nen, de hele terugtocht naar Parapat
was er een flinke bui en door de wind
werd het wel een natte beweging. Toen
we van de boot stapten werd het
droog. Het Parapat hotel was een goe
de toevlucht.
Toen we de volgende ochtend vrij
vroeg vertrokken meenden we af
scheid te moeten nemen van het
Toba-meer, want de weg een deel
van de Trans-Sumatra Highway,
voerde het Toba-Batakland of wei
Tapanuli in. Het niveau van het meer
is 900 meter boven de zee en het
heuvelland daar omheen dus nog ho
ger. Het is een grote hoogvlakte met
veel sawah's, aren-palmen, een land
schap met telkens kleine dorpen met
de bekende dak-formatie, tussen het
groen. We stopten bij een oude desa,
Lumban Binaga, waar blijkbaar één
marga woonde, want alle huizen dra
gen daar de naam "Sitorus", een be
kende Batakse familienaam. De huizen
hebben mooi beschilderde en uitge
sneden versieringen, waaronder een
groepje van 4 vrouwen-borsten als te
ken van vruchtbaarheid. De geboorte
regeling moet hier nog wortel schie
tenNatuurlijk weer varkens, groot
en klein en oude vrouwen die letten
op de kinderen. De andere vrouwen
werken op het land en de mannen za
gen we zitten in de "kedai kopi" om
te drinken en de politiek te bespreken.
Vrouwen plegen hier het landwerk te
doen. En de rest. Ook in het Karo-land
is dat zo en daar zagen we ze lopen
met de patjol op het hoofd.
En telkens zagen we toch het meer
weer, vanaf de weg, nadat we de Asa-
hanrivier hadden overgestoken. Van
het grote hydro-electrische project is
daar niets te zien.
Onze laatste blik op het zuidelijkste
deel van het Toba-meer kregen we bij
Aek Raisan, waar je het nog prachtig
kunt zien tussen heuvels door. Na Ba-
lige bogen we om naar het zuiden.
Een eind verder stopte onze gids op
eens bij een rij huisjes, Sipoholon heet
te het daar, waarachter we iets zagen,
dat veel leek op een gletscher. Maar
het was een heuvel van kalk en zwavel
en er stroomde heet water vanaf. Tus
sen de huisjes door klommen we om
hoog en daar stonden we tussen plas
sen kokend water, dat door de mensen
met kanaaltjes naar beneden werd ge
leid. Alles rondom was geel-wit van
kleur. Een eindje verder stonden vrou
wen in een groeve een soort kaolien
te hakken. Voor de glas-industrie, zei
den ze. Inderdaad zeggen ze bij de
keramiek-industrie in Malang, dat de
grondstof van Sumatra komt.
In Tarutung kocht onze gids heerlijke
ananassen. Verder naar het zuiden
kwamen we zoetjesaan in het Bukit
Barisan-gebergte. Een kronkelende
weg, steile hellingen met bos, echt
oerwoud bedekt, maar langs de weg
telkens dorpen.
Opeens sloegen we linksaf, een poort
door en een steil weggetje op. Toen
stonden we bij een adembenemend
mooi uitzicht: De baai van Sibolga en
de Indische oceaan. De stad lag be
neden ons, omringd door groen land
schap. Opzij stond een nationaal mo
nument van gigantische afmetingen en
als verrassing konden we even hoger
vertoeven in een nieuw hotel, "Wisma
Panggabean" vrij klein, maar op het
mooiste punt. We hadden trek en aten
nasi goreng en bleven er de rest van
de dag, bekeken een enorm grafmo
nument van de voorouders van de fa
milie Panggabean, achter het hotel en
gingen 's avonds in de stromende re
gen nog naar Sibolga, waar we ook
samen aten.
Die steile bochtige weg, zelfs met een
paar korte tunnels, moesten we in de
vroege morgen van de volgende dag,
voor de derde keer rijden, als begin
van de langste rit van deze reis
12 uren. Deze rit was weer één ge
nieting. De chauffeur reed uitstekend.
De weg voert helemaal door de Bukit
Barisan naar het zuiden, van Tapanuli
tengah door Tapanuli Selatan. De eer
ste grote plaats was Padang Sidem-
puan. Hier was de weg nog vrij slecht
- pas volgend jaar is de Trans Sumatra
highway helemaal klaar, van Banda
Aceh tot Teluk Betung, van de noord
punt van Sumatra tot de zuidpunt.
Ergens onderweg stopten we bij een
dorpje. Daar was een oudere man met
een aap, die daar afgericht worden op
klappers plukken. Langs de weg zijn
vrij veel kleine dorpen en ieder stukje
vlakkere grond dicht bij de weg wordt
beplant. Verder zijn de hellingen steil
en bedekt met dicht oerwoud. Een gro
te rubber-onderneming reden we door,
ook kilometers langs oude, verwaar
loosd e rubbertuinen. We stopten er
gens om van dichtbij te kijken hoe
rotan groeit en hoe die kan worden
afgepeld tot je op het binnenste, de
ons bekende rotan komt, ontdaan van
de erg stekelige bast.
Hoe verder naar het zuiden, hoe min
der kerken en hoe meer moskeeën.
Voor ons had dat voelbare consequen
ties, want de spaarzame eethuizen aan
de kant van de weg waren gesloten
vanwege de Vastenmaand. Moeilijk
voor onze gids, die de zorg voor ons
welzijn heel serieus nam, maar ik had
er op gerekend en een goed gevulde
trommel meegebracht met allerlei eet
baars en we hadden vruchten bij ons.
Het was pas tegen 4 uur, dat we een
plekje vonden, beschermd met doeken
voor de inkijk, waar rijst werd ver
strekt. We aten met ons vieren en, hoe
eenvoudig ook, het smaakte ons best.
We waren toen al in de provincie West
Sumatra en in een Padangs restaurant
bestel je niet: de rijst komt vanzelf op
tafel en alle gerechten die het restau
rant rijk is worden in kleine schaaltjes
op tafel gezet. Wat je opeet betaal je
en de rest wordt weer weggehaald na
afloop. Voorts word je geacht met je
handen te eten, waarvoor water is
klaar gezet om je handen te wassen.
Over hygiëne hebben we maar niet in
gezeten.
Bij Bonjol is het Equator-monument.
Daar kun je met je ene been op het
noordelijke en met het andere op het
zuidelijke halfrond staan, een aparte
ervaring. Toen waren we weer terug
op het zuidelijke halfrond. Om even
na 6 uur kwamen we in Bukittingi aan.
Hier zouden we twee nachten blijven,
in het Dymen's hotel, al uit vroeger
jaren.
Bukittingi is een mooi stadje, met
een klokketoren, een bekende pasar
en het Fort de Koek. We reden door
de stad en stopten bij een park.
Mooi park, dachten we, met grasvel
den, bomen en bloemen, leuk om door
heen te wandelen. Maar toen stonden
we opeens, als complete verrassing
voor het beroemde Karbouwen-gat,
nu "Ngarai Sianok" geheten en voor
(lees verder volgende pagina)
HM»
Huizen in Minangkabouwse stijl in Singkarak.
15