Hemels douchen in Indië
PANGERAN ARIA SOERIA ATMADJA
Een voortreffelijk regent
De geschiedenis van het regentschap
Sumedang gaat terug tot in het verre
verleden. De regenten waren trouwe
vazallen en bondgenoten van de soe-
soehoenan van Mataram, dat toen zijn
macht ook nog uitstrekte over deze
streken van Java. De eerste uit het
regentengeslacht, met wie de V.O.C
in aanraking kwam, was Pangeran
Geusan Oeloen, met wie zij een ver
bond sloot.
Pangeran Aria Soeria Atmadja (de
zestiende regent van Soemedang) was
de vierde zoon van Pangeran Soeria
Koesoemah Adinata en volgde zijn va
der in 1882 op. Gedurende zijn lang
durige bewind ontwikkelde hij zich tot
een van de beste en meest geziene
regenten van Java. Uit erkenning voor
zijn vele verdiensten (hij was van on
kreukbare trouw en nauwgezetheid in
het vervullen van zijn bestuursplichten)
werd hij door het Gouv. herhaaldelijk
onderscheiden: het predicaat Aria, de
grote gouden medaille, de gouden
song song, officier in de Orde van
Pangeran Aria Soeria Atmadja
Oranje-Nassau, de titel Pangeran en
de Nederlandse Leeuw. In 1919 werd
de Pangeran op eigen verzoek (we
gens gevorderde leeftijd, hij was toen
68) op de meest eervolle wijze ontslag
verleend. Hij overleed in 1921 tijdens
een bedevaart naar Mekka.
Zijn enige dochter, Ajoe Jogja Negara
en zijn enige kleinzoon Raden Achmed
Besar (op wie hij al zijn hoop had ge
steld als opvolger), overleden nog
voor zijn aftreden. De regent had dus
geen direkte opvolger. Weet iemand
van onze lezers misschien door wie
hij werd opgevolgd
Spoedig na het heengaan van de pan
geran werd door de bevolking van
Sumedang ter herinnering aan deze
geliefde regent een monument opge
richt met het volgende opschrift:
"Wij zijn de kindren van
eenzelfden God,
Eén groot gezin. Geen kwaad zal
ooit ons deren,
Wanneer van alle broeders hier
op aard
De meest volmaakten over ons
regeren".
(L. Th. van Haaften)
Soemedang 18-2-1922
CH.M.
Juist in onze vakantie regende het al
de hele morgen, bij stromen. In de
middaguren sloeg de verveling toe,
want regen is best wel leuk maar niet
de hele dag. Pa deed zijn middagdut
je, Ma had de stopmand tevoorschijn
gehaald. In een gezin met vijf jongens
waren er heel wat kapotte sokken, dus
hielp ik haar, druilend. Ik had zo'n
hekel aan dat geestdodende werk, het
moest ook zó netjes 'net als matjes
vlechten'. De twee jongsten Willie en
Henk zaten met de kin in hun handen
bij de balustrade naar de grote regen
druppels te kijken die, net als gigan
tische legers, elkaar bevochten op de
enorme plassen in de tuin. Oprukkend
of retirerend door de kracht van de
wind.
Alex en Kees zaten in een kamer in
de bijgebouwen te knutselen met
draadjes, lampjes en batterijen en Jan,
de oudste, was zowaar in zijn koets
kamer zijn schrijfbureau en boeken
kast aan het opruimen. Dat was niet
vóór de tijd, want niemand mocht er
een vinger naar uitsteken en alleen hij
wist de weg in die chaos te vinden.
Waar een regendag al niet goed voor
was I
In de bijgebouwen streek de was-
baboe maar wat jurken en perste
broeken op van de jongelui omdat het
wasgoed nog kletsnat aan de lijnen
op de overloop hing. Oemih de kebon,
zat op zijn hurken schoenen te witten,
eigenlijk het werk van de baboe da
lem, maar hij moest toch wat doen nu
de tuin door het hemelwater werd be
sproeid. Kokkie Ebèng rommelde in
de keuken terwijl baboe dalem hielp
met het klutsen van eieren.
De achtergalerij van ons grote huis
was L-vormig gebouwd, de ene "poot"
was eetgedeelte en in de andere stond
een rotan zitje. Dié "poot" liep uit in
een lange overdekte galerij en door
sneed het erf. Links en rechts daarvan
zaten twee trapjes die afliepen naar
de lager gelegen tuin. Een groot wijd
uit gegroeid bladerdak van een mang-
gaboom zorgde, als de zon scheen,
voor een heerlijke schaduw in de bij
gebouwen en de koetskamer. Tegen
woordig zou zo'n kamer garage heten,
maar in die tijd had niemand een auto
en zelfs geen koets meer. De bijbe
horende paardenstal werd gebruikt als
gymlokaal voor de jongens en daar
streek 's middags de wasbaboe.
Door de stevige wind werd de galerij
overspoeld door regenvlagen, zodat je
een pajong nodig had om droog de
bijgebouwen te bereiken.
Op een gegeven moment rolde Ma
resoluut de sokken op die klaar wa
ren, borg stopgaren en de schelp op
die ze als maasbal gebruikte en zei:
"Kom jongens, we gaan samen de bij
gebouwen schrobben en dan mogen
jullie meteen in de regen baaien." Er
ging een hoeraatje op, want dat mocht
lang niet altijd. De jongsten toch al in
tjelana monjet gestoken, renden direkt
naar buiten de plassen in.
Lex en Kees trokken hun shirt uit,
pakten elk een emmer en begonnen
water te scheppen uit de overlopende
regentonnen. De wasbaboe en kebon
kregen opdracht met een sapoe lidih
de plavuizen van de galerij te kósèk
(schrobben). Ma en ik met onze jurken
tot de knieën opgesjord, hielpen ijve
rig mee.
En kijk, uit de koetskamer kwam zo
waar ook Jan, gekleed in nethemd en
sportbroekje, een emmer halen. De
stoelen had hij omgekeerd op zijn bed
gezet, de mat opgerold en zijn kakatoe
op stok aan de ketting gelegd. Zijn
ongewone handelwijze, hij was altijd
bezig met studeren, wekte de plaag-
lust op van de "kleintjes". Hij werd
meteen gedjeprèt, maar de eerste
emmer water die hij schepte werd uit
gestort over de plaaggeesten. Grote
hilariteit I
't Was opeens een reuze gezellige
drukte en een leven als een oordeel.
Pa daardoor gewekt, kwam in zijn py
jama verbaasd uit de slaapkamer en
keek toen lachend toe hoe wij ons
amuseerden. Zelfs de hond deed vro
lijk mee en vanuit een beschut plekje
in de manggaboom, keek onze tamme
djalak naar dat luidruchtige waterbal
let.
Tegen 5 uur zaten wij allen fris ge
baad om de eettafel met nog vochtige
haren, geurend naar Sweet May zeep
en Pixavon shampoo. Vóór ons stond
een kopje dampende thee en Ma be
smeerde dikke plakken rotti koekoes,
die Ebèng intussen had gemaakt, met
boter. Die boter was een uitzondering
en bedoeld als een beloning. De galerij
en bijgebouwen roken fris en schoon
naar creoline waarmee was gedweild
en lagen nu te drogen onder de in
middels doorgebroken zon.
Dit is een van mijn heerlijke jeugd
herinneringen, vooral aan onze Ma die
vaak aardig het nuttige met het aan
gename kon verenigen.
LIES KRUIJSDIJK-BOON
18