SOEARA MEREKA Een doctoraalscriptie van Paul van Dongen over integratie Indische bejaarden. In zijn scriptie 'Soeara Mereka" doet Paul van Dongen verslag van zijn explo- rerend onderzoek naar het integratieproces van bewoners in Indische verzor- gings-tehuizen. Na een historisch overzicht van de achtergrond van Indische Nederlanders en een beschrijving van hun integratieproces in Nederland, wordt de aandacht gericht op de toenmalige positie van de oudere Indische Neder landers. Geconstateerd wordt dat de Nederlandse overheid voor een deel van deze ouderen een specifieke voorziening in het leven riep: het Indische verzor gingstehuis. Dit achtte de overheid noodzakelijk omdat zij van mening was dat voor deze ouderen een integratie in de Nederlandse samenleving niet haalbaar was. De scriptie wordt vervolgd met enige demografische gegevens over de hui dige bewoners van Indische verzor gingstehuizen, waarna de opzet en uitvoering van het onderzoek worden beschreven. Het onderzoek heeft als centrale vraagstelling: in welke mate en in welk opzicht zijn de oudere Indische Ne derlanders, woonachtig in Indische verzorgingstehuizen, toch geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. De conclusie uit het onderzoek luiden als volgt: adaptie en acculturatie hebben zich nauwelijks ingezet. Assimilatie heeft gedeeltelijk plaats gevonden. Daarentegen heeft habi- tuatie zich haast voltrokken. De oudere Indische Nederlanders koesteren ten aanzien van de eigen groep (de Indischen) meer positieve en minder negatieve gevoelens dan ten aanzien van de "vreemde' groep (de Nederlanders). Dan volgen enkele aanbevelingen voor verder onderzoek; daarbij wordt voor al voorgesteld meer vanuit een indi viduele menselijke levensloopbenade ring te werk te gaan. Tot slot wordt in de scriptie ingegaan op de huidige positie van allochtonen c.q. kwetsbare deelgroepen van allochtonen, waar onder de ouderen. Je zou je kunnen afvragen in hoeverre het goed, nodig, wenselijk is om de integratie van oude Indo's te onder zoeken, wetenschappelijk nog wel. Oude bomen verplant je niet (zomaar). Al. Deze waarheid, net zo min als elke logica die een ieder met gewoon ge zond verstand kan begrijpen, behoeft geen zware onderbouwing achteraf. Maar ongetwijfeld zal deze redenering wel erg simpel zijn: Het wetenschap pelijk aantonen van feiten, gebeurte nissen en stellingen verdraagt bijna geen tegenwerking en tegenstand. Verder zul je toch echt open moeten staan voor de resultaten van een - nagestreefde - objectieve en weten schappelijke benadering van bijvoor beeld veronderstellingen, of die je aanvankelijke overtuiging nu onder strepen of te niet doen. Maar we naderen hier toch het vraag stuk van het verschil tussen kennis en wijsheid en daarom terug naar Soeara Mereka. Enige gegevens daar uit: het aantal bewoners van Indische verzorgingstehuizen is tussen 1965 en 1981 afgenomen van 1600 naar 507. Het aantal Indische tehuizen daalde in dezelfde periode van 19 naar 7. Factoren hiervoor zijn de afname van de migrantenstroom uit Indonesië en sterfte van bewoners. Verder noemt Van Dongen als oor zaken de opname destijds van nog niet bejaarden (mogelijke toekom stige bewoners werden dus reeds opgenomen), een zekere onbekend heid bij Indische Nederlanders over het bestaan van Indische tehuizen en het kiezen voor een Nederlands verzorgingstehuis in de plaats en regio waar men woont. 68 van de bewoners van Indische tehuizen is ouder dan 80 jaar. 86,6% van de bewoners zijn vrouwen. De oprichting van Indische verzor gingstehuizen was bewust beleid van het ministerie van C.R.M. en het C.C.K.P. (Centraal Comité van Ker. kelijk en Particulier Initiatief). Men was van mening dat een integratie in de Nederlandse samenleving van In dische ouderen (het betrof veelal weduwen en ongehuwde vrouwen van 60 jaar en ouder)niet haalbaar was. Gekozen werd voor een collec tieve plaatsing in speciale verzor gingstehuizen. in tegenstelling tot anderen gaf al leen één beleidsfunctionaris, name lijk het hoofd van B.M.Z. (afdeling Bijzondere Maatschappelijke Zorg, ressorterend onder C R M de be langrijkste noodzaak tot oprichting van Indische tehuizen aan, te weten het ontbreken van (financiële mid delen voor) andere woonmogelijk- heden. De aangenomen vanzelfsprekend heid dat Indische ouderen elkaar in tehuizen zouden kunnen helpen, troosten etc. werd overschat, omdat er ook zoiets bestond als de hetero gene structuur van de Indische ge meenschap, met scherpe grenzen tussen de verschillende sociale la gen. De stellingname van het C.C.K.P. dat het bejaardenprobleem niet een specifiek aspect was van de gere- Indische Nederlanders zijn de laat ste jaren een dankbaar studie object voor studenten. Met de regelmaat van een klok meldt zich ook bij Moesson een academicus in opleiding voor het verkrijgen van informatie. Naar de reden voor deze wetenschappelijke in teresse kan vooralsnog gegist worden Er bestaan relatief wei nig geschriften over Indische Ne derlanders, dus weinig literatuur onderzoek, dus vrij gemakkelijk. Omdat er nog weinig is gepubli ceerd, bestaat er nog een groot braak liggend terrein, waar het moeilijk stoten is. Indische Ne derlanders zijn wetenschappelijk "ontdekt". Het zijn vooral Indische studenten die dit Indische onder werp kiezen. Of zoiets. In dit artikel wordt de doctoraal scriptie van de Indische jongen Paul van Dongen besproken, die zijn studie Sociologie aan de Nij meegse Universiteit afsloot met een explorerend onderzoek naar het integratieproces van de be woners van Indische verzorgings tehuizen. Zijn scriptie heeft als titel "Soeara Mereka" (Hun stem). patrieerdenzorg, was een doodsteek voor de herkenning en juiste in schatting van de problemen van deze Indische groep. Het is zo vanzelfsprekend dat men (onderzoekers) kennis neemt van de achtergronden van mensen die men wil benaderen. Zodoende is men op de hoogte van wezenlijke gebeurte nissen en omstandigheden uit het leven van deze mensen (mogen alle studenten zo denken RB). Het aantal spijtoptanten dat naar Nederland kwam, bedraagt 20.000. Van de bewoners van Indische te huizen heeft 50 moeite met het Nederlandse klimaat, 50 niet. Een ruime meerderheid geeft voorkeur aan Indisch eten en blijkt dat in be paalde opzichten te missen. Ook een meerderheid mist het land schap van Indonesië niet meer en dat geldt ook ten aanzien van de persoonlijke levensruimte die men daar tot zijn beschikking had. Even eens denkt een ruime meerderheid niet meer terug aan de soort wonin gen waarin men heeft geleefd. Nog enkele stellingen uit de inleidende hoofdstukken van de scriptie: Indo-Europeanen zijn gemengdbloe- digen uit een gemengd huwelijk of erkende gemengdbloedigen uit bui. tenechtelijke verhoudingen (en na tuurlijk de kinderen uit een huwelijk van 2 Indo's; m.i. geen gemengd huwelijk, RB). 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 18