DE RAMP MET DE "SLOET V.D. BEELE" Guesthouse "TAMARA" HERDENKING JUNYO MARU - SUMATRA Nadat ik een jaar in Tarakan had gezeten (1940-1941) werden we afgelost en naar Java gestuurd. Wij (van de Knil) kwamen terug in Jogja maar spoedig volg de overplaatsing naar Mr. Cornelis en kon ik daar een huis huren van een Arabier aan de Chinese Schoolweg. Kort daarna kwam de opdracht om naar Billiton te vertrekken met een compagnie Timorezen voor bewaking van dit eiland. Het moet begin 1942 zijn geweest, de datum weet ik niet precies omdat ik me dat niet meer kan herinneren. Maar toen we een maand op dat mooie eiland gestationeerd waren, werden wij iedere middag beschoten door de Japanse vliegtuigen. We moesten terugtrekken naar Java want de Jappen waren al dichtbij. De plannen voor terugtrekking waren nogal vreemd. Een motorboot van de Tinmaatschappij zou 's nachts 2 3 prauwen naar Java slepen maar dit werd een fiasco, omdat deze geen kracht had om ze trekken. Eerst madju dan weer mundur net als het ajun-ajun van een baby. Toen de ochtend aan brak zagen wij in de verte de KPM-er de "Sloet v.d. Beele." De redder in nood, ze lag op de ree maar nog een eind uit de kust net als Semarang. Vermoedelijk zaten er al spionnen op het eiland want de Jap wist precies wat er ging gebeuren. Ze lieten ons eerst aan boord gaan want toen we er op zaten begon de "Sloet" op te sto men en na nauwelijks een uur werden we ontdekt door een Japanse verken ner, dit vliegtuig maakte rechtsom keert en kwam na een uur terug met 6 bommenwerpers en Navy-0 toestel len om ons te bombarderen. Onze "Sloet v.d. Beele" werd door een kor vet de "Van Nes" geëscorteerd en we moesten in deze strijd het onder spit delven. De "Sloet v.d. Beele" werd midscheeps getroffen, volgens anderen in de pijp. Ze brak in tweeën, zeewater stroomde naar binnen, voor steven en achtersteven kwam wel 5 6 meter hoger te liggen. Ik kwam net uit de badkamer en kon een red dingsvest pakken. Alle deuren zaten muurvast, ik kon geen kleding of an derszins uit mijn kajuit halen en moest maken dat ik weg kwam. Ik ben toen in het voorsteven geklom men met een hoogte van ongeveer 6 meter en klaar om te springen toen een Antilliaanse verpleegster naast mij en mijn vriend stond, bang om te springen. We hebben ieder een arm van haar gepakt en gezegd: "Kom op springen". Ze was onze zuster uit het ziekenhuis toen ik met malaria in Billi ton lag. Met de bede "Heer help mij" en ik zal deze woorden dan ook nooit meer vergeten. Bij het zwemmen zag ik 7 Timorezen van onze compagnie in een sloep, die met helmen (ze lagen overal in het water) de sloep probeerden leeg te hozen. Vermoeid en uitgeput hebben we ons in deze sloep gewerkt, andere mensen geholpen waarbij ook enkele bemanningsleden onder wie, tot ons geluk, de tweede stuurman. Deze stuurman was het die ons opdracht gaf in N.O. richting te roeien. In de sloep was alles compleet o.a. een kompas, zeilen en rantsoen, maar niet voldoende voor 28 man in de sloep. Er waren ook velen met zware brandwonden die later een zeemans graf kregen. Een enkele directeur was erbij en wij moesten hen beloven hun bezittingen af te dragen en hun bood schap aan de nabestaanden door te geven. Vier dagen en nachten hebben we ge roeid en bij wind de zeilen gespannen, maar toen volgde storm en regen en waren wij de koers kwijt en draaiden rondjes. Ik heb toen mijn singlet uit getrokken en op die manier regen water opgevangen, uitgeperst om dat in mijn mond te laten glijden, heerlijk smaakte dat, zuurzoet, door transpira tie en regenwater. Eindelijk op de vijfde dag zagen we een voorsteven van een tanker uit zee steken, die was blijven drijven, achter steven onder en die misschien ergens aan vast zat. De stuurman waarschuw de ons niet te veel bewegingen te maken omdat het anders helemaal weg kon zakken, maar onze honger dreef ons om op verkenning te gaan en we vonden in het vooronder nog blikken biscuits, dunne en dikke melk, drink water en sigaretten. Een wonder. We zijn zo ver van dat wrak weggeroeid want mogelijk dat een Japanse ver kenner een kijkje zou komen nemen. We hebben melk in 2 teilen drinkwater gemixed, gedronken en biscuits ge geten. Toen we vliegtuiggeronk hoor den waren we op onze hoede maar het bleek een Dornier te zijn van onze Marine Luchtvaartdienst. God zij dank, onze redding en met 24 man stapten we later aan wal. Vier zijn er op de tocht overleden. Dit was mijn eerste schipbreuk, de volgende zou voor de kust van Siam zijn als krijgsgevangene getorpedeerd door Amerikanen, maar dat is een ander verhaal. J. H. PORTIER (78) in Bandung heeft, 8 moderne 2- pers. kmrs. m. eig. bad en toilet voorz. v. warm en koud water. Eigen:. Dhr. R. G. Noya, il. Wira Angun Angun Nr. 46, tel. Ban dung (022) 51442. JAVA-Tour p. minibus mogelijk. Voor verd. inl. tel. 053-76 16 45. In aanvulling op hetgeen in Moesson van 15 februari 1984 heeft gestaan over de Junyo Maru-herdenking, wordt thans meegedeeld dat het vast staat dat op 18 september a,s. erediensten worden gehouden in de St. Stevens- kerk te Nijmegen èn in een kerk te Jakarta. Tijdens deze erediensten wor den naast de slachtoffers van de scheepsramp tevens herdacht zij, die tijdens de Pacific-oorlog op of boven zee om het leven kwamen, alsmede allen die bij de aanleg van de Suma- tra-spoorweg het leven lieten. Voor het bijwonen van de eredienst in de St. Stevenskerk kunnen nu reeds d.m.v. een briefkaart toegangsbewijzen worden aangevraagd bij het Secreta riaat van de Stichting Herdenking Ju nyo Maru - Sumatra, St. Annastraat 452, 6525 ZP Nijmegen. T.z.t. worden deze kaarten samen met een programma-overzicht toegezon den. Er wordt op gewezen dat er 1200 plaatsen beschikbaar zijn. Ter bestrijding van de kosten kunt U vrijwillig een eenmalige donatie over maken op gironummer 33984 t.n.v. de stichting. Nadere informatie kan worden inge wonnen bij het bestuur van de stich ting, Weezenhof 24-16, 6536 JE te Nij megen, tel. 080 - 44 41 09. WATERPUTTEN De plaats waar de put moet komen wordt tegenwoordig waarschijnlijk op de tekentafel bepaald. Vroeger ging dat anders, meestal zo: Tijdens een selamatan, waar alle be trokkenen bij aanwezig waren, hurkte een doekoen voor een bloemen- en reukoffer, gebeden prevelend en met een grote tampa op de rand tussen zijn benen geklemd. Plotseling gaf de doekoen de tampa dan een flinke zet, waardoor deze wegrolde en al kringe lend ergens bleef liggen. Dit werd de plaats waar de put gegraven zou wor den. De putgravers gingen direkt aan het werk, maakten een cirkel van ruim 1 meter rondom de tampa en begon nen te graven. Als de goden tevreden waren over de gebrachte offers en ge beden, duurde het niet lang voor men op water stuitte. Dit zal op ongeveer 3 meter geweest zijn. In het andere geval zou het wateroppervlak pas na 5 meter of meer worden bereikt. Zo dra het water voldoende zichtbaar was, werd nog ongeveer 75 cm doorgegra ven en vervolgens werden dan de wanden van de put afgewerkt. Boven gronds werd tenslotte rondom het gat een muur van IV2 meter opgetrokken en daarmee was de put klaar. S. VAN DOMBURG SCIPIO 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 16