brave man - met de eerste de beste mailboot patriawaarts gezonden. In Indië was geen plaats meer voor hem. Nieuw aangestelde Secretarissen moesten de eerste zes maanden een soort groentijd doorlopen. Behalve dat zij met hun werk onder supervisie stonden van een geroutineerde kracht, die soms met wellust het rode potlood hanteerde (de z.g. "rode zee" - stuk ken), mochten zij (nog) geen lid wor den van de "Koffieclub" (vrouwelijke Secretaressen - in de jaren 1930 was er slechts één, mejuffrouw Mr. M. S. Wijckerheld Bisdom - waren van het lidmaatschap van de "Koffieclub", waarvan de leden om half 10 gezamen lijk twee kopjes koffie nuttigden, uit gesloten); werden regelmatig voor de gek gehouden, mentaal doorgezaagd; ontvingen gefingeerde stukken ter af doening en telefoontjes met waarach tig lijkende opdrachten. Doel was vast te stellen, hoe de Secretaris-in-spé, zich uit een moeilijk parket zou weten te redden, zich zou gedragen, zou reageren. Zo kreeg in de jaren 1930 een nieuwe ling de verérende taak om een In heems Vorst uit de Buitengewesten (Pontianak), die zijn opwachting maak te bij de Landvoogd en daarna de Al gemene Secretarie zou bekijken (het eerste was werkelijkheid, het bezoek aan de Secretarie verzonnen), bij dienst komst ter Secretarie met alle verschuldigde hormat te ontvangen en rond te geleiden. Hem werd opge dragen ijlings huiswaarts te fietsen, zich in jacket te kleden en met hoge hoed en glacé handschoenen onver wijld per fiets terug te komen. De Vorst zou over een half uur verschij nen. Keurig in jacket gekleed, drijvend van de transpiratie, ijsbeerde de nieuwe ling in de pendoppo van de Algemene Secretarie, wachtend op de Vorst, die komen zou. De audiëntie duurde ze ker veel langer, peinsde hij. Zó liep de nieuweling, hoge zijden en glacé's in de hand, een half uur voor spot van Neêrlands Volk op het warmst van de dag heen en weer in de grote vóór galerij (zie foto) van de Secretarie. Boven de houten horren van hun ka mers aan de zijgalerijen, keken glun derende ogen van oudejaars. Aan deze schertsvertoning kwam eerst na drie kwartier een einde, toen de 1e Gou vernementssecretaris "toevallig" de pendoppo binnenliep en langs zijn neus weg vroeg, wat of de nieuweling in zijn deftige kledij daar wel uitvoer de. Toen deze vernam, dat hij straal voor de gek was gehouden, pleitte het zéér voor hem, dat hij er zélf hartelijk om moest lachen. De Algemeen Secretaris, éérste advi seur en rechterhand van de Land voogd, had zijn kantoor aan huis. Dat was altijd zo geweest. Hij had thuis - althans in de jaren '30 - de beschik king over 2 klerken, één schrijver (Aman uit "Bogoriana"; zie Moesson 15-2-'83), die hem bijstonden met type- en archiefwerk en twee oppas'-en (zie foto). Van oudsher werden de door de Al gemene Secretarie geredigeerde stuk ken, driemaal daags in houten kisten, door een kleine vrachtauto met open slaande deurtjes aan de achterzijde, bij de Algemeen Secretaris aan huis bezorgd. Deze moest dan de stukken als laatste "zeef" dóórnemen en waar nodig van een eindadvies voorzien. Daarna gingen de voor de Landvoogd bestemde stukken weer in de kisten en werden om 8 uur 's morgens, om 1 uur 's middags en om 6 uur in de vóóravond, naar het paleis vervoerd. Ter finale parafering door de G.G. Jhr. Mr. B. C. de Jonge sprak van de "Beruchte kisten". Laten wij deze Landvoogd (1931-1936) even aan het woord. "Ik ben ze (de beruchte kisten) altijd baas gebleven, maar het was soms niet gemakkelijk. Zeker wel is de vrees te begrijpen, die soms bestaat, voor overheersing van de Secretarie. Een Landvoogd, die het werk niet éan kan, komt er toe maar raak te para feren en ik kan het best begrijpen, dat men het niet aan kan, wanneer men niet beschikt over een groote ambtelijke routine en ervaring. Men zegt wel, dat de Landvoogd zijn advi seurs heeft om een groot deel van het werk te doen, maar dat ontlast hem toch alléén, wanneer de advi seurs éénstemmig zijn en hij dan ook wel van hetzelfde gevoelen zal zijn, maar als ze dat niet zijn, ontlast hun werk den Landvoogd allerminst, want hij moet dan die verschillende advie zen bestuderen, overwegen en tenslot te beslissen. (-) Wanneer een nota van de Secreta rie mij niet bevredigde en ik zélf in de stukken moest duiken, kostte het groote inspanning om in korten tijd zich een scherp beeld van de zaak te vormen en daaruit een bepaalde con clusie te trekken." ("Herinneringen" Jhr. Mr. B. C. de Jonge; blz. 96-97). De Algemene Secretarie is niet altijd in Buitenzorg gevestigd geweest. Vér vóór de eeuwwisseling bevond dit Bu reau van de Landvoogd zich in Welte vreden naast Gang Secretarie, een "verbindingsweg tusschen Konings plein-Noord en Rijswijk, vlak bij het Paleis van den Landvoogd." Uit die tijd dateerde een traditie, welke tot vóór de inval van de Jappen, op de Algemene Secretarie in Buitenzorg zorgvuldig in ere werd gehouden. Elke ochtend om 9 uur (de Secretarie begon om 7 uur), liep een oppas ge wapend met een boeloe ajam langs de galerijen vóór de kamers van de redacteuren, met luider stem roepend: "Bogor Bogor Deze uitroep betekende - in de tijd dat de Secretarie nog in Weltevreden was gevestigd - dat door de G.G. in Buitenzorg geparafeerde stukken, uit Bogor in kisten waren aangekomen. Een oppas deed van die aankomst kond, nadat hij met een boeloe ajam het stof van de kisten had wegge veegd. (Vervoer per grobak over een grindweg?). Toen de 'Secretarie naar Buitenzorg was overgebracht (de G.G.'s zetelden bij voorkeur in het koelere "Sans-Souci"), bleef de oppas 's ochtends rondgaan, "BogorBo gor uitroepend, ten teken, dat de door de Landvoogd geparafeerde stukken, ter Secretarie waren terug ontvangen en van dat moment af voor de redacteuren op lange tafels in de binnengalerij van het hoofdgebouw van de Secretarie, ter inzage lagen. Wéé degeen, op wiens nota een aan tekening van de G.G. voorkwam: "niet zeer duidelijk, opnieuw voorbrengen." Hij kon zijn biezen pakken. Vele Algemeen Secretarissen waren van (hyper-)etische huize. "Bedervers van Indië", noemden tegenstanders hen. Veel besproken waren o.m. Cor nets de Groot en Canter Visscher. De Algemeen Secretaris J. P. Cornets de Groot was in 1838 één der oprich ters van het eerste Indische tijdschrift, geheten: "Tijdschrift voor Neêrland's (lees verder volgende pagina) 17 De Algemene Secretarie in Buitenzorg op een foto uit 1934.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 17