Sen, Srv&ul»? GEVOELENS De roffel en de aap Als ik als kind - we woonden toen in Malang - het doffe geroffel van de man met de aap hoorde, kreeg ik een afschuwelijk gevoel van bangzijn, afkeer. Terwijl alle kinderen de straat op renden en joelend om de "topeng monjet" heen dar telden, verstopte ik mij in de slaapkamer onder het bed. Eén keer had ik een voorstelling meegemaakt en die ene keer was genoeg om mijn hele leven alle straattonelen te verafschuwen, maar die met de man en de aap was het ergste. De man droeg een kistje aan een band om zijn hals, daar roffelde hij op. Het kistje was tevens de bergruimte voor diverse attributen waarmee het aapje zich moest waarmaken: wat haveloze kleertjes, een hoedje, enz. Er was een dingklik (bankje) dat als tafeltje diende, Het aapje ging er ge kleed aan zitten en maakte een paar gebaren die eten en drinken moesten voorstellen. Was dat tafereel afgelopen dan roffelde de man op zijn kistje, een paar rukken aan het touw om de iele lendenen van het dier en gedwee dui kelde het enkele keren over de kop. Weer een roffel: het aapje tolde een paar keer in de rondte. Weer een rof fel: het aapje ging met gestrekte arm en open handje langs de toeschouwers. Of er iets te geven was. Neen, de kin deren draafden alle kanten uit, weg. Aapje zette hoedje af en op, af en op, slordig, want dit manuaal hadden noch zijn baas noch hij, ooit uit zichzelf hoe ven te doen. Baas niet als Javaan, aap niet als dier. Ik weet niet voor wie mijn hart het meest bloedde, voor de man of voor de aap. Voor de aap dacht ik, want waarom moet een dier zich als mens voordoen? om lachwekkend te zijn Ik vond het afschuwelijk in één woord. En geroffel op trommen, conga's, bon go's of wat voor holle voorwerpen ook, maakt me sindsdien mata gelap Op de Dam in Amsterdam zag ik eens straattheater. Natuurlijk een protest tegen kernreactors of tegen het ge bruik van te veel knoflook in de bami, ik weet het niet meer. De spelers had den witgekalkte gezichten met grote rode ogen en een soortement slurf voor neus en mond. Ze wierpen zich op de harde keien en lagen daar stuip trekkend, minutenlang. Iemand roffelde op een trom: met rode verf beklieder- den ze elkaar en het publiek applaudi- seerde luid, maar ging toch een stapje achteruit. Al met al vond ik het allemaal niet zo vreselijk als de topeng monjet, alleen lachwekkend. Judith Hees geeft een theaterprogram ma voor een Indische vereniging. Ze zal 13 Indische typen uitbeelden en de (Indische) mensen in de zaal mogen zeggen in welke uitbeelding ze zich zelf herkend hebben. Elke uitbeelding wordt ingeleid door een roffel op con ga's door Maurice Bloem. Dit klinkt U ongelooflijk in de oren maar het is waar. Even waar als het verhaal van de topeng monjet. Judith zeult zelf met de koffer met de spullen waarmee ze zich herkenbaar moet zien te maken. Ze frunnikt telkens wat met een kledingstuk en aan haar haar om het type dat ze wil uitbeelden te verduidelijken. Maar zoals het aapje, aapje bleef, blijft Judith Judit Hees, zo on-lndisch als het maar kan. Roffel 1: Ben je Indisch? Een hinkend meisje dat achteloos zegt: Neen hoor. Roffel 2: Ben je Indisch? De mensen denken dat ik Italiaanse ben. Roffel 3: Ben je Indisch? Ja hoor, ik heb een mooie huid, ik heb lenige vingers (wap pert met de handjes), mooie tanden (grijns), etc. etc. Roffel 4: Ben je In disch? (Punkmeisje). Weet ik veel, mijn moeder is in Bandung geboren. Roffel Dit is Judith Hees, zij djongkokt (hurkt) dus is zij Indisch. Is zij nu Indisch omdat zij djongkokt, of djongkokt zij omdat ze wil laten zien dat ze Indisch is Sta maar gauw op Judith, in Amerika zijn miljoenen jongelui die ook graag djongkokken. Squatting noe men ze het daar. Zo'n vijfentwintig jaar geleden kwam het in zwang, toen een pienterling tot de ontdekking kwam dat squatting de manier is om ter plekke, als er geen zitplaats is, goed uit te rusten. Alle Aziaten doen het. En Amerikanen. Die zijn dus pienter, niet Indisch. Of toch wel denk je 5: Ben je Indisch? Ja hoor, maar ik ben van Spaanse afkomst, ik lijk ook op een Spaanse (bloem in het haar, rode rok). Geeft Judith me daar een taran tella weg met klikkende vingers: sam- bel goreng badjak, sambel goreng glè- dèk, sambel goreng petehDe zaal applaudisseert enthousiast, eindelijk bekende woorden Roffel 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, het duurt maar en het duurt maar en het wordt al maar vreselijker. Zij: Zo Oosters, heel fijntjes, zo anders dan hij. Hij: Zo Westers, meer kracht, zo anders dan zij. Zij: Uiterlijk sereen, innerlijk vol emoties, heel erg gevoelig, soms zo onlogisch voor hem. Hij: Uiterlijk kalm, innerlijk zoekend, toch ook gevoelig, daarom zo logisch voor haar. Zij: Ineens die felheid, uiting van emoties, zo heel ongewoon. Hij: Voelt zich wanhopig, weg is zijn rust, ook heel ongewoon. ZijDan weer berustend, alleen wachtend op hem, uiterlijk sereen, innerlijk vol emoties, ach, opeens zo logisch voor hem. L.J. (24) Eindelijk breekt het 13e Indische type aan. Een giechelend mensje, een vage imitatie van Wieteke van Dort, dat In dische kreten slaakt en uiteindelijk spekkoeken aan de zaal belooft als ze een lot uit de loterij trekt. Voor wie spekkoeken belooft moet je natuurlijk applaudisseren, dus klapt de zaal, In dische mensen, gewoon voor aap gezet door een juffrouw die totaal niet In disch is, nooit tevoren enige behoefte heeft gehad Indisch te zijn of zich In disch te gedragen en zelfs niet kan doen alsof. Maar door een brainwave van Marion Bloem tot dit weerzinwek kende straattoneel is aangezet. Hebben we dit soort vernederingen nodig? Had het publiek zoals het daar zat, grotendeels oudere Indische men sen, die impertinente vraag moeten beantwoorden: Ben je Indisch Ja, Judith Hees, wij zijn Indisch, zoals jij je aanstelt ben je imbeciel. Dat was dat arme aapje (dat nog steeds in In donesië kleertjes aan, hoedje op, rond trekt) tenminste niet. Wat Marion Bloem met haar film heeft trachten waar te maken op een vrij eerlijke onomwonden manier, verknalt ze met deze beschamende vertoning. Ik vraag me af hoe lang wij, eerste generatie Indo's, ons nog beleefd moe ten beheersen en onze tweede gene ratie zich nog laat beduvelen. LILIAN DUCELLE 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 13