BIJ DE VOORPLAAT Tjalie maakte de geboorte (1936) van de betjak in Batavia mee, zoon Rogier beschrijft in dit blad de stervensuren van dit voertuigje dat ons bijna een halve eeuw gediend heeft. Een halve eeuw, en inplaats van in goud gezet te worden, nu als oud roest bijeen gesmeten. Ook het lot van een betjak staat blijkbaar in de sterren geschreven, zoals alles tussen leven en dood. OP STERVEN NA LEVEND De Djakartase betja is een snelvoetige hinde met een grote versnelling, ver. sierd met haneveren, streamline-zadel- doeken en moderne ikonen. Haar be rijder is een figuur die de gestal ten van Jaap Eden, William Boyd, Sikorsky en soms ook van Al Capone in zich verenigt. Want hij is een on vermoeid sprinter, een vermetel ruiter, een vindingrijk bouwer en soms een doorgefourneerd schavuit. Bovendien is hij een goed toneelspeler en over het algemeen van een zonnig humeur. Hij heeft de betja helpen maken tot wat hij nu is en zo Djakarta een apart en karakteristiek aspect verschaft. Wat mij betreft kan de Djakartase betja- rijder in goud gezet worden, al vinden sommige stadgenoten ijzeren ketenen misschien een gepaster zetting. Dat is niet billijk. Laat ons de ontwik keling van de betjatwijg eens in een miniatuur "study of history" volgen. Ongeveer in het jaar 1936 reed voor het eerst een voertuig door de toen malige Bataviase straten, dat de lach lust en goedmoedige verbazing van de toeschouwers wekte. Die eerste betja had geen open bak, maar een soort houten doosje zoals nu nog de opelet- tes hebben. Er konden drie opgevouwen volwas senen in of vier tot vijf kinderen en het voertuig werd vaak aangezien voor en aangeroepen als een martabakver- koper. Men vond het geval wel aardig om te zien en sommige ouders had den er een kwartje voor over om hun kroost een draaimolentourtje te laten maken in die bokkenwagen. Andere Djakartanen keken nadenkend en fan taserend toe. En probeerden ook wat. Weliswaar reed deze eerste betja ten. slotte van de Kartiniweg af het Gu- nung Saharikanaal in, maar de inzit tenden verdronken nét niet en als reclamestunt hielp dit ongeval de al gemene namaak te bespoedigen. Is de betja met doerèns afgeladen, dan kan de verkoper er natuurlijk niet op zitten. Geen nood. Hij neemt achter op het spatbord plaats, haakt één grote teen om de as-moer, het andere been vrijhoudend om in geval van nood de vrijheidssprong te kunnen maken en dan is het verder maar met een pijnlijk gezicht steeds verzitten. Men moet zo'n geval de hoge heuvel van Tanah Abang Boekit af zien stormen met van angst en pijn vertrokken gezichten en ijlings uitwijkende voetgangers en fiet sen om te beseffen welk een minnaar van gevaar die brave Djakartaan ei genlijk wel is. Is de betja afgeladen Utpi"" met bananen of ander zacht fruit, dan kan de vruchtenverkoper er ook niet bovenop zitten, maar dan kan hij een plaatsje uitsparen op het zitbankje. De rest van de bank en het voeten- plankiertje stapelt hij dan deskundig vol tot verbazingwekkende hoogten. Is alles opgeladen, dan klimt hij van achteren over de kap heen en laat zich met opgevouwen benen in het uitge spaarde gat zakken, waar hij soms helemaal in verdwijnt. Maar als de vruchtentorens omkantelen wordt hij tenminste niet gewond, wat met de doerèns wel het geval zou zijn. Men zou zo zeggen, met zulk een grote last is voorzichtig rijden gebo. den en een overbelaste betja rijdt dus zeer langzaam. Niets is minder waar. De betjarijder kan een zware langzame betja niet vooruit krijgen. Hoe groter het momentum is hoe beter. Hoe zwaarder dus zijn last is, hoe groter "rotgang" hij maakt. De rit wordt dan volbracht onder het motto van een devoot "God zij verder met ons". En God is werkelijk met de betjaman. De voorplaat is van Frans Bodmer, be kend fotograaf (Draculic) in Soerabaja en deze superfraaie betjak is een ty pisch exemplaar uit de Krokodillen stad. Aan de huisjes op de achter grond herken ik de buurt Kleine Ka. longan (achter het hoofdpostkantoor weet U nog?). Frans is overleden, de betjak zeker ook. In de kleinere ste den zullen zijn nazaten blijven bestaan, ik weet het zeker. Geen milieuvervui ling, geen benzine, makkelijk onder houd en alleen een spuitje olie. En een man die er, hoe dan ook, een eerlijke pintjok rijst mee verdient. Of denk ik nu weer te koloniaal L.D. (Foto: Dr. Soetjahjo) 2

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 2