ben een gelukkig vnenó
Uren zou ik kunnen kijken naar het gedwarrel van de blaadjes die bezig zijn
zich los te maken om in de kleuren van de herfst een tapijt te weven op de rand
van het grasveld. Er staat geen zuchtje wind en ze komen uit de berk naar om
laag of ze door een onzichtbare hand gemanipuleerd worden. Eén hier, daar
twee en in dat hoekje kunnen er nog wel vijf of zes bij, daar is nog groen van
gras. Laag voor laag wordt het opgebouwd, een mollig kleed in geel en goud en
tinten bruin, hier en daar een vaag rood streepje, een groenig stippeltje. En ze
blijven maar vallen, de blaadjes en maken er een schoonheid van. Eén van de
vele wonderen van de Natuur.
Ik houd er van om te kijken naar om
zichtige, telkens terugkomende bewe
gingen. Eeuwige beweging, perpetuum
mobile. Boven mijn hoofd hangt er
een aan het plafond; kleine zilveren
dolfijntjes die alsmaar zweven en
zweven en zwevenZe geven mij
een gevoel van oneindige rust, tevre
denheid; van nooit helemaal alleen te
zijn. Houd ik daarom van de herfst met
zijn vallende blaadjes? Van golfjes
die heel zachtjes dichtbij komen en
zich fluisterend weer terugtrekken
En van brandende kaarsen
Nog even, dan zijn ze er weer, de
Decemberlichtjes in de straten. Slin
gers en bogen van duizenden blauwe
en rode en gele en groene ballonnekes
die ons de weg moeten wijzen naar de
winkels. De luister om ons in het duis
ter in een goedgeefse stemming te
brengen. Want december is de maand
van geschenken. En van mateloze ver
spilling.
Velen zien die bonte lampjes mis
schien nog altijd als zinnebeeld van
hoop en vertrouwen op de toekomst.
Ik heb de hoop op verbetering van een
bezeten wereld maar opgegeven. En
houd het op een brandend kaarsje als
symbool van bezinning en naasten
liefde. Een bewegend vlammetje kan
ons soms zorgen doen vergeten. Heb
ik zorgen? Neen, zo somber is het niet.
Maar, bijna vijf jaar geleden, is op
één van de laatste morgens van de
cember mijn lieve Kameraad voor het
Leven mij ontvallen. Daarom zal deze
maand altijd wel wat moeilijk blijven.
Vijf en vijftig jaar lief en leed: meer
lief dan leed. Ik was niet opstandig,
dat ben je niet meer op zo'n leeftijd.
Het was zijn uur dus moest hij gaan.
Zoals ook dat uur voor mij zal komen.
Tot zo lang zal het gemis blijven; naast
berusting.
Verleden jaar was ik die donkere da
gen na Kerstmis voor het eerst alleen
thuis. De avond van de jaarwisseling
zou ik bij kinderen in het naburige
dorp doorbrengen. Ik had het e.e.a.
klaar gemaakt, want het zijn en blijven
vree(t)zame dagen. Maar een keelont
steking waar ik al weken mee sukkel
de stak de kop weer op. "Je bent toch
wel gek ook", klonk het aan m'n oor.
"Blijf toch lekker thuis mens en ga
vroeg naar bed." "Je hebt gelijk stem."
Misschien vindt U het raar, maar ik
door Plantersvrouw
praat echt veel hardop, zo in m'n
eentje. Nou ja, tegen die stem dan.
Ik pakte de telefoon: "Kom de boel
maar halen, moeders blijft vanavond
lekker thuis."
"Mama, neentoch niet alleen
"Ja, wel alleen, en, geloof me, het zal
"goed" zijn."
Het werd goed. In een makkelijke
stoel bij de openhaard. Met hars-
geuren van denneappels en groene
takjes, van wijn en sneeuwballen die
ik gebakken had, waarvan ik voor me
zelf wat achter had gehouden.
Wat ik verder nog nodig had vond ik
in de vlammetjes in de haard. Rust
gevende gedachten, mijmeringen, her
inneringen. Hoe het begon, helemaal
van onder af.
Hij was chauffeur op een vrachtwagen
en sjouwde met balen koffie en kisten
rubber. Dat in afwachting van de va
cature van jongste employé. Na drie
maanden kreeg hij het baantje en wij
trouwden. Ons eerste huis had scheu
ren en gaten in de gedek-omwanding.
En in de hanebalken, een tokèh-toe-
djoeh; de zalig-makende. Het nieuwe
was in aanbouw. Maar waarom zouden
we wachten?
Ik vond die bouwval wel romantisch.
Hem kon het ook niet schelen, want hij
ging op in zijn werk en dikwijls voelde
ik me wel een beetje zielig en ver
waarloosd. Na drie maanden wilde ik
maar weer scheiden. Gelukkig meldde
zich toen ons eerste kind en er was
zoveel te maken dat ik me nooit meer
verveelde.
Het werd een bliksem-carrière, binnen
vier jaar kreeg hij zijn eerste admini
stratie. Helaas begonnen toen al gauw
de moeilijkheden van de crisis in de
dertiger-jaren. Drastische bezuinigin
gen overal, wij verhuisden van het ene
land naar het andere. Hij raakte ver
trouwd met alle cultures. Koffie, rub
ber, kina, vezel, klapper. En ging aan
Java's zuidkust bijna dood aan malaria
in alle vormen. Toen begon gelukkig
de opleving. We kregen de lieflijkste
onderneming die Ross Taylor in be
heer had. Van de hel in de hemel.
Met al zijn ups and downs, een prach
tig leven in de vrije natuur. Ik had m'n
handen vol aan de vier kinderen die
ik zelf les gaf. Ik heb nooit begrepen
dat er moeders waren die het
een "hondebaan" vonden. Ik vond het
heerlijk. Misschien omdat ik zelf maar
af en toe op school was geweest. Va
der zat "in 't hout" en ik ben geboren
en getogen in de rimboe. Hij was een
echte vrijbuiter, mijn vader. Overigens
in de goede zin van het woord. "Het
leven kan een mens alles leren wat
nodig is, maar hij moet er wel voor
open staan" - hield hij zijn kinderen
altijd voor. En ondanks praktisch geen
schoolopleiding zijn ze allemaal goed
terecht gekomen.
Tussen de bedrijven door werkte ik
aan een eigen bezit. Een vakantie
boerderij op de Argapoera. Dat werd
de mooiste tijd uit al die jaren. Niets
geeft meer voldoening dan mensen in
hun vrije tijd blij en tevreden te stefn-
men. Ik heb er veel vrienden uit over
gehouden. Toen kwam de oorlog met
al zijn ellende. De Jappen lieten mij
en de vijf kinderen vrij. Of vrij
Er is veel geschreven over de Japanse
kampen. Honger, slaag, schurft en
wandluizen. Wij, buiten die kampen
hadden te maken met twee vijanden.
De Jap en Jong Indonesië die zijn
rechten opeiste en de haat op ons
koelde. Misschien schrijf ik daar nog
's over. Of toch maar liever vergeten?
De kinderen en ik kwamen onder de
extremisten in vier verschillende kam
pen. Acht maanden wisten we van el
kaar niet wie dood was en wie leefde.
Toen kwam, na op de dag af, vier jaar
de hereniging van het gezin. En ik kon
mijn man niet eens een kus geven, hij
had een afschuwelijke infectie op het
gezicht. Kamp Flores.
En toenach te veel om allemaal
te vertellen wat in die lekkende vlam
men aan mijn oog voorbij ging. Een
boeiende film, het Boek van ons Le
ven, duizend pagina's en meer
Hervatting van het werk op de onder
neming, het begon zo goed, het volk
was tevreden, gaf alle medewerking
en toen die rottigheid met vakbonden.
Afscheid van daér, en hier een nieuw
begin. Mijn man hield wél van Holland,
zijn geboorteland. Maar dat werk
nou jahij had er geen hekel aan.
(Zoals ik geen hekel heb aan Hol
land.) Tien jaar hield hij het vol. Hij
12