poirrié
"ik »ag de Uiver landen"
Het was 1934. Ik vervulde mijn dienstplicht, waarvoor ik op 6 juli bij het 1e Depot
Bataljon Infanterie, in Bandoeng, was opgekomen. Aangezien het KNIL niet van
dienst-, maar van militieplicht sprak en van miliciens zal ik deze termen aanhou
den. Ik was dus milicien en moest dat 6 maanden blijven. Gerekend vanaf de
eerdergenoemde datum van 6 juli 1934. De bataljonscommandant was de luite
nant-kolonel van Neede, een goed-uitziende officier, die met "overste" werd
aangesproken. Het bevel over de militiecompagnie, de 3e compagnie, werd ge
voerd door kapitein Bosman, een nogal gezette man, die echter een ieder wist
uit te lopen". En dat deed ook de sectiecommandant, de sergeant-majoor-in
structeur Zwager. Mijn brigadecommandant was de sergeant der 1e klasse Fok-
kelman. Beide onderofficieren waren aan de "lijvige" kant.
Van al deze genoemde militairen was
de sergeant de enige Indische jongen.
En dat was dan ook duidelijk te horen
als hij met je sprak. Of met veel ge
schreeuw en "koloniaal"-gevloek zijn
misnoegen uitte. Vaak duidelijk te ken
nen gaf dat hij de kennis van de land
bouwkundig ingenieur Levie, de 3
HBS-ers Souweine, De Rooy, Brantz
en de AMS-er Gootjes aan zijn KNIL-
laars lapte. Toch was de sergeant der
eerste klasse Fokkelman geen kwade
vent. Maar ergens moest hij zijn eigen
waarde tegenover deze 5 "gestudeer
den'' hoog houden. Want hij zei na
drukkelijk dat hij 7 klassen lagere
school met succes had doorlopen. En
nog nadrukkelijker kwam er dan ach
teraan dat hij een succesvol leerling
op de Kaderschool, te Magelang, was
geweest. "Praktijk, jonge," zei hij dan.
"Praktijk en daar heb jij en dan
volgde een "koloniale" uitdrukkng, die
die fijne jochies" niet gewend waren).
Ook was hij min of meer berucht om
zijn strafexercitie. Daar kwam veel,
zeer veel, "liggen" en "opstaan" iri
voor. Uitgerekend als er ergens een
paardevijg lag kwam het commando:
liggen De ongelukkige die probeer
de zijn gezicht, of arm, uit de hoop te
houden, werd wel behoorlijk duidelijk
gemaakt dat dat fout was. Met het be
kende gevloek, maar ook met trekken,
rukken, duwen en zelfs lichte schop
pen, werd je wel gedwongen het be
trokken lichaamsdeel in de paarden-
nalatenschap te plaatsen. En wee de
gene die lachte of er iets van zei.
Gegarandeerd dat hij het volgend
slachtoffer was
In een andere groep zaten nog wat
HBS-ers. Waarvan er 2 de zoons van
hoofdofficieren van het KNIL waren.
Namelijk Ouwehand en Tompson. Die
zaten in de sectie van de onderluite
nant van Oeveren.
In mijn groep fungeerde als plaatsver
vangend brigadecommandant (als ik
me wel herinner werd zo iemand de
pang-lima genoemd) de beroeps
militair brigadier Loulou Reygers. Bij
exercitie, geweerschermen en andere
praktijklessen corrigeerde hij een
eventuele foute uitvoering van een
commando.
Op een dag kwam de sergeant der
eerste klasse Fokkelman mededelen
18
dat ons de bijzondere eer te beurt was
gevallen om voor de afzetting te zor
gen wanneer de "Uiver" op Andir zou
landen.
Ter verduidelijkng:
Op de Indiëroute werd met Fokkers
gevlogen. Betrouwbare toestellen van
Nederlandse bodem. Tussen de eilan
den Sumatra, Java, Bali, Lombok enz.
en op Java zelf vloog de KNILM, de
dochteronderneming van de KLM, met
deze vliegtuigen.
In 1934 had de KLM evenwel inge
schreven voor de Londen-Melbourne-
race met een DC 2, een gewone lijn-
machine. Voor het Nederlands-Oost-
Indië van toen, onbekend. Deze DC 2
was "Uiver" (een andere benaming
voor ooievaar) gedoopt. Voor de KLM
was de DC 2 een proefbestelling. In
tegenstelling tot de gedeeltelijk uit
linnen en latten gebouwde Fokkers,
was het een geheel metalen vliegtuig.
Een laagdekker omdat de vleugels
grotendeels onder aan de romp waren
geplaatst.
De bemanning bestond uit Parmentier,
1e gezagvoerder; Moll, 2e gezagvoer
der; Prins, boordwerktuigkundige; van
Brugge, telegrafist.
De registratieletters waren PH-AJU
en het wedstrijdnummer 44. Nu had
deze DC 2, onze eigen Nederlandse
"Uiver", in 1934, het jaar dat ik onder
de wapens was, de handicaprace Lon
den - Melbourne gewonnen. Bovendien
was ze als 2e geëindigd in de snel
heidsrace over 20.000 km. Door er 3
dagen en 18 uur over te doen. Vertrok
ken op 20 oktober kwam het doodge
wone lijntoestel op 24 oktober in Mel
bourne aan. Een wereldsucces voor
de bemanning, de vliegtuigbouwer
Donald Douglas, de KLM enniet
te vergeten, het Nederlandse volk. Al
leen een speciaal voor het doel ge
bouwd Comet-racevliegtuig, bemand
door de Engelse vliegers Scott en
Black, kwam eerder aan. Door nood
weer getroffen, werd de "Uiver" ge
dwongen in het Australische Albury
een landing te maken. Op een uur af
stand van Melbourne. Door de plaat
selijke bevolking geholpen, werd de
Douglas met lange touwen uit de mod
der, waar het tot de assen in was ge
zakt, getrokken. En kon het de vlucht
voortzetten.
Beide successen van de KLM had
overal ter wereld een storm van natio
nale trots en enthousiasme doen op
laaien. Ook in het toenmalig Neder-
lands-Oost-Indië. Want er was een
unieke prestatie geleverd,
uit Australië de terugreis naar het
In november 1934 ving de "Uiver" van
verre Nederland aan. Via Soerabaia
zou de zilveren ooievaar Bandoeng op
7 november aandoen.
"Hoezo Sjogun? Dat is toch gewoon punk."
Op de grote dag van de verwachte
aankomst van de "Melbourneracer"
moesten wij al vroeg naar het vlieg
veld Andir. Wij, dat waren de miliciens,
lichting 1934, gelegerd in het Infanterie
Depot-bataljon, te Bandoeng. Onze uit
rusting was zo licht mogelijk gehou
den. Bestond uit de bekende bruine
bamboehoed en de veldfles, met zijn
foudraal hangend aan de koppelriem
waar normaal de patroontassen en de
patjolpik over waren geschoven. |n de
veldfles water of sterke thee. Tegen
de te verwachten dorst, want het was
een zonnige dag.
Het was voor ons een hele belevenis
om het evenement mee te mogen ma
ken. Het was eens wat anders dan de
dagelijkse sleur van exerceren, scher-
men, gymnastiek, poetsen en wat meer
nodig werd geacht voor de opleiding
van de milicien tot een goed KNIL-
soldaat.
Op het vliegveld aangekomen was er
nog betrekkelijk weinig publiek. Hier
en daar liep een wat verloren toekang
djoealan met dranken, koekjes of, als
het een vrouwtje betrof, met lötek of
met petjel. Al gauw kwamen er meer
mensen, zodat we de instructie kregen
gearmd naast elkaar te staan. Om zo