Vertellingen van een veeartsenvrouw III Het postkantoor, dat in G. Sitolie gevestigd was, kreeg als taak om naast de eigen werkzaamheden, ook de post te verzorgen voor Noord- en Zuid-Nias. Daarom werden 2 postboden in dienst genomen, die elke week hun eigen rayon moesten aflopen om op hun route alle postale handelingen te verzorgen. Zo doende kon iedereen in het binnenland zijn brieven en postwissels aan dit lopend postkantoor toevertrouwen. Ook had men een ijlbode, die spoedbrieven moest bezorgen. De spoedbrief werd aan een bamboestok geklemd, voorzien van een klein reepje stof, als vlag en als teken, dat de brief met spoed ter be stemder plaatse moest worden gebracht. Aldus rende deze ijlbode naar een eerste kampong, alwaar hij de spoedbrief overdroeg aan een andere man, die dan weer verder voortijlde naar een daarop volgende kampong, totdat de spoed brief eindelijk bij de geadresseerde aankwam. Op Nias paste men reeds het nut van de estafette toe. Een andere sport in Z.-Nias was het steenspringen. Ik ging wel eens mee met mijn man op zijn tournees, vooral wanneer de weg goed was en wij in de auto konden meegaan naar Zuid- Nias. De reis werd in twee dagen ge daan. De eerste dag logeerden we in een pasanggrahan, diep in het binnen land. Het was daar 'heerlijk koel. Hoe meer je naar het zuiden reed hoe meer mannen je kon aantreffen die nog in lendedoeken rondliepen, zoals ook in de omgeving van de pasanggrahan het geval was. De volgende dag bereikten we Hilisi- maetano, één van de kampongs waar het steenspringen beoefend werd. De sport werd beoefend door jonge man nen, die achteloos over een blok gra niet sprongen. Die stenenmuur was meer dan 1 meter hoog. De boven breedte was ongeveer een halve me ter. Vóór dit grote blok graniet was er een afzetsteen van ongeveer 30 cm hoog. Bij het nemen van een sprong werd door de atleet een flinke aanloop genomen waarbij via de afzetsteen en met opgetrokken benen getracht werd over de hindernis te springen. Mocht hij misrekenen dan zou hij zeker te pletter vallen tegen die steenmassa. Maar deze atleet slaagde glansrijk In deze zelfde kampong werden op feestdagen, z.a. Koninginnedag, grote volksdansen gehouden in de vorm van krijgsdansen. De mannen waren ge tooid in borstharnassen en ijzeren hel men, die te vergelijken waren met de ridders van vroeger. Niet ver van deze kampong was er een nog grotere, Bawomatoloe'o geheten. Wilde je in deze kampong komen dan had je een stenen trap van 140 treden te beklim men. De treden waren van geslepen bergsteen gemaakt. Bekaf kwam je boven. Ook het dorpsplein was geheel geplaveid met platte bergstenen. Rond om het plein stonden de huizen. Even als het huis van de Radja. De Radja beschikte over een heel groot huis, geheel opgetrokken van hout. Het huis werd gebouwd zonder gebruik te ma ken van één spijker, daar men speciale verbindingen toepaste. In de woon ruimte trof men geen meubilair aan. Er waren ook geen kamers en geen raamopeningen, zodat men in schemer donker zat. Langs de wanden stonden mooie houten kisten, gevuld met hun rijk bezit. Aan de balken van het huis hingen in rottan vlechtwerk prachtige ronde borden, potten, kannen enz. Dit porselein heeft veel weg van Delfts- Blauw of het kon Chinees porselein zijn. Hoogtijdagen zoals Sinterklaas-, Kerst- en Nieuwjaarsfeest werden meestal gezamenlijk gevierd in de mili taire kantine. Ook de Lebaran werd uitbundig gevierd. Het ging er altijd leuk en gezellig toe. Natuurlijk werd er weer heerlijk gesmuld, want de tanta-tanta van oom soldaat, waren heel erg royaal en konden ook heel goed koken Hmmlekker was het! Als sluitstuk kwam de militaire fanfare tegen middernacht het Oud- en Nieuw jaar inluiden bij iedereen thuis. De feestdagen in december 1941 wer den niet meer gevierd, wegens de oor log met Japan. De militairen en ook mijn man werden gemobilseerd en moesten naar de Sumatra-wal vertrek ken. Ik bleef samen met de militaire vrouwen nog ongeveer 1 maand op het eiland achter. Daarna werden ook wij op de boot gezet en naar Sibolga ge bracht. Mara mocht gelukkig met ons mee. Atta, de huisjongen, was al een jaar eerder terug naar Java. In Sibolga wachtte mijn man ons op, gekleed in zijn groene soldatenpak. Hij bracht ons naar de familie Klaassen, bij wie we konden logeren. Mevrouw K. werkte bij het Rode Kruis en was daarom weinig thuis. Wel had ze ons op het hart gedrukt om dadelijk onder het bed te kruipen, wanneer er geschoten mocht worden. Schuilkel ders hadden ze toen nog niet. Op een morgen kwam mijn man bij ons met het bericht, dat hij moest meegaan met een transport Duitsers. Wat de be stemming was wisten ze toen nog niet. Hij bleef maar heel kort en moest vlug afscheid nemen. Wanneer zien wij hem weer terug. De oorlog is maar een af schuwelijk gebeuren I We waren on bekend in Sibolga. Op die dag dat mijn man weg moest gaan, hoorden wij ineens geweerschoten. Het leek zo dicht bij, alsof het boven het huis plaats vond. We lagen ook niet ver van de haven van Sibolga. Mara, mijn zoontje en ik renden de kamer binnen en doken onder het bed. We hielden ons muisstil. We bleven in de kamer, totdat mevr. K. thuis kwam en ons vertelde dat het transportschip met de Duitsers, waar mijn man ook op zat, was gebombardeerd. Het schip heette de Van Imhoff. We bleven niet langer in Sibolga. Ma- ra, mijn zoontje en ik wilden gaan eva cueren naar Java samen met een fa milie uit Fort de Koek. Jammer genoeg konden we niet verder komen dan Fort de Koek, omdat de Jappen Pa- lembang waren binnengevallen. Daar om keerden we weer terug naar Sibol ga, alwaar bleek dat mevr. K. reeds geëvacueerd was naar Moeara Sipongi ongeveer 150 km van Sibolga. Ik kon niets anders doen dan me weer bij haar aan te sluiten. Ovaalvormige huizen, die typisch zijn voor het Noorden van Nias. 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 28