden van de goudkamer had men in de kluis van de Javasche bank ondergebracht. Naast het Museum huisde in de Rechtshogeschool de be ruchte Kempeitai. De Japanse autori teiten koesterden zeker respect voor de Museumschatten. De kostbaarhe den van de goudkamer moesten daar om weer uitgestald worden. Ook de "repolusie" kwam men vrij ongedeerd door, behalve dat het op schrift Museum "Moesioem" werd. Toentertijd plakten de "extremisten" op vele openbare gebouwen een plak kaat met "Milik Repoeblik Indonesia", waarna deze percelen door de terug gekeerde Nederlandse autoriteiten eerbiedig werden ontzien. Dr. Van der Hoop kon dus niet eens in zijn eigen Museum komen Doch na de eerste politionele actie waren de bordjes ver hangen. De Hr. Van der Hoop richtte zijn schreden naar zijn vroeger terrein van arbeid. De Indonesische autoritei ten bleken gevlucht te zijn maar de deuren waren op slot. Gelukkig hadden de revolutionairen de sleutel op een richel achtergelaten, zodat de Hr. Van der Hoop, er toch gemakkelijk in kon. Alles bleek intact, zelfs de goudkamer. Aldus het verhaal dat Van der Hoop mij later vertelde. Het Kon. Bataviaasch Genootschap heeft toen nog een paar jaartjes voort gesukkeld, tot het door het vertrek der talrijke "trekkers" enige tijd na 1950 zacht en kalm overleed. Er werden in die tijd 's avonds wel eens lezingen gehouden van de historische afdeling, heel gezellig in de koele binnenhof. Eenmaal heeft dr. van der Hoop alle oude verlichtingsinstrumenten in de historische stijlkamers (kandelaars) laten aansteken. Het was een glorieus schouwspel, maar we vroegen ons af hoe onze koloniale voorouders bij dat schemerlicht een boek hadden kunnen lezen. Er zat bijna symboliek in deze illuminatie. Het Genootschap (omge doopt in Lembaga Kabudajan Indone sia) ging als een nachtkaars uit. Doch het Museum, nu Musium Nasio- nal, zette de' traditie enigszins voort. In 1978 prijkten boven de Dorische portico de cijfers 200, een herinnering aan de stichters van 1778.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 15