O
3£erinneringen 3£etjil
(LIX)
Achtendertig jaar uit mijn leven in titels gelezen
Stond ik van de week voor mijn boekenkast wat titels te lezen op de ruggen
van de boeken die ik bezit over Indië en Indonesië, toen ik het ineens voor mijn
neus zag staan: achtendertig jaar uit mijn leven. Achtendertig jaar levensge
schiedenis van mij en van misschien nog wel enkele honderden dienstplichtige
militairen, die ook de dienstplicht in Indië vervuld hebben en net zo denken als
ik, haalde ik uit de titels van de boeken en het kostte me drie minuten om het
te lezen.
Dat ik daar maar drie minuten voor
nodig had (eigenlijk nog minder, want
de tijd die er ging zitten in de acroba
tische toeren die ik met mijn hoofd
moest maken om de titels goed te
kunnen lezen, zit er ook bij in) bewijst
eens te meer "hoeveel" de titels van
de Indische boeken te zeggen hebben.
In die achtendertig jaar zit negenen
dertig maanden Indië en de rest van
die jaren is herinneren en denken aan
die maanden in Indië.
Met wat verklarende en verbindende
tekst bij de titels van de boeken volgt
nu "achtendertig jaar uit mijn leven in
titels gelezen".
Het begin van die achtendertig jaar
was in Nederland in mei 1946. "Wij
werden geroepen" voor de dienstplicht,
om in september van dat zelfde jaar
te vertrekken naar "Het land onder de
zon". Op één van de "Duizend eilan
den", "Java", werden we in Priok aan
land gezet. Mijn door de reis gevorm
de zeebenen hadden nog maar nauwe
lijks vaste grond onder de voeten of
er werd me al met een "Slamat datang"
een blikje lauw bier en een pisang in
de handen gedrukt. En daar stond ik
"Soldaat in Indië", voorbestemd voor
het "Soldaatje spelen op de Gordel
van Smaragd". Nog zo groen als gras
begon het leven "Onder de palmen"
van Java, zonder te weten dat Java
eens en voor altijd: "Java: droom en
herinnering" voor mij zou worden. In
Batavia startte het beleven pas goed
en zonder me iets van de "Schemer
over Batavia", die op de stad drukte
aan te trekken, verkende ik als een
beginnende straatslijper de stad en
bouwde zo ongemerkt mijn "Piekerans
van een straatslijper" op.
Na Batavia begonnen de "Zwerftoch
ten door Java", het geweldig mooie
eiland waar "Max Havelaar" en "Iwan
de verschrikkelijke" en vele anderen
hun werkterrein hadden en bekend zijn
geworden. Menig "Huis in Indië" heb
ik bewoond en zoals haast iedereen
kan ik ook zeggen: "Op Java staat een
huis" dat ik nooit zal vergeten. Het
huis (meer krot dan huis) dat ik nooit
zal vergeten stond vlak aan het strand
je van Anjer Lor. Vanuit dat huis zag
ik niets anders dan water en nog eens
water en vaak heb ik toen gedacht
"Het laatste huis van de wereld".
Na dik drie jaar met dagen van "Baa
ien Droefheid" en dagen van "Je lah
je rot", zat Indië er voor me op. En
"Bij het scheiden van de markt", dacht
ik alleen aan de souveniertjes die nog
gekocht moesten worden en verder
aan niets.
In Priok stapte ik nu "op" de boot
voor de reis "Naar het vaderland in
de verte" mijn "Land van herkomst".
Een reis die door het grote verlangen
naar huis een "Weg zonder eind" leek.
Zonder "Goena Goena". Maar met
stampende paardekracht stoomde ik op
het troepentransportschip de haven
van Priok uit. Nog eenmaal stak ik
mijn hand op en riep "Soekarno
tabeh".
Terug in Nederland is Indië jaren uit
mijn gedachten geweest, tot het geheu
gen in mijn koppie een gat in de markt
ontdekte: "Herinneringen aan Indië".
Ik gaf er gehoor aan, sloeg aan het
herinneren, zocht inmiddels "Vergeel
de portretten" op en ging naar reünies.
Al doende construeerde ik mijn "Zo
was Indië". Fout? Dat zal echt wel,
maar niemand kletst me het beeld van
Indië dat ik in mijn hoofd heb, uit m'n
hoofd.
"Indische mensen in Holland", ging ik
anders zien. Sobats werden ze voor
me, door de band die ons samen
bindt: "Ons Indië".
Even werd m'n "Alles is rozegeur en
maneschijn" in mijn herinneringen
wreed verstoord door de ontdekkers
van "Ontsporing van geweld", maar
gelukkig niet voor lang, ik vond mijn
droom terug. En met het verstrijken der
jaren realiseer ik me wel (zo nuchter
ben ik nog) dat "Tempo doeloe" steeds
verder weg komt te liggen, en dat de
dag zal komen, dat er niemand meer
over is om te verhalen over die goeie
ouwe tijd. Nu al wordt er nooit meer
een "Anak Kompenie" geboren.
Maar hoe de toekomst van "Tempo
doeloe" ook zal verlopen, ik zit er nog
niet mee. Ik vergeel rustig door met
m'n foto's. En al word ik knalgeel en
m'n huid als perkament en kent nie
mand de naam Batavia meer, dan is er
nog steeds geen paniek, want ik heb
één troost: Mijn jaren in Indië (hoe
lang ook geleden) blijven lijken alsof
het "Nog pas gisteren" was.
JAN BLOKKER
ASSEPOESTER'S MUILTJES
Pas in Nederland in 1948 woonden wij
samen met mijn ouders in een tamelijk
groot dorp. Het liep tegen de winter en
daarom wilde Maatje een paar stevige
schoenen kopen. Zij en ik wandelden
samen naar het winkelcentrum en gin
gen de eerste schoenwinkel binnen. De
winkelier vroeg naar de maat en toen
hij hoorde dat die 34 was keek hij be
denkelijk. In de damesmaten was er
dan ook niets, dus wij weer een andere
winkel binnen. Nergens konden wij
slagen omdat de kleinste maat 38 was.
Zo kort na de oorlog was er natuurlijk
nog niet zoveel voorraad en keus. We
zeiden tegen elkaar ons nu te kunnen
indenken, hoe Nederlandse dames zich
in Indië voelden toen ze net zo moes
ten zoeken naar maten 39/40.
In de laatste, de grootste winkel vingen
wij weer bot, maar de vriendelijke ver
koper raadde Ma aan een paar kinder
schoenen aan te passen. Heel bereid
willig zocht hij een hele stapel bij el
kaar die er niet kinderachtig uitzagen.
Maatje paste het ene paar na het an
dere en ja hoor, er was een paar bij
waar ze vrede mee had. Je kon in die
tijd niet al te betingkah (kieskeurig)
zijn. Bij het inpakken zei de man ga
lant: "Het lijken de muiltjes van Asse
poes wel." Zouden die zo loodzwaar
zijn geweest, dacht ik? Ma wilde ze
maar meteen aan dan kon zij ze vast
inlopen.
Na nog een paar boodschappen te
hebben gedaan zei Ma: "Adoeh Meis,
als ik hierop naar huis moet lopen krijg
ik blaren." Dus moesten ze uit en wel
direkt. Ik liet Ma plaats nemen op een
vensterbank van een winkel en hielp
haar de schoenen uittrekken. Ze wreef
over haar pijnlijke hielen toen er een
paar dames passeerden. Ze keken
naar Maatjes vertrokken gezicht en
schudden meewarig het hoofd. Nog
net niet buiten ons gehoor zei de een
tegen de ander: "Wat zielig toch, hè.
't Valt voor die stakker ook niet mee
om hier aan schoenen te wennen." Ma
en ik grinnikten tegen elkaar en Ma zei:
"Wong tölol." (dom mens). Zoiets zal
de visverkoper ook wel van mij hebben
gedacht toen ik vroeg twee bokkingen
in te pakken, maar makreel aanwees.
Maatje heeft nooit aan die schoenen
kunnen wennen omdat de zolen wel
planken leken. En als ik zie wat een
leuke schoentjes mijn 90-jarige tantetje
nu kan kopen, zo klein, zo kenès (be
koorlijk) als de werkelijke muiltjes van
Assepoester. Daarbij vergeleken leken
Maatjes schoenen gewoon schuiten.
Kassian mijn lieve oudje, ze hield zo
van mooie schoentjes.
LIES KRUIJSDIJK-BOON
11