STILLE KRACHTEN
HET VOORMALIGE BATAVIA
29
OP REIS
Wat ik mij ervan herinner, is dat
het spannend en gezellig was,
een hele onderneming eigenlijk.
Op reis, met de trein. En omdat
het een hele onderneming was,
bleef men overnachten.
Ze hadden dan altijd een koffer
bij zich, want weekend-tassen
bestonden toen geloof ik nog
niet. Die koffer werd dan in het
net boven de bank gedeponeerd,
jassen werden uitgetrokken,
raampjes open of dicht gedraaid,
een juiste zit werd gezocht en
geknikt werd naar de andere
reizigers.
Op het perron waren nog echte
kruiers, stationschefs, behulp
zame conducteurs, en iemand
die 'koffie, koffie' riep. Vaak
werd men nagezwaaid, kortom
een hele bedrijvigheid. Lang
daarvoor was men al van huis
gegaan, met de bus of zelfs met
een taxi, om maar vooral niet te
laat te komen.
Op het perron liep men heen en
weer en sloeg het komen en
gaan gade, totdat de eigen groe
ne trein binnenliep. Op de plaats
van bestemming werd men altijd
afgehaald en gevraagd werd of
men een goede reis had gehad.
Gezellig pratend liep men naar
de uitgang en de kaartjes moes
ten nog worden ingeleverd.
Soms een taxi, maar meestal de
bus. Dat was gewoon en dan
eindelijk aangekomen volgde het
samenzijn.
Zo was het, dacht ik. Nu is dat
anders, ik geloof omdat er geen
afstanden meer bestaan. Daar
is de telefoon en bovenal: de
auto. Je stapt gewoon in en in
no-time ben je waar je wezen
wilt. Er wordt wat gepraat en je
stapt weer in en thuis ben je.
Makkelijk zo, dat wel, maar die
entourage, die romantiek als het
ware, die is toch weg.
Moeilijk soms, als je nostalgisch
bent.
RALPH
Ook op deze plaats konden we niet
lang blijven, daar de Jappen Moeara
Sipongi hadden bezet. Nog dezelfde
nacht werden we door de bevolking
aan de Jappen overgeleverd. De ellen
de die we toen hadden moeten door
staan behoeft hier niet meer vermeld
te worden. Gelukkig werden wij al
gauw naar Sibolga getransporteerd.
De Indische gemeenschap van Sibol
ga en omgeving was de hele oorlogs
tijd op deze plaats vastgehouden. We
mochten de stad niet uit en liepen al
len met een bandje om de bovenarm
voorzien van de rode bol en Japanse
karakters. Hier bleven we tot de capi
tulatie. Na de capitulatie werden we
weer vastgehouden door de pemoe-
da's. Later werden we door de Jappen
ontzet, waarna we eindelijk naar het
beschermingskamp in Padang werden
gebracht. Een andere groep werd naar
Medan vervoerd.
Op Padang in het Rapwi-kamp werd
mijn man weer te werkgesteld om de
hondsdolheid te helpen bestrijden. Het
krioelde in de omgeving van honds
dolheid. Na een tijdje in Padang te
hebben gewerkt werd hij door de Vee-
artsenijkundige Dienst opgeroepen.
We bleven niet lang meer in Padang
en vertrokken per militair vliegtuig
naar Batavia. Van daar uit naar Buiten
zorg, waar we door onze families wer
den begroet. Acht volle jaren hadden
we onze families niet meer terugge
zien I Ons zoontje was intussen een
boy van zes jaar geworden, die ze
voor het eerst zagen. Mara was niet
met ons meegegaan. Ze was in Sibol
ga achter gebleven. Wel jammer I
We werden ondergebracht in het kamp
Kedoenghalang in Buitenzorg. We wa
ren weer thuis in onze geboorteplaats.
Heerlijk was dat I
Ook in Buitenzorg bleven we niet lang.
Mijn man had nog een tijdje dienst ge
daan als verbindingsman tussen de
NICA en de veeartsenschool, die ook
in Kedoenghalang was gevestigd.
Daarna moest hij naar Makassar om
weer dienst te doen als veearts.
Per hospitaalschip, de "Abel Tasman",
gingen we naar Makassar. De boot
kwam uit Australië en had bijna geen
bemanning aan boord. Ze hadden in
Australië gestaakt, hoorden we zeg
gen. De passagiers, vooral de jonge
ren, moesten corvee lopen, het eten
van de keuken halen in grote eet
ketels. Ik zelf had ook moeten meehel
pen om de hete soep in stalen soep
ketels naar boven te torsen langs
steile trappen. Het restant eten ging
over boord. Zonde I Eindelijk kwamen
we in Makassar aan, we hadden de
oorlog overleefd Maar wat een ellen
de hadden we meegemaakt.
We bleven maar trekken: van Makas
sar naar het eiland Flores, daarna weer
terug naar Bogor en eindelijk gingen
wij naar Holland - Utrecht.
JvD (VEEARTSENVROUW)
Plotseling stond hij voor me, dokter
Visser. Een wat oudere man met korte
baard. Innemende persoonlijkheid.
Dokter Visser, van wie ik sinds twee
jaar niets meer had gehoord. Het was
begin 1948, in Poerbalingga, Midden-
Java. Ik diende bij het bataljon "Fries
land", 1-9-R.I. Een onverwachte ont
moeting. Zowel bij hem als bij mij:
stomme verbazing en verrassing.
Toen kwam hij op me af, zonder een
woord te zeggen. Hij betastte, voor
zichtig onderzoekend, m'n gezicht,
waarop hij twee jaar geleden, na een
opgelopen infectie, nog al wat opera
tieve ingrepen had verricht. Dan, die
uitroep van herkenning en voldoening:
"Dus tóch I Kerel, gefeliciteerd. Het
ziet er weer aardig uitI"
Het was een aangrijpend moment, dat
me altijd is bijgebleven. Hoe was het
mogelijk. Die herkenning na zo'n lan
ge tijd. Ik was immers maar één van
de duizenden mensen, die hij in die
moeilijke jaren had geholpen.
Ja, dat was dokter Visser.
Vóór de oorlog zendingsarts. Deed
onnoemelijk veel voor de Javaanse
bevolking. Daarna de zware jaren van
Japanse internering. Kon na de be
vrijding repatriëren naar Nederland,
maar deed het niet. Hij móést blijven,
kón ze niet in de steek laten, al die
door honger en ziekte gekwelde men
sen. Dag èn nacht bleef hij voor hen
klaarstaan. Samen met die vele,
naamloze, anderen: dokters, verpleeg
sters en verplegers. Zonder onder
breking.
Ik zie ze nog voor me. Bij het Juliana
Hospitaal in Bandoeng. Iedere dag,
's morgens vroeg al, om 6 uur! Lange,
lange rijen van door allerlei ziekten
geteisterde Indonesiërs. En dokter Vis
ser hielp. Hij hielp ons, maar vooral
ook de bevolking. Hij blééf helpen.
Tot het niet meer gingToen tóch
naar Nederland. Tot hij het daar niet
meer uithield: in 1948 wéér terug naar
zijn Java. Waar ik in Poerbalingga die
merkwaardige, maar helaas ook laat
ste ontmoeting met hem had.
Ruim veertig jaar na de Japanse aan
val moést ik dit verhaal kwijt: mijn
herinnering aan dokter Visser.
Wat een geweldige man.
Eén van de zéér velen, die zich nooit
behoeven te schamen over hun "ko
loniale verleden". Eén van de vele
stille krachten, die er voor zorgden
dat de band met Indonesië, ondanks
alles, nooit is verbroken
H. TOERING
Wie weet of Dr. Visser nog leeft, waar
hij woont? Of familie misschien?
Een Hollandse stedestichting in
de tropen Anno 1619
door Ir. H. A. Breuning b.i.
f 29,50, porto 2,30
BOEKHANDEL MOESSON