NOG EENS TANTE MIEN
gen deed net zo, en dat ging een tijdje
zo door totdat er in de buurt een an
dere vlieger kwam aandwarrelen en
de hele groep zich daarmee ging be
moeien.
De vliegers kwam overal terecht. Op
daken van huizen zelfs op het dak
van broodbakkerij "Valkenet". Dege
ne die in Bandoeng bekend is, weet
hoe hoog dat gebouw is (en dan be
doel ik niet het gebouw aan de Pasir
Kaliki maar het gebouw aan de Ma-
labarlaan (Karees). Maar ook daar
pakten wij die vliegers.
Aan de halsbrekende, acrobatische
en soms levensgevaarlijke toeren die
wij daarbij moesten maken moet ik nu
niet denken. Ook met slimmigheidjes
trachtten anderen je voor te zijn. Mij
overkwam het volgende.
Op een middag bevond ik mij in Ka-
rèes aan de Tampomaslaan (een van
de straten die de Halimunlaan ver
bond met de Papandajanlaan), toen ik
een prachtige vlieger naar beneden
zag komen. Ik schatte dat deze in de
buurt van de Gunturlaan terecht zou
komen, (ook dat schatten was niet zo
gemakkelijk, want je moest rekening
houden met:
1. Windrichting en -snelheid.
2. Het stuk draad dat nog aan de vlie
ger vast zat. Was het een kort stuk,
dan kwam de vlieger sneller op de
grond dan met een lang stuk draad.
3. Welke weg of brandgang je moest
nemen om snel op de plaats te zijn
waar de vlieger zou zijn neerge
komen.
Ik rende dus langs de Windustraat
(de kortste verbinding naar de Gun
turlaan) naar de plaats waar ik dacht
dat de vlieger zou neerkomen. Ik had
goed geschat, want ik zag de vlieger
net boven mij over de Gunturlaan op
het erf van een groot huis neerkomen.
Het huis en erf waren omgeven door
een hoog en stevig hek. Tot mijn ver
bazing was ik de enige persoon die
daar aanwezig was, en zag tot mijn
opluchting ook niemand komen aan-
Ik weet niet, wie je bent, Dadar isi,
maar ik heb zo het idee, dat we de
zelfde Tante Mien uit Malang voor
ogen hebben. Aan mijn Tante Mien
heb ik dezelfde goede herinneringen
als jij. Ze was resoluut, op het brutale
af, voor niemand verlegen, bruisend
van levenslust en vreselijk royaal voor
een ieder die zij mocht
Inderdaad liep zij in het warme Ma-
lang in haar modieuze kleren met het
zelfde flair, alsof zij wandelde op de
Boulevard Mont Parnasse in Parijs.
Compleet met hoed en handschoenen,
want ijdel was ze. Toko Preanger in
de Petjinanstraat, magazijn "De Bijen
korf" op Kajoetangan en kleermaker
Habibar hadden een goede klant aan
haar. Als een of ander begeerd artikel
te duur was naar haar zin, zei ze:
"Ajo Bijenkorf, djangan begitoe ma-
hal". En of de Chinees dan bakzeil
hollen of verschijnen. Ik rekende de
vlieger al tot mijn eigendom en wilde
juist stilletjes de deur van het hek
openen, het erf opgaan om de vlieger
mee te nemen, toen ik ineens iemand
hoorde gillen: "Jack, niet doen". Ik
keerde mij om en zag een klasgenoot
van mij, Johnny Abbink, wild gebarend
op mij toe lopen.
Pas toen hij bij mij was, wees hij naar
een bord dat ik niet had gezien en
waarop twee honden waren geschil
derd, beide met opengesperde bek.
Hij zei tegen mij: "Pas op, andjing
galak". Omdat ik reeds enkele malen
kennis had gemaakt met o.a. herders
honden sprong ik achteruit en ging
een eind verder van de deur van het
hek staan wachten op de dingen die
gingen gebeuren.
En wat deed Johnny?
Hij maakte rustig de deur van het hek
open, liep over het erf naar de voor
deur, belde aan en vroeg aan de dame
die in de deuropening stond: "Me
vrouw, mag ik even mijn vlieger op
halen?" Dat mocht en even later wan
delde hij triomfantelijk het hek uit met
de vlieger op zijn rug.
Ik vroeg hem stomverbaasd: "Ben jij
haalde.
Het huis, waarin zij met haar gezin
woonde, zag er ook altijd keurig net
jes uit. Voor de kinderen was zij lief,
maar streng. Haar drie stiefdochters
slaagden allen voor het onderwijzeres
examen.
Haar resolute optreden is haar wel
eens fataal geweest.
Mijn ouders, vooral mijn moeder wa
ren zeer bevriend met haar. Wij woon
den niet ver van elkaar af en kwamen
vaak bij elkaar op bezoek. Wij had
den een paar goede waakhonden, die
dieven en vreemd gespuis van ons
erf moesten houden. Vooral één, een
bastaard fox, was er op afgericht elke
vreemdeling, die 's avonds zomaar
in de tuin kwam, zonder zijn naam
"Bonzo" te roepen, aan te vallen en
in de kuiten te happen.
"Dus denk er aan Mien", zei mijn va
der, "als je 's avonds komt, vergeet
dan niet, om "Bonzo, Bonzo" te roe-
niet bang voor honden?" Johnny ant
woordde: "Welke honden, zij hebben
helemaal geen honden Dat bordje
hebben zij voor ongewenste perso
nen aan het hek hangen." Hij wist dat,
omdat hij er naast woonde. Wat heb
ben wij toen gelachen.
Een andere keer kwam zo'n vlieger
midden op de sawah terecht. Om erbij
te kunnen komen moest je gebruik
maken van de galangans. Deze galan-
gans waren afscheidingen tussen de
padivelden, waar openingen waren ge
laten om het water door te laten vloei
en. Ze waren van modder gemaakt en
werden iedere keer verhoogd. Wan
neer zij pas waren aangelegd dan was
de modder nog zacht.
Als wij nou achter een vlieger aanhol
den dan keken wij niet op of om,
dus ook niet waar we liepen. Het ge
volg was dat wij soms midden op de
sawah in zo'n galangan bleven steken
en tot onze knieën in de modder vast
zaten. De eigenaar van de sawah, die
de galangan met veel moeite had ge
maakt werd zo kwaad, dat hij met ge
trokken golok op ons af kwam. Wij,
met ons ca. vijftienen op die galangan,
raakten in paniek en probeerden dan
zo snel mogelijk weg te komen. Dat
was niet gemakkelijk, want je zakte
in de modder weg en wanneer er ie
mand voor je liep die niet hard ge
noeg ging, dan duwde je hem gewoon
van de galangan de sawah in. Voor
de eigenaar zelf was het ook moeilijk
om vooruit te komen, want ook hij
bleef in de modder steken, zodat wij
altijd weg konden komen.
Mijn broers en ik graasden die mid
dagen hele buurten af, van Kiaratjon-
dong tot Tjibatu en van Karees tot
Tjikawawo. Wij kwamen dan ook thuis
met soms vijftig gevangen vliegers,
die we boven de hemel van ons klam-
boebed bewaarden. Wij hoefden de
volgende middag dan ook niet te roe-
tjoek, maar konden meteen gaan adoe-
lajangan.
BENGKOK
pen. Dan weet hij, dat hij met goed
volk te doen heeft." Maar Tante Mien
smeerde de waarschuwing aan haar
laars. Ze was immers voor niets en
niemand bang.
Zo kwam zij op een avond naar ons
huis, maakte het hek open en liep
zonder een woord te zeggen de voor
galerij binnen. Woedend stoof Bonzo
op haar af, en voor iemand er op ver
dacht was, beet hij Tante Mien een
flink gat in de dij. Schreeuwend van
pijn plofte ze op een stoel neer en
tilde hoog haar jurk op. Mijn ouders
allebei in paniek, maar mijn vader liep
als een haas naar de achtergalerij. In
mijn jeugd mocht een heer n.l. niet
naar de ontblote dijen van een vreem
de dame kijken. Dus gaf mijn vader
van ver zijn medische instructies.
"Desinfecteren met jodium en daarna
een flinke dot watten, gedrenkt in
(lees verder volgende pagina)
9