CTü^S) BIJ DE VOORPLAAT (Foto: Rogier) MARYGOLD Als de keus aan mij was geweest hadden mijn ouders het bungalowtje op het strand bij Gendjeran in Soerabaya neergezet inplaats van in Batoe. In de bergen betekent koud en kou geeft me - en gar me toen al - een zeer onbehaaglijk ge voel. Zelfs in het vriendelijk Batoe, kunt U nagaan, waar het 's morgens toch op z'n koudst 15, 16 graden was, een temperatuur die tegen het middaguur zo'n 10 graden opliep. Daarna verdween de zon (zonder enige reden dacht ik) en hulde de Panderman zich in een sjaal van mist. Dan bleef je bibberen tot je 's avonds met goed fatsoen de dekens over je heen kon trekken. Neen, Batoe was een schattig stadje, maar niet om te wonen vond ik. Dat deden we ook niet, mijn ouders hadden van hun kiene inkomen een huisje bij elkaar gespaard omdat de dokter gezegd had dat de berglucht mijn asthmatische zusje zo goed zou doen. Het huis (half steen-half hout) kostte met grond en al f 2.235,— (ik hoorde het mijn vader eens zeggen en heb het bedrag altijd onthouden) en het stond aan een weggetje Blakang Pasar, niet bepaald in de rij van de rijke villa's dus. Uitzicht op vriendelijke kamponghuis jes en een smalle kali waar gebaad en gewassen werd, de godganselijke dag door. Ik benijdde de baders, onze badkwamer was donker, het water in de bak onmenselijk koud. Ik haatte baden in Batoe, en ik smokkelde hevig door de meeste gajongs over mijn schouder te gooien. Wel zorgen dat armen en benen goed schoon waren natuurlijk. Mijn zusje Hetty voor wie we elk weekend en alle vakanties in Batoe doorbrachten bleek toch ook niet goed tegen de kou te kunnen. Die irriteer de haar en daardoor kreeg ze juist meer aanvallen. Er waren geen vriendinnetjes om te spelen, mijn ouders bleven met Hetty in de tuin zitten en ik trok er in mijn eentje op uit. Dwars door de sawahs en over tegallans, langs bloem- en groentenkwekerijen. Het rook er heer lijk naar asters, anjelieren en chrysan ten, maar ook naar prei en urine, want mijn moeder had gezegd dat ze de koolbedden met urine begoten. Lekke re boel, dacht ik. Maar het was er zo mooi, erg stil en je kon tot heel ver zien. Daar lag Songgoriti en daar ach ter die tjot lag Klein Zwitserland en nog verder Djoenggo. Er was een bre de kali waar ik met jurk aan in ging baden. Er waren altijd zandhalers aan het werk. Op een keer zei een van hen: "Awas ndoro nonen toen iets in het Javaans dat "hier is het diep" had moeten zijn. Maar toen was ik al kopje onder gegaan en trokken ze met moei te uit cle diepe kuil waar het zand uit gehaald was. Zwemmen leerde ik pas een jaar later. Ik heb het nooit aan mijn moeder verteld, wel aan Hetty. Die van het lachen bijna weer een asthmatische aanval kreeg. Zo ziek als ze was had ze een geweldig ge voel voor humor, we waren heel "close" met elkaar. Zij was het die het verlossende woord sprak: "Ik wil niet meer naar Batoe, ik ga hier dood van de kou I" We hadden zelf een bloemen- en groententuin, heel klein maar hoor, maar mijn moeder had er aardigheid in. Kebon Pak Ri was tevens de dja- ga van het huis. Hij was de aardigste, trouwste, ijverigste man die we ooit in dienst hebben gehad. Hij was trots als een pauw als hij wat geoogst had en soms liep hij met manden vol groenten naar ons huis in Malang om de oogst te brengen. Mijn moeder gaf hem ruim busgeld en nog wat extra's maar hij liep liever, 18 kilometer berg- terrein met een zware last. Achter in de tuin was een heg van Marygolds, Dat plekje, die wilde, gou den heg vond ik het mooiste van ons Batoese domein. Mijn vader verkocht het huisje weer. Met een kleine winst, vanwege de aan gelegde tuin en alle meubels die we achterlieten. Pak Ri bleef bij de nieu- IN DIT BLAD BIJDRAGEN VAN: Tjalie Robinson f Hélène Weski Harryet Marsman-van Deventer Mr. M. J. A. S. Gerke H. W. Ten Hoorn Lauty Kleevens-Musch Henk Engel Mevr. J. van Dulken-Schmidhamer Poirrié H. Toering Mevr. E. Kruijsdijk-Boon Erna Janssen-Douwes Dekker Th. H. von Wiederhold E. Sundah Dr. Fiep Kruyt Minny Potter Helly v. Brink-Eweg E. L. Souweine A. W. Haafkens-van Beesten we bewoners werken en de tuin ver zorgen. Ik plukte de laatste keer dat we er waren armen vol Marygolds. Waarvoor toch", zei mijn moeder, die bloemen vind je overal, ze gaan bo vendien gauw dood in de vaas I" Dat was waar. Marygolds vind je overal in de bergen en op de vlakte. Toen ze in Jakarta de grote weg naar Kebayoran aan het aanleggen waren (begin '50) zag ik tussen de stort plaatsen grind aan de kant van de weg een struik Marygolds dapper overeind staan. Het grootste gedeelte was al bedolven onder de stenen. Ik had zin om te huilen. Ik liet de betjak stoppen en plukte alle bloemen die er nog waren, ook de verdorde met de zaadjes. Die strooide ik achter in de tuin van ons huis op Tanah Abang en zo God het gewild heeft en de nieuwe bewoners, groeien daar nog wat Marygolds. Ik heb Marygolds gezien langs de spoorbaan van de Santa Fe in Califor- nië en onlangs nog in de tuin van Loeke 't Hooft in de Bentinckstraat. Ze gaf me zaadjes, die zal ik komend voorjaar 1984 in mijn achtertuin plan ten naast de bamboe die nog steeds niet weet wat hij wil: leven of dood gaan. Soms, in deze miserabele we reld waar alles van kwaad tot erger aan het worden is, met of zonder ra ketten, weet je het ook niet meer. Waar moet het allemaal naar toe in 1984 Daarom geef ik U maar deze Mary golds op de voorplaat. Rogier zocht ze speciaal voor mij op toen hij in Oost-Java was. In dezelfde buurt, iets verderop waar wij toen gewoond heb ben. Zonnige bloemen, met schrale grond tevreden, sterk met een sterke wil om te overleven-! Laat 1984 vol Marygolds zijn. L.D. Aan alle lezers, vrienden en relaties van Moesson EEN GEZOND, VOORSPOEDIG NIEUWJAAR VOL GOEDE MOED TOEGEWENST Dank voor uw vriendschap, goodwill en steun die U aan ons en onze activiteiten hebt willen geven. Aan degenen die wij in 1984 niet terug zullen zien als abonnee: dank voor uw waardering en goede wensen. Zonder deze zouden wij niet hebben kunnen bestaan Directie, Redactie en Administratie van Moesson en Tjalie Robinson B.V.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 2