Lala Musch (I)
De Manggarai-sluis.
Gezicht op Manggarai.
Eeuwige vriendschap in Meester Cornelis
door J. Schlechter
In Moesson van 1 oktober 1983 stond een opsomming door Guur Mager van de
belangrijkste plekken en genoegens van Batavia. Meester Cornelis (nu Jatinegara)
beschouwde hij terecht als een deel van Batavia en als Meesteriaan wil ik graag
enkele zaken noemen om de lijst van bijzonderheden uit te breiden. Hier zijn ze
dan en voor de lezers uit Meester Cornelis die Moesson (nog) lezen, hoop ik
dat het hen aanspoort ook eens in de pen te klimmen
De opiumfabriek, het C.B.Z.-gebouw, het Carolus Ziekenhuis, Jan Bakker
(Broodbakkerij) Kanonlaan: ingang van de beide bataljons, St. Josephkerk met
kloosterschool, Bronbeek achter Laan Solitude, Centraal Bioscoop en koude
hoek, Vendukantoor Hooper, Tan en Tjung, en Hap Liong, Generaal Staalplein
tegenover het Politiebureau, Apotheek de Jong, en tenslotte voor de Protestantse
Gemeente: de Bethelkerk. Ze hebben alle betekenis voor me gehad
Mager maakt gelukkig melding van
Amicitia - dat omstreeks 1930 van de
militairen was overgenomen door de
Katholieke Meesterianen - dat was
een goede zetWant met het lezen
van de naam Amicitia kwamen veel,
heel veel prettige herinneringen naar
boven en begint het verleden weer te
leven. Een stukje van dat verleden wil
ik graag met U delen.
Het gaat over Lala Musch die eigenlijk
Charles Musch heette, een vriend uit
die jaren dertig, ledereen die hem
kende, en dat waren er velen, noem
de hem Lala. Ik ben er nooit achter
gekomen waar deze bijnaam vandaan
komt, maar als Lala iets met lachen en
vreugde te maken heeft, dan past deze
bijnaam zeker bij Charles Musch want
hij straalde van leven en vreugde I
Ik geloof dat hij dat zelf ook besefte
want hij was er voor te vinden het
middelpunt te zijn van eigen jeugd-
genoten. Uit zijn ogen straalden on
bezorgdheid en avontuur. Beide zou
den helaas leiden tot zijn vroege dood,
waar ik nu vijftig jaar later NOG van
droom, omdat hij mijn beste sobat
was, allerlei obstakels ten spijt.
Zijn pad kruiste het mijne toen ik in
de zevende klas zat bij Broeder Bap
tists op de St. Aloysius Broederschool
in Weltevreden. Waar Lala vandaan
kwam wist (en weet) ik (nog) niet. Zijn
verschijning bracht verandering in ons
schoolleven en bij de jeugd van Mees-
12
ter Cornelis. Hij was muzikaal en
speelde de ukelele als geen ander. En
als hij speelde, was iedereen stil, keek
en luisterde en met zijn levendige ogen
vertelde hij dat hij het leven lief had.
Hij kreeg zijn plaats in de klas en wij
hadden het allen heel druk met de
voorbereidingen voor de toelatings
examens.
Met de fiets reden we - een stel scho
lieren van Meester - dagelijks naar
school. Amicitia Was dan ons verza
melpunt. Als we de school in Welte
vreden naderden en ons aansloten bij
de andere wachtende fietsers, kon je
de vrolijke ukelele-muziek van Lala al
horen. Hij zat dan onder het portiekje,
omringd door een schare klasgenoten,
en gaf een paar nummertjes ten beste,
tot de elektrische schel rinkelde en
iedereen door de poort naar binnen
draafde. Dat was een dagelijks ge
beuren: de Hawaiian muziek van La
la. In de klas besteedde ik weinig aan
dacht aan hem. Ik had trouwens mijn
eigen vrienden. Hoe het ook zij, alle
zevende-klassers slaagden voor de
toelatingsexamens. We waren in de
wolken De meesten van ons meldden
zich bij de Strada Mulo voor het nieu
we schooljaar, sommigen gingen naar
de K.W.S. of P.H.S., een enkeling naar
de C.A.S. en de rest ging met de boot
naar Holland. Ook Lala en ik vonden
een plaats op Strada.
Lala was eigenlijk geen Indische jon
gen, althans zijn uiterlijk, zijn blond
haar, zijn groen-blauwe ogen, zijn veel
lichtere huid vertelden iedereen dat hij
meer Hollands bloed had. Maar zijn
gewoonten en kwajongensstreken
maakten hem absoluut deel van ons
Indisch leven.
Na een spannende bridgepartij hij
kon goed bridgen - aan tafels aan de
voorgalerij van Amicitia kon hij, net
als wij, genieten van de heerlijke gado-
gado en asinans die de verkopers al
gereed hadden staan. Zijn kwajongens
streken kon hij bovendien uitleven als
verkenner van de Geel Witte troep die
hun troephuis hadden achter het Ami-
citiagebouw waar ze zaterdags bijeen
kwamen.
Lala woonde aan de Manggaraikade
met zijn ouders, twee charmante zus
ters en ik meen een oudere broer. Zijn
vader was werktuigkundige, dacht ik,
bij de Staatsspoor. Heel zelden, mis
schien maar één keer, kwam ik bij
hem thuis, ik herinner me dat niet
meer zo. Ik had weinig belangstelling
voor Lala i n huis, evenmin als hij be
langstelling had in "mij in mijn huis".
We waren jeugdvrienden, schoolvrien
den, clubvrienden, waarbij het leven
in en om het huis niet meetelde.
Amicitia was de grote ontmoetings
plaats. Daar werd ons jaarfeest ge
vierd, daar werd muziek gemaakt en
gedanst. Daar werden toneelstukken
en cabarets, waar de band bij optrad,
opgevoerd.
Lala was natuurlijk van de partij. Als
de Hawaiianband speelde, kon hij het
publiek met zijn solo's in improvisaties
meevoeren. Hij was zo goed met zijn
ukelele dat hij een plaats kreeg in de
"Hawaiian Little Boys" die wel eens
een kans kregen voor de NIROM op
te treden. Wij waren trots op hem.
Achter in het Amicitiagebouw was er
gelegenheid voor de jeugd om te bil
jarten. Later is er een uitleenbiblio
theek gekomen. Dan was er de tennis
baan en het voetbalveld waar wij voet
ballers meerdere dagen per week oe
fenden voor wedstrijden. Lala was een
handige voetballer en hij had een vas
te plaats - mid voor - in het eerste
elftal. Ik was lang niet zo goed en met
de wekelijkse oefeningen zorgde hij
er voor dat ik in zijn partij speelde.
We werden vaste vrienden en verloren