SCHEEPSRAMP OP DE MOESSI Boekhandel Moesson Stroomafwaarts, schuin tegenover Pladjoe (B.P.M.-plaatsje in de buurt van Palembang op Zuid Sumatra) bevond zich een "eiland" in de rivier de Moessi. Dit eiland bestond uit een - dicht met bomen en struikgewas begroeid - stuk grond, dat door een watertje werd omsloten en dat door ons, een groep welpen onder leiding van een Akéla, werd gebruikt om een aantal malen per jaar een dag rovertje te gaan spelen en zelfgebakken pannekoeken te gaan eten. Jonk heer van Riemsdijk, een hooggeplaatste employé van de B.P.M. was dan dikwijls zo goed ons met zijn boot naar de overkant te brengen. Een van mijn beste sobats, Hans Bakker, woonde op de weg van Pladjoe naar Bagoes Koening; als ik me goed herinner op de Ladang num mer zoveel. Hans en ik maakten de omgeving van Pladjoe nogal eens on veilig, door met een kattepult op zak op jacht te gaan, waarbij de prooi meestal bestond uit jonge manga's en djamboe's voor de roedjak. Nu had Hans een oudere broer Bert, die nogal handig moet zijn geweest, want op een goede dag had hij zelf een "kano" gebouwd. Het ding - en nu moet ik heel diep in mijn herinnering terug gaan naar de eind-dertiger jaren - had weliswaar de vorm van het toen in zwang zijnde kano-model, maar daar mede hield alle gelijkenis dan ook op. De bouw had plaats gevonden met behulp van vuren planken, waarbij de naden waren afgedicht met uitgeplo zen touw en teer, zoals in die tijd ge bruikelijk was in de scheepsbouw. Maar drijven en varen deed het, daar was ik Zelf getuige van geweest. Op een goede dag had Hans op de één of andere (ii)legale wijze de be schikking gekregen (of genomen) over voornoemd vaartuig en wij zouden er samen mee naar "het eiland" gaan om daar te gaan jagen op groot wild, zoals badjings en dergelijk soort tro feeën. Zo gezegd, zo gedaan. Zonder beiden iets omtrent onze plannen aan het thuisfront te hebben verteld, stap ten wij aan boord en peddelden onder ideale weersomstandigheden naar de overkant om enige tijd later behouden voet aan wal te zetten. Nadat de boot in de modder was getrokken en was vastgelegd kon het avontuur beginnen. Dat de jacht op niets uitliep laat zich raden, want wij waren (gelukkig) niet van die erg goede schutters. Na enige uren op het eiland te hebben doorge bracht besloten wij de terugreis aan te vangen, aangezien het weer begon te veranderen en zich wolken begon nen samen te pakken. Wij stapten aan boord en begonnen te peddelen in de overtuiging vóór de bui weer op ons vertrekpunt in Pladjoe terug te zijn. Waar wij echter, als minder ervaren zeelui, geen rekening mee hadden ge houden was het feit, dat we om Pla djoe te kunnen bereiken eerst een fors eind stroomopwaarts moesten pedde len om dan - schuin overstekend - op de plaats van bestemming te kunnen arriveren. Dat merkten wij uiteraard pas toen we begonnen te varen. Na een paar minuten besloten we dus maar koers te zetten naar Palembang, om zo een zo gunstig mogelijke posi tie te kunnen innemen om de over steek te wagen. Ondertussen was het weer dermate verslechterd, dat we maar besloten om de steven te wen den om de grote, brede kali - waar de golven inmiddels angstwekkend hoog werden opgestuwd door een fors aangewakkerde wind - over te steken. De bewolking werd steeds donkerder en onheilspellender, hetgeen ons zelf vertrouwen nu niet bepaald ten goede kwam. Zoals het twee jongens van amper 11 jaar betaamt, begonnen wij knap in onze rats te zitten. Op een gegeven ogenblik werden de golven zo hoog, dat zij over de rand van het diep liggende bootje sloegen. In geen tijd stond het vol met water en even later hingen wij bibberend van angst met beide handen vastgeklemd aan de boorden van het vurenhouten vaartuigje. Heel in de verte hoorde ik Hans bidden en ik zag hem telkens kruisjes slaan. Plotseling doemde in de verte een zandprauw op, die ons "Toeloeng, toeloeng I" opmerkte, ons aan boord nam en ons, met het op sleeptouw genomen bootje, bij de aanlegplaats van de pasar te Pladjoe aan de wal zette. Opgelucht en blij, dat deze schipbreuk tot een goed eind was gekomen, beloofden wij de schip per van de prauw een geldelijke be loning, die wij hem de volgende dag of daaromtrent zouden komen over handigen. Uiteraard durfden wij geen van beiden thuis iets over ons avontuur te ver tellen en ach, de gedane belofte een beloning te komen brengen werd - af gezien van het feit dat we geen van beiden over de hiervoor noodzakelijke financiën beschikten - weer snel ver geten. Op een middag, we waren net een paar heerlijke djamboes aan het op peuzelen, hoorden we Hans' vader roepen: "Hans, onmiddellijk hier ko men!" Wij, argeloze ontdekkingsreizi gers, liepen de tuin uit naar achter het huis en zagen daar tot onze grote ver bijstering naast Hans' vader een man staan. U raadt het al, het was de schipper van de prauw, die ons aan boord had genomen en die kennelijk achter het adres van Hans was ge komen en nu zijn toegezegde beloning kwam halen. Meneer Bakker stond met een van woede vertrokken gezicht met een stuk rottan te zwaaien, hetgeen overduidelijk wees op een aanstaand pak ransel. Deze aanblik deed mij be sluiten heel onopvallend maar met ge zwinde spoed van het toneel te ver dwijnen en naar huis te gaan. Nooit heeft de heer Bakker iets over ons avontuur aan mijn ouders verteld. Toen ik het tenslotte heel, veel later aan mijn moeder vertelde zei ze: "Zeg er maar niets van tegen papa, want anders zwaait er wat.", sloeg haar ar men om me heen en gaf me een zoen. BOB SMITS Ons reservefonds voor moeilijke dagen Moesson wil geen subsidie. Het wil voort bestaan alleen als U dat wilt. Met uw steun poekoelen wij teroes Hieronder laten wij, onder hartelijke dank zegging aan alle schenkers, de verant woording volgen van de giften die zijn binnengekomen voor het reservefonds voor Moesson over oktober 1983. A. A. 25,Mw. d'Angremond 10,W. Boverhof 50,A. Burg 10,A. M. H. de la Croix 10,Mw. Crutzen-Pesch 10, W. Doral 12,50; J. A. Dubois 25,-Mw Elenbaas 25,L. C. F. de Graaff 25, K. M. Graichen 20,T. Heyman 10,- P. J. v.d. Horst 13,V. H. Huitink 19,95 J. C. L. Jansz 10,H. v.d. Linden 25, A. Mariouw 20,J. Martens 50,-—; J. J Meulemeester-de Boer 5,N.N. 6,22 N.N. 5,50; A. L. Polack 25,H. de Quant 10,J. M. Ruyg 4,45; L. E. V. Simao 10, J. Schlechte 17,64; F. Steenmeyer 21,75 W. Stout 25,—; G. A. Swart 25,—; A. S. D. Toxopeus-Foeken 125,A. J. v. Velthoven 10,G. F. v. Velzen 1,L. Vogler 240, G. Vroomen 3,C. H. Wensel 10, Totaal binnengekomen in oktober '83 915,01 De stoomtractie op Java en Su matra - J. J. G. Oegema f 59,50, porto f 6,50 Journalistieke herinneringen - J. H. Ritman, f 12,50, porto f 4,25 Olie en zweet, een traan, een lach - Wil de Jongh Mijn leven tussen de boortorens f 9,50, porto f 4,25 Achteraf bezien - Greet Gaudreau f 7,50, porto f 2,30 Daar heeft onze wieg gestaan cartoons van Poirrié f 12,50, porto f 2,30 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 12