poirrié Belevenissen van een Handelsreiziger in Indie Anno 1929 door J. H. Groen Ik had één dag voor Makassar, de Van Cloon, een 5000 tonner zou de reis naar Bali/Lombok via Soembawa maken, dus weer een nieuw avontuur. Veel te ver kopen had ik niet meer, dacht ik, tot dat moment had ik een recordreis voor mijn nieuwe firma gemaakt, bovendien had ik grote bedragen geïncasseerd en ik vond dat ik het er best een beetje van kon gaan nemen. In Makassar lukte dat natuur lijk niet, ik moest poot aanspelen en toen ik me om 5 uur inscheepte zat er in de salon een vent op me te wachten. "Heet U Groen," vroeg hij. "Ik dacht van wel", zei ik. "O", zei hij weer. Stilte. "Jij bent met de Van Spilbergen van Ambon gekomen 'en je hebt hier met de kapitein afgesproken dat je mee naar Soerabaja gaat, maar naar het KPM-kantoor gaan is er niet bij". "Vergeten", zei ik. "Me hakken", zei hij, "zou meneer misschien zijn vaarkaartje even aan mij willen geven, anders kan meneer niet mee". Ik had die morgen - in tijdnood - aan de kapitein van de Van Cloon, op aan raden van kapitein Beurts, gevraagd een paar koffers vast aan boord te mogen laten brengen en meteen ver teld dat ik mee ging. Tijd om naar de KPM te gaan had ik me niet gegund. Maar zo gaat dat nu eenmaal niet. "Sorry" zei ik en daarna nog eens op zijn maleis "ampoen". Hij lachte en het leed was geleden. Dat was Job de Vries, passageman van Makassar die ik nog vele jaren zou ontmoeten. Om 5 uur gingen we weg, totaal 3 passagiers aan boord van dit grote schip, Rader van de Sociéta, dus een concurrent, ouder dan ik, was al pro curatiehouder en Cluwen van Warner Bros, verkocht films. We waren met zijn drieën een mooi stel. Dat bleek die avond wel. Ik kon me door mijn zaken langzamerhand we| een feestje permitteren. Met daglicht waren wij voor Soem bawa. Rader ging van boord, ik was het niét van plan, had er geen klanten, maar Cluwen stelde voor dat wij Ra der zouden gaan vergezellen, dan konden we zijn koffers dragen. Eigenlijk wilde ik niet, maar ik liet me overhalen en nam voor de goede orde een paar boekjes vrijwel onverkoop bare manufacturen mee en een rode fez, waar we nog een paar kisten van hadden, die ook wat kwaliteit betreft, zo slecht waren, dat we er al jaren mee zaten. Rader vertelde me dat er maar 3 toko's waren in Raba, je pikte ze er zo uit, hij gaf ze een paar dui zend gulden krediet. Kan ik ook proberen, dacht ik, en ging dus wel mee, eerst met de motorboot, maar die kon niet helemaal aan het strandje komen en een gedienstige Inlander peddelde met zijn kano naar de motorboot, ongeveer een meter of 10, er stond altijd toch nog een halve meter water. Het overstappen ging moeilijk, eerst de twee monsterkoffers van Rader, daarna hijzelf, de kano sloeg bijna om, daarna Cluwen, de kano schom melde heel gevaarlijk en sloeg bijna om, daarna ik, eerst met een been in de kano, daarna probeerde ik mijn andere been bij te trekken. "Kijk uit", schreeuwde Rader. Ik keek uit en de kano sloeg om, alles te water, wij tot over de knieën, maar de monsterkoffers gingen "koffer-on der". Dat was niet zo best voor de monsters. Maar in de Oost neem je nu eenmaal alles goedig op, er kwam geen ruzie, we hebben wel stom ge lachen. Er stond één dogcar op het strandje. En het is nu eenmaal zó dat van het moment dat je aan land bent, je con currenten bent en ik had niets bij me en Rader en Cluwen waren bezig de monsterkoffers uit het water te vissen. Ik zag mijn kans dus schoon, de koet- "Gewoon kakkerlak gegoreng met ontjom en trassi, vinden ze lekker." Onder de titel "Memoires van een kleine man" (Moesson no. 13, pag. 11) schreef de heer J. Ber- voets van het Algemeen Rijks archief een artikel over de levens loop van J. H. Groen, die vele ja ren als verkoper en later als amb tenaar in Indië werkzaam was. Uit de door Groen na zijn pensione ring opgetekende herinneringen publiceren wij hier een fragment. sier, slaperig, zat achter in zijn voer tuig, ik ging voor hem zitten, pakte de leidsels van het paardje, zette mijn fez op en zo reden we weg van het strand; na 5 minuten waren we in de winkelstraat waar het paardje begon te draven en ik schreeuwen, zoals ik van Varenkamp had geleerd zo van: "Toewan Idjoe is van Soerabaja ge komen met de mooiste artikelen die er bestaan." Het sloeg natuurlijk in, dergelijke din gen slaan altijd in en ik deed zaken en Rader niet. Ze moesten allebei een koffer sjouwen van het strandje naar de winkelstraat en toen ze kwamen - je kon er je horloge op gelijk zetten - hadden de afnemers alleen maar be langstelling voor mijn paar rotboekjes en rot fezzen, omdat die Europeaan uit Soerabaja gek was. Dit was de Varenkampse methode en die had ik dezelfde reis al in toepassing gebracht. We bleven nog wat hangen, dronken warm bier bij een Chinees, er moes ten koeien gelost en paarden geladen worden en we hadden dus nog een paar uur de tijd. Men had er platte laadboten voor geconstrueerd en het was grappig om te zien hoe men de dieren aan boord schreeuwde, want ook deze laadboten konden niet aan het strand komen en de dieren moes ten dus, net als Rader c.s. pootje bajen. En zo vertrokken we weer tegen vijf uur, zoals altijd - ik kende de gang van zaken al, het anker er uit, koers uitzetten, aantal mijlen tot eerste aan loophaven, in dit geval Ampenan, be kend, volle kracht op de telegraaf en dan door de gehoorbuis aan de baas in de machinekamer: "Maak maar 32 klappen baas, dan zijn we op tijd en of je maar overal wil maken voor een borreltje." Om 5 uur, als je tegen half acht aan tafel gaat. Zo waren onze manieren bij de KPM. En voor zover ik het kan beoordelen waren het fijne en goede manieren. Een borreltje kostte toen 15 cent Na Kloengkoeng Denpasar, waar we tegen de middag aankwamen. Het Bali- hotel was prachtig, Hermes was er administrateur van, hij had vroeger als purser gevaren. En omdat ik toch geen rust had ging ik maar meteen zaken doen en dat bleek goed te zijn ook. (lees verder volgende pagina, Ie kolom) 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 14