HERINNERINGEN AAN MALANG
Toen wij er kwamen wonen, was Malang nog geen grote plaats. De zgn. "Bergen-
buurt" bestond nog niet. Naar het zuiden toe, hield de wereld op bij het politie
posthuisje Kasin/Sawaan. Mijn vader kocht een huis buiten deze grens en wel
in Soekoen. Wij woonden in een groot huis met veel ruime slaapkamers. Dat
moest wel, want mijn ouders hadden 6 kinderen. Later kwamen er nog 6 kost-
kinderen bij. Het was dus altijd druk en gezellig bij ons thuis en vrienden en
vriendinnen waren altijd welkom.
Straatverlichting was er toen nog niet in die omgeving. In huis hadden wij zo
doende ook geen elektrisch licht maar gaslampen. Gasoline onder druk. De
djongos moest iedere avond om 6 uur gas pompen opdat wij de lampen aan
konden steken.
Als de lampen aan waren, dan hoorde
je zo'n gezellig snorrend geluid en het
licht was heel goed. Mijn moeder was
een echte vertelster, 's Avonds zaten
wij dan om haar heen en vertelde ze
ons diverse Indonesische sprookjes,
die we prachtig vonden. Ze vertelde
ons ook over het bijgeloof van de
Indonesische bevolking. Over de Kam-
bodja-bomen op de Inlandse kerkho
ven. De bomen zagen er ook zo spook
achtig uit in het donker. En dan had
ze een prachtig verhaal over de "Ke-
pala gloendoeng", het rollende hoofd.
Aangezien wij buiten de bebouwde kom
woonden, wilde geen enkele leveran
cier iets bij ons bezorgen. Vooral na
5 uur bezorgde niemand iets bij de
mensen die in Soekoen woonden. Was
je eens een keertje uit geweest en
ging je met een dogcar naar huis, dan
moest je er wel uit bij het posthuisje,
en verder moest je lopen naar huis.
Wij moesten daarom ook altijd vóór
vijf uur thuis zijn.
Het gevolg van dit alles was dat mijn
moeder iedere dag ons brood moest
ophalen bij een neef van ons, die net
nog in de bewoonde wereld woonde
en bij wie de bakker ons brood depo
neerde. Iedere dag ging mijn moeder
dan met mijn oudste zuster en broer
het brood ophalen. Het was toch een
nare weg, al was het niet zo heel erg
ver. Ze moesten eerst een helling af,
langs het Inlandse kerkhof, langs de
ijsfabriek een brug over en dan weer
een nogal zware helling op. Die brug
was de kwade plaats. Want volgens
alle leveranciers en koetsiers werd je
op de brug door rovers, die onder die
brug zaten "gebeggeld" (overvallen)
en geplunderd. En omdat daar geen
mensen woonden, kon je niet om hulp
roepen. En zonder straatverlichting erg
donker.
Op een dag dat mijn moeder weer
brood zou halen, zei mijn broer, dat hij
niet mee ging, omdat hij zoveel huis
werk van school had. Zodoende gingen
mijn moeder en zuster alleen op weg.
Heel stevig gearmd, want het was toch
wel eng zo twee vrouwen alleen; of
schoon mijn moeder voor niets en nie
mand bang was. Ze liepen de helling
af, al pratend over alledaagse dingen,
ze waren haast bij het Inlandse kerk
hof, en opeens voelde mijn moeder
iets tegen haar benen rollen. Ze strui
kelde haast en gilde van schrik: Non,
kepala gloendoeng! Vlug non, weg we
zen hier, kepala gloendoeng.
De twee dames rennen natuurlijk. Tot
overmaat hoorden ze achter zich hijgen
en blazen. Bij de ijsfabriek bleef mijn
moeder staan en keek achterom. Daar
stond mijn broer met de broodmand in
zijn handen. "Waarom liep U zo hard
weg mam? Ik ben jullie maar achterna
gerend."
Wat was er nu gebeurd. Mijn broer zag
thuis de broodmand nog staan. Hij was
klaar met zijn huiswerk en dacht: "Ik
zal ze die mand brengen, want ver
kunnen ze nog niet zijn." Toen hij ze
de helling af zag lopen dacht hij: "Als
ik de mand nu naar beneden laat rol
len, hebben zij hem eerder." Dus
gooide hij de mand de helling af en
die rolde tegen de benen van mijn
moeder. Resultaat bekend.
Als je dus met zovelen bent, bedenkt
één altijd wel iets leuks om je te ver
maken. Ja, toen was het leuk en on
schuldig, ofschoon mijn ouders wel
vaak te horen hebben gekregen dat de
nonnies en sinjo's terlaloe nakal waren.
Zo verzon één van de groteren, om
eens iemand voor de gek te houden
met een slang. Geen echte slang hoor.
Ze maakten er één van de stengel van
een groot talles blad. De stengel werd
slap gemaakt, door haar warm te ma
ken. Toen hebben ze de stengel ge
verfd, zwart/witte ringen. Een touw aan
het dunste eind gebonden en toen de
slang op de weg gelegd.
De jongens kropen achter een muurtje
weg. Er was toch nog geen straatver
lichting, dus dat zwart/witte ding leek
echt op een slang. Ja hoor, daar kwam
oom agent aan. In uniform, tropenhoed,
puttees, klewang op z'n plaats en gum
mi-knuppel in de hand. Plotseling zag
hij de slang kruipen, heel langzaam
richting muurtje. Oh, oeloh, oeloh we
ling. Hij gooide de gummi knuppel op
de grond, trok zijn klewang (sabel) en
sloeg op de "slang" in. Hij verbaasde
zich, dat die slang bleef kruipen of
schoon de stukken eraf vlogen. Toen
ontdekte hij de jongens. Prompt ging
hij zich bij mijn ouders beklagen. Want
ja, nu was zijn sabel bot, door het slaan
op de straatstenen en hij was in de
maling genomen. Natuurlijk kregen de
jongens wel een standje ofschoon mijn
vader achteraf erg om het verhaal van
de jongens heeft gelachen, toen ze
voordeden hoe fanatiek die man er op
los sloeg.
Later kregen wij eindelijk straatver
lichting, elektrisch licht in huis. Ook
kregen wij toen eindelijk eens over
buren. Er werd een mooi groot huis
tegenover ons huis gebouwd en later
kwam er de familie Potter in wonen.
Het zijn onze overburen gebleven tot
dat mijn ouders in 1940 Malang ver
lieten.
JETTY BEER
VAN WATERLOOPLEIN TOT WATERLOOPLEIN
Dicht bij het Waterlooplein van de twintiger en dertiger
jaren lag de Sluisbrugstraat. Daar woonde de familie Van
Deen. Man Indo, vrouw Duitse en hun twee dochters: Helga
en Jetti. Mevrouw Van Deen-Korfgen had in haar huis een
japonnen-atelier: Maison Elégance genaamd.
U ziet hier het groepje met rechts van de lezer de fam.
Van Deen. Deze foto en vele andere vond ik in twee foto
albums, die mij zijn aangeboden door een kennis die veel
op het Waterlooplein (rommelmarkt) scharrelt en ze daar
vond. De laatste (pas)foto is van Helga van omstreeks 1950
en foto's van haar in Zuid-Frankrijk.
Andere voorkomende namen bij foto's zijn: Lenzenholz
(Köln), Brand en Luikens. Helga en haar zusje zullen nu
resp. 70 en 63 jaar zijn. Ik wil de albums graag terug
geven, want ze houden zonder twijfel een schat aan her
inneringen in.
Reacties aan: hr. R. J. Bouma, Rijnstraat 192 hs., 1079 HS
Amsterdam, tel. 020 - 42 29 82.
15