poirrié m De Beste Jaren van Mijn Leven (XXVIII) 'Al j0/ SANGKIANG TIKORO (De heilige keel) Dat is niet mijn keel, maar die van de Tjitaroem (ik schrijf oude spelling). Een rivier die in de grond verdwijnt, vond ik een hevig interessant geval. Komend uit een land waar alles, ook de rivieren, van begin tot eind zichtbaar waren, dikwijls niet bepaald tot genoegen van de bewoners van zijn boorden, vond ik een plotseling verdwijnende rivier wel iets om te gaan bekijken. Ik weet niet precies meer de route die wij volgden, wel weet ik dat wij niet het pad namen, waarover wij later lazen en waarlangs wij te paard tot vlakbij het doel kwamen - nee - we bekeken de stafkaart en kozen de rechte weg het oud-Javaanse woord "Anghèr", dat betekent: "op iemand wachten". De woorden Adipati en Ario zijn ambtstitels die ook voorkomen bij re genten op gouvernements gebied. In het Sanskriet: Adhipati, samenge steld uit Adhi: "over" of "opper" en pati: "heer". De eigenlijke betekenis is dus: "opperheer". Ook het woord Ario is wederom Sans kriet. Arya wil zeggen: "iemand uit ene der 3 hoogste Kasten". In het al gemeen betekent het "achtbaar" en "eerbiedwaardig". Beide prinsen kregen van het Neder landse gouvernement de militaire rang van Luitenant-Kolonel. De erenamen van de beide vorsten zijn: van die in Surakarta Praboe Prang Wadono, d.w.z. "De vorst die opperbevelhebber is in de oorlog". Deze erenaam wordt, wanneer de vorst 40 jaar is geworden, veranderd in Mangkoenegoro, d.w.z. "Die het Rijk op zijnen schoot heeft". Tevens krijgt hij de militaire rang van Kolonel. De djedjoeloek van de Pangeran Adi pati Ario in Yogyakarta is: Soerjo Sosro Ningrat, d.w.z. "De zon van duizend landen". Ook wordt wel de erenaam Praboe Soerjo di logo gebruikt, wat betekent: "De vorst die de zon is van de oor log". Wordt deze vorst 40 jaar, dan wordt deze naam veranderd in Pakoe Alam, d.w.z. "De spil der wereld". Alam is van het Arabische Alam af komstig. De eretitels van beide vor sten zijn Kandjeng Goesti. Ik hoop met dit artikel enig licht te hebben geworpen op de namen en titels van de Midden-Javaanse vor sten ten tijde van het Nederlandse gouvernement. 11 "Zonder maatje's bijverdiensten uit de loempia-verkoop, zou ik natuurlijk nooit bij de hockeyclub kunnen blijven. Nu is de rechte weg volgens opvoe ders een edele weg, maar in een berg land niet de beste vaak, en hier ook niet. We reden dus op onze motor van Bandoeng voorbij Tjimahi tot bij Ra djamandala en zetten daar de motor tegen een boom. (Het was nog niet de tijd dat je vehikel gepikt werd). Daar na liepen we een pad op dat noord waarts ging. We hadden daar een ste vige wandeling aan en daar het in tussen over tienen was en de bomen schaars waren, het pad zacht stijgend, was dit verre van verkoelend. Na een uur, geloof ik, kwamen we aan een bredere weg die West-Oost liep en keerden oost-waarts. Rechts van ons waren sawah's, links bos, dat steeds dichter werd. Ook dit pad was geen "klein eindje" en we zagen geen mens. Na wel weer een uur lopen kruiste een kleine rivier het pad en daar er geen brug was trokken wij schoenen, kou sen en sokken uit en liepen over de stenen de niet-diepe kali door om op de andere oever weer naar boven te klauteren. Hier - zo vertelde men ons later - waren wouw-wouws, maar zij lieten zich niet zien. Ik heb het gevoel dat andere mensen vaak moeiteloos allerlei bezienswaardigheden ontmoe ten die ons ontgaan. De weg liep door een desa. Wat af gelegen was dit oord. Een oude vrouw bezemde het erf - een klein kind schreeuwde - kippen liepen rond - an ders niets. Hoe oneindig stil en vredig zou je daar wonen, ook onder een dak van alang-alang. Ik was nu wel moe, we zaten dus aan de rand van de weg en de oude vrouw stuurde een katjong met een sisir pisang radjah. Zalig Tot aan deze desa hadden we te paard kunnen komen maar daar waren ei genaardige bezwaren tegen, die we nooit hebben weten te voorkomen, namelijk de benen van mijn man waren te lang voor een biekje, ze sleepten over de grond. Hij was 1.96 meter lang en kon ook nooit in een sado. Als zijn benen achterin bengelden, hing aan de voorkant het biekje in de lucht. In het onvermijdelijke berustend, liepen we dus. We waren er bijna. Het pad steeg, we hadden de Tjitaroem rechts, die op eens weg was, de grond in, en toen we dat punt bereikt hadden zagen wij het enorme gat waarin de kali verdwe nen was. Enorme lianen hingen er vóór en beletten het kijken naar bin nen. Toen we wat hoger klommen stonden we op een heuvel en konden door een paar gaten in de grond de rivier zien verder stromen, rustig en stil. Er was geen waterval en toen we een paar takjes door de gaten wierpen was er weinig te zien omdat het bin nen te donker was. Er was een eigenaardige sfeer op die plek, alsof wij mensen helemaal niet hoorden bij dit gebeuren; die rivier die vrijwillig - of gedwongen? - zich over gaf aan de berg die hem later weer liet gaan. Het tuimelende water maak te tamelijk veel lawaai achter het gor dijn van lianen en dat gaf er iets ge heimzinnigs aan. Hoe was dit ontstaan? En hoe lang geleden al? Hoe komt zo'n sterke tamelijk grote stroom op eens zo gestuit? Was dat opeens of in de loop van lange tijd? Ik zat op de rand van de oever daar aan te denken. De "heilige keel" was daar en - hij is er nog, nu nog zoals 60 jaar geleden. Wat er veranderd is, niét de watervallen en stroomversnel lingen, de tjoeroegs van mijn heerlijke Preanger bergland. Zoals de toppen er ook nog staan, waar wij, die van ze hielden, ook zijn zullen. Priangan - hemels oord - ADDIE RECTIFICATIE Een geachte lezer die om onverklaarbare reden anoniem wenst te blijven wees ons op een storende fout in het overlijdens bericht van Drs. A. Th. Bogaardt n.l.: "na de souvereiniteitsoverdracht" moet zijn "bij de souvereiniteitsoverdracht". Immers, het onder het Ned. bewind bestaande ambt van secretaris van staat verviel bij de sou vereiniteitsoverdracht en werd vervangen door het ambt van minister (menteri R.I.S.). N.B. Omdat "secretaris van staat" soms ook wel eens de betekenis heeft van on derminister, zou het mogelijk zijn, dat de heer Bogaardt NA de souvereiniteitsover dracht deze funktie bekleedde. Immers er bleven in de eerste tijd na de overdracht nog veel Nederlanders op hoge posten in het ambtelijke werkzaam. (Red. Moesson) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 13