Over fuifjes en muziek
MOMENTEN UIT MIJN LEVEN (5)
door Hilda
In Gang Zecha hebben we ontzettend
gezellig gewoond. In de straat herinner
ik mij vlak tegenover ons de familie
Sittrop, schatten van mensen, familie
van Galen, de Mc. Lennans, Rundberg,
Bish. Naast ons mevrouw Schaler met
twee zonen, de jongste nog op de
lagere school, de oudste op het Ca-
nisiuscollege. Hij was lang en slank en
knap. Ik geloof dat ik toen een beetje
verliefd was op hem, maar je zag de
hele familie zelden buiten zitten. Zij
bemoeiden zich nergens mee en mis
schien had de oudste ook geen zin
om met mij kennis te maken.
Hij hoorde mijn stem immers iedere
dag, mijn lieve kattige stem. Ja, in die
dagen was ik een grote kat en daarbij
waren de huizen reuze gehorig met hun
open achtergalerijen. Misschien vonden
ze ons ook wel te frivool vanwege de
vele feestjes die wij gaven, waar mijn
pa en ma ook lustig aan mee deden.
Vooral ons gezamenlijk verjaarsfeest
op 18 oktober werd altijd groots ge
vierd. Niet alleen had ik danslustige
vrienden, ook pa en ma waren het en
de oudjes gaven vaak demonstraties
van de oude Weense wals, Valeta, ga
lop, enz. Zo oud waren mijn ouders
toen ook nog niet, 37 jaar is toch niet
oud wel?
Ik herinner mij ook dat we thuis een
toekang djahit hadden, een man dus.
Hij verdiende 1,per dag plus eten
en maakte de mooiste avondjurken in
een mum van tijd. Vroeger fuifden we
toch altijd "in lang"? Ook op huisfeest
jes. Ik danste niet alleen in Maison
Versteegh, Hotel der Nederlanden en
soms vanwege mijn vader ook in Hotel
des Indes, maar ook in Yen Pin aan
het Koningsplein en La Gayété (goed
geschreven?) in Prinsenpark.
Weet je dat ik Prinsenpark nog het ge
zelligste vond? De dansvloer had o.a.
een zijde die aan water grensde, een
soort meertje, erg gezellig, erg roman
tisch vond ik. Toen ik nog op school
zat, op de HBS notabene, mocht ik
alleen naar huisfuifjes, maar 12 uur
thuis. Het paste niet voor een aan
staande onderwijzeres, vonden ma en
pa, in buitengelegenheden te dansen,
haar gedrag moest onberispelijk zijn.
Enfin ik ontdekte dat dat beroep mij
toch niet meer aantrok en ik ging van
school. Ik zat toen in de eerste klas
van de Kweek, en kreeg een dende
rende herrie met het hoofd daarvan,
mère Bernardine, omdat ik op de eer
ste vrijdag van de maand 's morgens
niet naar de kerk ging. Ik benutte dat
vrije uurtje liever öf om een beetje
langer in bed te blijven, öf om een nog
niet geleerde les in te kijken. Daarbij
kwam, ik hield zo van dansen, uitgaan,
ik wilde liever wat vrij zijn. Ik zei dus
Staand v.l.n.r.: Wim Kambey, Corrie (jongste zusje van Hilda), Netty Turangan (sleel-
guitaar), Hilda, Leo Cress. Op het muurtje: Arnold Turangan (steelguitaar), Hetty en Tilly
(zusjes van Hilda), Hein Turangan (ukelele).
aan pa en ma dat ik liever wilde wer
ken.
Gelukkig vonden ze het goed en ik
ging meteen een spoedcursus volgen
voor privé-secretaresse. Na zes maan
den was ik zo ver dat ik kon gaan
werken. Mijn eerste baan was bij het
DVG, Dienst voor de Volksgezondheid,
18,per maand verdiende ik, jeugd
salaris. Toen al ondervond ik de "ge
moedelijke" gang van zaken bij de
overheid. Ik verveelde me dood, een
paar brieven per dag, wat brieven op
bergen. De werktijden waren wel van
zeven tot twee, maar hield het niet
uit en vroeg ontslag. Mijn zusje Hetty,
die intussen ook op de driejarige meis
jes HBS zat aan het Waterlooplein,
vertelde aan mère Pauline dat ik al
werkte. "Zo", zei ze, "waar werkt ze
dan?" Hetty antwoordde: "Bij het G.V.
D. of zo iets." Paulientje sloeg haast
achterover van schrik. "Maar kind, wat
is dat voor een instelling?" "Dat weet
ik niet," zei Hetty, "ik weet alleen maar
dat zij van zeven tot twee werkt." Nou,
toen had Paulientje al gauw door welke
instelling Hetty bedoelde I
In Meester Cornells was het bij ons
altijd de zoete inval. Bridgepartijtjes,
verjaardagen, St. Nicolaas, Kerst, Oud
en Nieuw, altijd was er wel iets te
vieren. Ik was toen 9 jaar, pa en ma
waren nog jong en hielden van gezel
ligheid. Even was het stil rond de crisis
jaren (1930) en zaten we ongeveer vier
jaren in Buitenzorg voor de "goedkoop
te". Daarna gingen we naar Batavia
terug. Ik verdiende mijn eigen geld op
een handelskantoor en mijn jongere
broers en zusters waren ook al tieners.
Pa en ma hielden nog steeds van ge
zelligheid, maar nu waren hun kinde
ren aan de beurt en kocht pa - de tij
den waren weer goed - instrumenten
voor een volledige hawaiianband, want
ik had o.a. vrinden die ontzettend mu-
muzikaal waren. En zo werden de
"Maori's" opgericht. Wie die naam ver
zonnen had weet ik niet meer.
Pa liet voor alle bandleden wolleta
pantalons maken en blouses met wijde
lange mouwen met bloemmotief. Het
stond de jongens heel erg leuk. Er
werd druk getraind. Bassist was Wim
Kambey, zo'n grote staande bas, je
weet wel. Hein Turangan pakte de
ukelele, soms speelde Ed Pattiwael van
Westerloo erop of pakte hij de guitaar.
Netty en Arnold Turangan speelden
Hawaiianguitaar. Ja, dit was uniek en
ze waren goed ook. Onze zanger was
Joop Noya. Toen hoorden we dat er
een Hawaiianconcours gehouden zou
worden in het Prinsenpark. "Wij doen
mee," zeiden de jongens.
"Zo vlug al, jullie beginnen net en zul
len het moeten opnemen tegen ande
ren, die al jaren spelen," zei ik.
"Goede ervaring," zeiden de jongens.
"We hebben gehoord dat de Hawaiian
Syncopators en The Big Boys niet mee
doen, hebben dus alleen de Royal Ha
waiian Minstrels van Tjöh de Frétes en
The String Jugglers (met René den
Daas als zanger) als rivalen. Voor de
andere bands zijn we niet bang."
Opscheppers, dacht ik. Enfin, er werd
in ons paviljoen iedere avond getraind.
De costuums van de jongens kwamen
gelukkig op tijd klaar en de grote avond
(lees verder volgende pagina)
17