DE LAATSTE OOGST
HOND IN DE POT
Jup Dencheren toen was er koffie
De wenskaart met de koffiebessen uit Brazilië deed mijn gedachten teruggaan
naar Kerstmis 1956, toen bijgaande foto van mijn zoon werd genomen, onder een
koffiestruik in de aanplant van de onderneming Kalie Djompo (Djember), waar
ik de administratie van had. Het "knulletje" is thans 36 jaar, gehuwd en heeft
twee kinderen. Er gaat dan toch weer wat door je heen en je denkt met genoegen
en dankbaarheid aan die periode terug en een bepaald verlangen manifesteert
zich, ondanks je duvels goed beseft dat dit is geweest en nimmer terugkeert.
Kerstmis 1956 hadden wij op de onderneming "Gehuwde Vrijgezellen" te loge
ren uit Soerabaja en Semarang. De besaran was inderdaad volgeboekt.
Met het oog op de onzekere toekomst waren de vrouwen en kinderen eerder
naar Nederland vertrokken. Wij wisten toen ook niet dat het het laatste kerst
feest op de onderneming zou zijn. Kerstmis 1957 zaten wij in een opvangcentrum
te Driebergen op één kamer boven een garage, behorende bij een ex-Burge-
meesterswoning. Daar zat je dan met vrouw en twee kinderen. Gelukkig kenden
wij de beheerder nog van Soerabaja, waar hij manager was van hotel Sarkies op
Embong Malang. Het had ons ook aan niets ontbroken, de kamer uitgezonderd.
Wanneer je de linnenkast open maakte zag je de waterdruppels de zijwanden
afglijden.
Ons was verteld dat de maatschappelijk werker bemiddeling zou verlenen bij
de sollicitaties. Dit bericht bleek een fabel te zijn. De man kwam wel maandelijks,
liet zich een warme kop koffie voorzetten, vroeg of er klachten waren en presen
teerde dan de rekening Naar aanleiding van een van mijn sollicitaties op ad
ministratief gebied, werd ik uitgenodigd tot een gesprek met de personeelschef.
Hij begon met de vraag wat een planter hier in Nederland op administratief
gebied dacht te bereiken, immers deze mensen waren uitsluitend slechts op
cultureel-technisch gebied onderlegd? I Na een uitleg mijnerzijds, dat elke plan
ter kan rekenen, terwijl een manager van een plantage jaarlijks te doen krijgt
met begrotingen, het opmaken van de balans, het bewaken van de Debiteuren
en Crediteuren, etc. etc., verklaarde hij, dit nu pas te weten. Maarmijn
laatst genoten inkomen gaf - vergeleken met het aanvangssalaris dat ik even
tueel zou verdienen - zulk een verschil, dat hij dit bezwaarlijk vond. Ik gaf hem
te kennen dat ik slechts op de onderste sport van de maatschappelijke ladder
wenste te komen, ergo bereid was dit inkomen te accepteren.
De personeelschef lachte vriendelijk en ik kon gaan. Ach, wat wist en weet een
Totok eigenlijk af van het voormalige Indië Ja, dat de panters door de tuinen
liepen en dat kannibalen ook nog op de loer lagen om je een kopje kleiner te
maken. Uiteindelijk zijn veel planters, redelijk tot goed, in Nederland op hun
pootjes terecht gekomen. Naast mijn bureau staat een koffieplant en de laatste
oogst bracht 7 bessen op. J. J. L. DENCHER
Een wat late reactie op Moesson d.d.
1-09-'83 en wel op het verhaal op blz.
11 onder de titel "Twee maal krijgs
gevangene De Graaf" Daarin vermeldt
dr. H. R. Sinia dat hij te Bandoeng
naar een kamp in de buurt gebracht
was, waarin vroeger vrouwen hadden
gezeten. Hij vervolgt: In opdracht van
de Jap hadden deze vrouwen alle met
elkaar overeenkomende goederen
moeten ordenen en in huizen moeten
onderbrengen. Dat deze vrouwen dat
hebben gedaan is niet (geheel) juist.
Want wat gebeurde er namelijk in het
15e Batt.? Op een dag liet de Jap een
oproep plaatsen waarin 50 sterke jon
gens als vrijwilligers werden gevraagd
om in een vrouwenkamp te komen
werken. Dat kamp bleek Kareës te
zijn. Daar wij (Broekman, Piepenbrink,
Franke en Pauw) een kongsi ampat
gevormd hadden en we er allen wel
eens uit wilden, besloten we ons aan
te melden onder voorwaarde, dat als
één van ons niet werd aangenomen,
de anderen het ook lieten afweten.
Toen kwam de dag van de keuring.
Net zoals dr. Sinia beschrijft, moesten
we ons met ontbloot bovenlijf presen
teren. Daar we niet bepaald "goed ge
voed" waren, moesten we wel "bouw-
maken". Borst vooruit, veel lucht in de
longen en zonodig de spierballen ge
spannen. We kwamen alle vier door
de keuring en gingen enige dagen la
ter naar het kamp Kareës, waar alleen
nog de kampleiding (dames) aanwezig
was om lopende zaken af te wikkelen.
We werden over vier of vijf huizen
verdeeld. Onze taak was inderdaad
alle overeenkomende goederen in
leeggekomen huizen onder te brengen.
Huizen vol tafels, huizen met stoelen,
huizen met kasten. Het was een ware
klus af en toe. Maar als extra voedsel
werden de tuinen afgestruind, daar
overal groente verbouwd was door
de dames, wat ons goed van pas
kwam.
Eén voorval wil ik U niet onthouden.
Op een dag vonden we een jonge
hond in het kamp. Dat was vlees, dat
we in tijden niet gegeten hadden. Dus
werd besloten dit lieve dier een kopje
kleiner te maken. Maar wie moest dat
doen? Niemand was branie; dus werd
er geloot. Een flinke klap van een bed-
despijl was genoeg. Toen kwam het
"slachten". Middels een gevonden
medisch boek kwamen we er achter
waar de gal zo ongeveer moest zitten
want, zei er één, als je die stuk snijdt
dan gaat het vlees bitter smaken. Wis
ten wij veel I
Na wat groenten te hebben gezocht
werd met het vlees een heerlijke soep
bereid en hebben wij heerlijk daarvan
genoten. Met telkens één van ons op
de uitkijk, want wat was er enige da
gen daarvóór voorgevallen? De Jap
had op zijn ronde drie jongens gevon
den die net als wij soep aan het klaar
maken waren. Dat was namelijk ver
boden. Als straf moesten de stakkers
elk met een pan in de hand met ge
strekte armen enige uren in de voor
tuin als voorbeeld dienen.
Herkent iemand dit verhaal? We wa
ren met 50 man, maar namen weet ik
niet meer. Al met al hebben we daar
een goede tijd gehad met zelfs muziek
uit de pick-up. Na enige maanden gin
gen we weer 15e Batt.-waarts, voor
zien van schoenen en kleding die de
vrouwen moesten achterlaten toen ze
op transport werden gesteld. Naar?
Tot zover mijn relaas. Van ons vieren
zitten er drie in Holland. Naar de vier
de is vroeger reeds gezocht via Tong-
Tong, maar nooit iets van gehoord.
Dat was J. (A.) Franke. Moet nog in
Den Haag hebben gewoond. Was enig
kind. Vader zat in het onderwijs en
was meen ik overleden. Wie heeft
hem gekend? Waar zit hij?
Reacties aan ondergetekende G. Pauw,
Badhuisstraat 102, 1783 AN Den Hel
der, tel. 02230 - 1 64 63.
G. PAUW
5