Met een plunjeaak naar de Oost (III)
DE BEVRIJDING VAN TAPANOELI
Een politiële actie (zoals die twee maal in Indië heeft plaatsgevonden) in juli 1947
en december 1948) is de herovering van een door opstandelingen bezet gebied.
Zo'n militaire ingreep is een nauwkeurig samenspel van leger, politie, bestuurs
ambtenaren en andere overheidsdienaren.
De taken en de competenties van het leger en het politieapparaat zijn zeer ver
schillend en afgebakend, hetgeen niet weg neemt dat beide geüniformeerde
onderdelen raakvlakken hebben. Het optimaal functioneren van deze twee over
heidsdiensten kan in bepaalde gevallen alleen bereikt worden door samenwer
king c.q. dienstenverlening. Blijft deze co-operatie achterwege dan komt het
samenspel in het gedrang.
Inspecteur van politie 2de klasse, Willy van
Polanen Petel, de eerste Detachements
commandant van Balige na de 2de politiële
actie (rechts) met zijn plaatsvervanger.
Kort voor de tweede politiële actie in
Oost Sumatra, waren Willy van Pola
nen Petel en ik werkzaam als inspec
teur van politie 2de klasse bij de
Stadspolitie te Medan. De orde en de
veiligheid in het rayon van Sectie Oost
moesten door ons worden gehand
haafd en wel onder supervisie van
onze sectie-chef, de Hoofdinspecteur
Mesterom.
In december 1948 kwam van het hoofd
bureau, bij monde van commissaris
Riemersma het bevel, dat mijn vriend
en collega Van Polanen Petel zich
klaar moest maken, om mee te doen
aan de op handen zijnde politiële
actie. Hij was voorbestemd om in Ta-
panoeli detachements commandant te
worden van de stad Balige. Tapanoeli
is de Sumatraanse landstreek, die het
zuidelijk en westelijk deel van het
Tobameer begrenst en die aan de
Westkust van Sumatra eindigt. De be
woners zijn Bataks. Het is een berg
volk, dat zijn oorsprong heeft in de
landstreken tussen Birma en Thailand.
De Toba-bataks zijn Christenen, en
zij staan bekend om hun zangkunst,
doch tijdens de politiële actie hebben
zij zich doen kennen als geduchte
"snipers" (sluipschutters, die van uit
hinderlagen op de vijand schieten), en
die zich in de bergen veilig voelden.
Tijdens de herovering van de gebie
den op de opstandelingen, lazen wij
in de krant hoe de vorderingen ver
liepen. Persoonlijk contact met mijn
vriend was niet mogelijk. Op een och
tend kreeg ik het bericht van mijn
Sectie-chef, dat ik mij onmiddellijk
moest klaar maken om naar Balige te
gaan, ten einde Van Polanen Petel te
vervangen, daar deze door een kogel
verwond in het ziekenhuis te Pematang
Siantar lag. Zijn detachement stond
onder voorlopig bevel van inspecteur
Franz, die in een naburige stad diende.
Ik ging naar huis om mijn koffer te
pakken. Mijn vrouw Tjing Yong Moy,
een rasechte Hailohong Chinese, wilde
mee. Ik belde mijn chef, die mij ver
wittigde dat zulks niet de bedoeling
was, omdat mijn marsorder daar geen
gewag van maakte, en afgezien daar
van kwalificeerde hij de situatie in het
kersvers heroverde gebied als hoogst
onveilig. Ik accepteerde weliswaar zijn
order, doch ik had er innerlijk geen
vrede mee.
Met mijn Harley Davidson ging ik weer
naar de sectie, om mijn werkzaamhe
den over te dragen. Onderweg kwam
ik op de Kapiteinsweg de auto van de
Hoofdcommissaris Eybergen tegen. In
een flits wendde ik mijn motorfiets en
ik hield de chauffeur van de H.C.
staande. Onder aanbieding van mijn
excuses vroeg ik de H.C. of mijn vrouw
mee mocht naar Balige. Nauwelijks
was ik uitgesproken, of ik kreeg een
uitgemeten reprimande: "Waar ik de
euvele moed vandaan haalde om de
H.C. staande te houden" en "waarom
ik de hiërarchische weg niet bewan
delde om achter het antwoord te ko
men". Enfin, ik trok mij disciplinair en
strategisch terug en ging naar de
sectie, alwaar ik niet verder over de
zaak repte.
Bij mijn afscheid des anderen daags
zei mijn vrouw, dat zij mij uit eigener
beweging zou komen opzoeken, om
dat zij met haar vader t.z.t. zou mee
reizen naar Sibolga, zodra de ver
keersweg van Prapat, liggende aan
het Tobameer via Porsea, Balige, Si-
borongborong, Taroetoeng naar de
havenplaats Sibolga voor het publiek
werd opengesteld. Haar vader, Tjing
Kaw Djin, een groot zakenman en aan
nemer had alweer een gat in de markt
ontdekt en hij vlaste er op, om in het
heroverde Tapanoeli zaken te doen.
Ik hield het voor gezegd en vertrok
naar mijn nieuwe standplaats via Te-
bing Tinggi, Pematang Siantar, Prapat
en Porsea. In Siantar kreeg ik niet
eens de gelegenheid om mijn vriend
Willy van Polanen Petel in het zieken
huis te bezoeken, want ik reed met
militairen in convooi mee. In de buurt
van Porsea werden wij beschoten door
sluipschutters, doch verder verliep de
reis zonder moeilijkheden. In Balige
nam ik het bevel van inspecteur Franz
over, inspecteerde de gebouwen en
de gevangenis, maakte kennis met
mijn hoofdagenten Bijl en Lesil, de
twee posthuiscommandanten, en de
overige manschappen, 's Avonds plof
te ik in een rotan stoel neer van mijn
privé kamer, die uiterst schamel was
gemeubileerd. Het verschil met thuis
was schrijnend, maar ja, ik was niet
op een vakantiereis en ik schikte mij
in mijn lot. Er was trouwens genoeg te
doen. Franz stelde mij de volgende
dag voor aan Majoor Vroom van de
K.L. (het legeronderdeel, dat Tapanoe
li had bevrijd en dat in Balige was
gelegerd). Majoor Vroom, die zeer
parmantig een staf onder de oksel
klemde, kwam zeer positief bij mij
over. Ik was nog lang niet ingeburgerd,
toen inspecteur Franz weer naar zijn
standplaats vertrok, dus ging ik met
mijn hoofdagent en enige manschap
pen de directe omgeving van mijn
tangsi (kazerne) verkennen. Ik had de
beschikking over betrouwbare agen
ten, die uit de steden Medan, Tebing
en Sianter waren gerecruteerd, omdat
de politie-manschappen uit het voor
malige opstandelingen gebied nog niet
gescreend waren en in voorlopige
hechtenis waren genomen, zij het dan
dat zij een beperkte vrijheid genoten.
Ons rijdend materieel bestond uit een
jeep en een truck met open laadbak
en naast de gebruikelijke politie wa
pens hadden wij ook nog een "lewis-
gun", die tijdens patrouilles boven op
de kap van de truck werd geplaatst.
De K.L. soldaten, alhoewel goed ge-
trained, waren echte Hollandse jon
gens, die totaal geen tropen ervaring
hadden, zoals onze K.N.I.L.-jongens.
Eens gebeurde het, dat soldaten in
een jeep reden met neergeklapte voor
ruit. De "plopors" hadden dwars over
de weg een kabel gespannen en de
chauffeur en zijn bijzitter werden let
terlijk onthoofd.
Tijdens gezamenlijke zuiveringsacties
van leger en politie gebeurde het vaak
dat ons convooi door "snipers" werd
beschoten en wel door landbouwers,
die op de sawah's en ladangs werk
ten. Vooral de tani's die op de sa
wah's werkten waren levensgevaarlijk.
In het voorbij rijden zag men alle land
bouwers hard zwoegen, doch zodra
het convooi was gepasseerd, werden
6