Mariniers in actie op Oost-Java
*23 oeoi
BOEKBESPREKING
De memoires van Willem Moraal uit 1946-1949.
De mariniers zijn altijd thuis geweest in de vroegere Nederlands-lndische-marine-
basis Surabaia. Rond 1944 wordt dan ook in de Ver. Staten de mariniersbrigade
opgeleid om mee te kunnen doen met de geallieerde strijdkrachten tegen Japan.
Japan capituleert echter vroeger dan gepland en verwacht en de modern uit
geruste brigade komt lang na de "bevrijding" zij het met omwegen op Oost-Java
aan.
Willem Moraal komt echter recht
streeks uit het Holland van direkt na
de oorlog. Hij neemt als 17-jarige in
Rotterdam - bakermat van het korps
mariniers - als oorlogsvrijwilliger dienst
en stelt zich er alles van voor het land
terug te zien, waar hij als jongen op
school is geweest. Zijn vader was n.l.
korporaal der mariniers en is met ge
zin een viertal jaren in de "Oost" ge
weest. Willem Moraal houdt van het
land, spreekt een aardig mondje pasar
maleis en zelfs Javaans, hetgeen hem
als marinier in zijn contacten met de
bevolking goed van pas komt.
Het boek geeft een eerlijk beeld hoe
het toen bij de mariniers toeging, er
wordt nergens een blad voor de mond
genomen en de gebezigde taal is niet
altijd die van salon of thee-krans
Het boek is boeiend en indringend ge
schreven: vooral zij, die er ook "bij"
geweest zijn zullen het met herkenning
en aandacht lezen. Hier en daar komen
wij bekende namen tegen: admiraal
Pinke, kolonel Roelofsen, majoor der
mariniers Nass, gouverneur Van der
Plas en anderen. Onopgesmukt, in
duidelijk "onderkoeld" proza, zijn wij
deelgenoot van het dagelijks wel en
wee van Willem Moraal; het is of wij
er zelf bij zijn en wij zien, horen en
ruiken wat er gebeurt
Er is uiteraard veel licht en schaduw
in de uiterst zakelijke beschrijving van
het oorlogsgebeuren, zonder hoogge
stemde zinnen noch snorkende leuzen.
Haarscherp wordt ons uitgeduid hoe
het allemaal was vanuit de optiek van
Willem Moraal. Daarnaast lezen wij
van zijn relaties met de bevolking,
zijn voortdurend streven om met hen
op goede voet te komen, zijn optrek
ken met Ambonese vrienden - met de
bloedvingers - van het Knil. Ergens
doen we met hem mee in zijn houden
van de natuur en zijn in ontzag op
kijken naar de machtige vulkanen van
oost-Java. De korte, maar heftige ont
moeting met het Javaanse meisje in de
betja (haar huid was koelit langsep...)
zullen wij niet gauw vergeten
Dertig jaar later gaat Willem terug naar
Indonesië, hij kan het niet laten Som
mige korte laatste zinnetjes van het
boek herhalen wij hier: De Prianger
bloeide in woeste schoonheid; piep
kleine huisjes van bamboe, spelende
kinderen, vrouwen, die de oogst binnen
haalden, theepluksters op de planta
geDaarboven de nimmer aflaten
de zon; Ik ken dit land, het ligt geëtst
in mijn hart en hoofden dat voor
altijd.
Wij sluiten ons hierbij aan.
AvL.
"Mariniers in actie op Oost-Java" - de
memoires van Willem Moraal uit 1946-
1949, bewerkt door Jaap Venten, Uitg.
van Spijk BV Venlo, gebonden f 32,
5,25 porto - paperback f 27,50,
porto 4,25.
INDO DE MENS OF DE MENS INDO
Goed, goed, weet wel dat het weer
zover is. Weer Indo. Laat maar ach,
waarom toch? Laat ik zeggen omdat
in het streven van menig Indo naar een
Indisch leven, behoud van identiteit
enz., zich met de regelmaat van de
klok het fenomeen voordoet van het
"Indo is allereerst mens-principe".
Daarmee wordt in wezen gezegd dat
eerdergenoemd streven voorwaar edel
is en de moeite waard om je voor in
te zetten, maar dat noch het uitgangs
punt, noch het doel van dit streven
mag zijn de gedachte, dat Indo een
bijzondere creatie is, waarvan niets
dan goeds te melden is.
Gesteld wordt dan ook, dat er een
mens is en die is toevallig Indo. Aan
dat toeval wordt aandacht besteed in
artikelen, films, verenigingen, etc. Ook
wordt Indo er onder uit gehaald om
maar overduidelijk te maken dat het
toch (maar) werkelijk een feilbaar
mensje betreft.
Wat ik nu tegen dit principe heb is dit:
de overbodigheid ervan. En de beledi
ging ervan. "De Indo is allereerst
mens." Denk er maar over na: pure
(zelf)discriminatie. En ik maar denken
dat het erom ging wat je met je mens
je doet, hoe je ondermeer probeert
om je sociaal te organiseren, hoe je
uiting wil geven aan je cultuur. Hoe je
probeert jezelf te zijn, tussen alle
mensen.
Wat ik verder tegen genoemd principe
heb, is de leegheid ervan; het ontbre
ken van emotie, warmte en weten. Het
steriel en abstract benaderen van een
mens met een heel eigen gedachte
wereld, gevoel, inzicht en ziel: Indo.
R.B.
De kleine, diep-gelegen boot
I te zwaar belaan met donkere mensen
1 druk roezemoezend in hun uitgelatenheid
schoof motor-bonkend door een zilveren zee
Gevat in paarlmoer-blanke wereld
van een vollemaans tropennacht
opperste helderheid van zacht licht
f wonder van broze onaantastbaarheid
Aan bakboordszij, nabij
licht blauw-gewaasde, diep-gegroefde muur van rotsen
aan stuurboordszij, nabijer nog
zacht-gele langgerekte tong van zand
als nimmer ooit door mensenvoet betreen
slechts op de punt aan het uiterst eind'
1 op slank-metaal' staketsel 1
als enig mens'lijk teken
in deze wijde witte wereld
een eenzaam licht te stralen stond
behoedend mogelijk ooit
in andere, donkere nacht vol van geweld
een schip, ver uit de koers geraakt
voor plots-verraderlijke stranding
of reddeloos ten onder gaan tegen granieten muur
J. D. DE VRIES
lïlllllllillllllllllllllll!lllllllllll]lll!lllllllllllllllll!llllllllillllllllllll!llllllllllllllllllllllllllllllll]llll!lllll!lllllllll!llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll]|]ll]|]]llllll]lll!]llllllil!l]l!llllllllllllllll|]|]|||]|||||]|l|]||l!]|||||]i]!l!lllllllllllllllllifl
11