Vierdaagse in Indië Indië is in de geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Bond voor Lichame lijke Opvoeding een hoofdstuk apart. Als Kees de Tippelaar (Cornelis Dudok de Wit) in 1865 op 22-jarige leeftijd voet aan wal zet in Soerabaja begint hij zijn be roemd gebleven wandeltocht dwars door Java. De verdere reis voerde hem naar de Molukken en Celebes, waar hij o.a. de gehele Minahassa doorwandelde. Toen hij bij het verlaten van Indië, een jaar later, de afgelegde afstanden optelde, kwam hij tot 3.560 kilometerHij legde daarmee de grondslag voor het wandelen als vrijetijdsbesteding, vooral bewonderd door degenen die hem bezochten in zijn buitenhuis Slangevecht te Breukelen, waar hij in 1913 overleed. In het boek "Sport in Indië" van Jhr. Jan Feith lezen wij op blz. 47: "In Malang werd gedurende een drietal jaren (van 1918 tot 1920) een driemaandelijkse leer gang gehouden onder leiding van de officier van gezondheid eerste klasse der Kon. Marine, Dr. F. H. Minkema, een naam die men in Indië onthouden heeft, omdat aan hem te danken is geweest een groot deel der verbetering van licha melijke opvoeding en ontwikkeling. Intussen was in diezelfde jaren te Bandoeng, mede op aandringen uit officierskringen, de Indische Bond van Lichamelijke Op voeding opgericht. Veel burgers hebben, na schooltijd of kantoor, deelgenomen aan marsen die met name door de NIAU georganiseerd werden. Het begin. De eerste Vierdaagse werd op 7, 8, 9 en 10 juli 1935 door de Sumatraanse Athletiek Bond ingericht. Volgens de heer E. Blanksma uit Baarn liepen 88 deelnemers deze via Titipapan, Tem- boeng, Polonia, Deli Toewa, Soenggal en Medan voerende Vierdaagse uit. Het lag voor de hand dat militairen van de Koloniale Reserve, die vanuit hun Prins Hendrikkazerne naar Indië reisden, bij de autoriteiten aandrongen op het uitschrijven van de Vierdaagse volgens de regelementen van de NBvLO. Dat gebeurde in 1936; be halve "veldtenue met bamboehoed" was de enige aanpassing de af te leggen afstand. In Bandoeng startten 463 deelnemers, vooral militairen. De heer D. A. Visker herinnerde zich, dat het de eerste dag richting Malabar (een nogal vlakke weg) ging, de tweede dag over heu velig terrein naar Soemedang, terwijl Padalarang de derde dag doel was en de vierde over Tjimindi, Bandjaran en Dajeukolot naar Bandoeng gelopen werd. In Malang (26 t/m 29 juni) liep mevrouw Bar mee, gevolgd door haar auto, zodat langs het parcours door haar frisdrank en broodjes rondge deeld konden worden. Er lagen veel keien en kiezels op de weg en omdat het zo warm was mochten de kragen open. In de groep van de cavalerist H. W. Buschman liep een harmonica speler mee, zodat het brons-groen- eikehout en houdt-er-de-moed-maar- in niet van de lucht was tussen de klapperbomen. Overigens werd ons van verschillende kanten gewaar schuwd voor klapperwater; het heeft hetzelfde effekt als pils: het zakt je in de benen. In Fort de Cock was de deelname van burgers ook zeer gering. Toch kon de heer J. G. Andriesse zich herinneren dat een mej. Sadee meeliep en nog zou leven. Inderdaad, mevrouw F. Klooss-Sadee woont in Amstelveen en beiden hebben elkaar na veertig jaar teruggevonden en ontmoet in dit jubileumjaarFort de Cock verbaas de het Bondsbureau met de aanvrage van veel groepsprijzen. Dat kwam door het feit, dat men daar, in tegenstelling tot de toendertijd gebruikelijke veer tig man per detachement, groepen van twintig lopers had gemaakt. Uit La Crescenta (Californië) kwam een brief van een bijzondere Vierdaag- seloper: Renso A. Venner liep twee maal met Henk van der Ven in 1932 en 1933 in Nijmegen en viermaal in Indië: in Bandoeng 1936 en 1937, in 1938 te Magelang en tenslotte was hij in 1939 present te Batavia. Het was voor Th. G. Cassa een peule schilletje in Batavia: KNIL-militairen waren gewend soms zeer zware pa trouilles te lopen, maar voor Europese soldaten was het een hele opgaaf. De voorbereidende marsen waren eigen lijk lastiger dan de Vierdaagse zelf. Het onderscheid lag hoofdzakelijk in het temperatuursverschil, omdat de oefenmarsen na zonsondergang ge houden werden en de Vierdaagsen overdag onder een gloeiende zon. Toch begonnen die om vier uur in de morgen. Eerst richting Antjolkanaal- Tg. Priok en binnendoor terug naar Mr. Cornelis, het tweede traject verliep in de richting Glodok en over de auto weg naar Bantam in een boog terug naar het station van Manggarai, de derde dag naar Buitenzorg en de vierde naar Tjikampek en terug. Aan gezien er in de nachtelijke uren geen trom geslagen mocht worden behielp men zich met een aantal mondorgels. Als commandant moest G. H. O. de Wit opletten dat niemand zich liet ver leiden ongekookt, -gebakken of -ge braden voedsel te nuttigen en boven dien was van verzorgers op een fiets geen sprake: er ging een verbandtas mee en bovendien had iedereen een extra veldfles met slappe thee bij zich. Overigens waren er altijd wel katjong onderweg, maar vooral bij het keer punt, die lekkere inheemse kostjes in de warongs te koop aanboden. Vaak rijpte bij de Jannen uit Bogor, zoals zij zichzelf noemden, een plan op het keerpunt niet te rusten en meteen te rug te marcheren om direkt na aan komst te gaan mandiën in de tangsi en dan allen in uitgaansuniform langs de kant met de benen in nóg een stoel achter een ijskoud biertje de "achter blijvers" te begroeten De Sumatrabode van woensdag 4 au gustus 1937 geeft een uitgebreid ver slag van de Vierdaagse rond Fort de Cock waaraan 250 mensen deelnamen, van wie er slechts 2 uitvielen. Een van de vijf dames, de padvindster H. A. Jacobs, die als jongste 30 kilometer per dag moest lopen, ging alle dagen met de militairen op de 35 mee. Bijna een gehele pagina wijdde de Deli- courant van 30 juni 1937 aan de mede door kapitein W. K. Boogh georgani seerde editie van Medan: de eerste vierdaagse afstandmars ter Oostkust volgens de regelen van de Nederland- sche Bond voor Lichamelijke Opvoe- (lees verder volgende pagina) 15 Deelnemers onderweg in Bandoeng tijdens de door de NIAU georganiseerde Vierdaagse in 1938.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 15