Geen inteelt in
Tenganan Pageringsingan
Foto links: Ritueel poortje in de tempel Batan Celagi. Op de voor
grond ziet men duidelijk een van de elf steenhopen.
Foto rechts: Oorspronkelijke toegangspoort tot het dorp. De entree
is zo smal dat slechts een persoon tegelijk erdoor kan. In vroeger
tijden werden de voetstappen van bezoekende vreemdelingen weer
weggewist. Op de achtergrond de Batan Celagi en de reusachtige
tamarindeboom (celagi).
door Dr. Niels Wiedenhof
EEN MYTHE ONTZENUWD
In 1980 zag een interessante studie
het licht over de desa adat Tenganan
Pageringsingan, befaamd Bali Aga
dorp, dat naar alle waarschijnlijkheid
in de 14e eeuw is gesticht. Financieel
gesteund door beurzen van onder meer
de Wereld Gezondheidsorganisatie en
van een aantal Zwitserse stichtingen,
verrichtten twee medewerkers van de
Universiteit van Genève en een antro
pologisch/sociologisch en medisch-
biologisch/genetisch onderzoek in deze
desa adat, een schitterend dorpje aan
de zuid-oostkust van Bali, tussen
Manggis en Amlapura.
Het lijkt erop dat dit dorpje zijn levens
stijl, adat, en rituelen sinds de 14e
eeuw nauwelijks gewijzigd heeft, al
zijn er sinds de aanleg van de ver
harde weg in 1975 duidelijke verande
ringen aan het optreden, waaronder
de introductie van de TV.
Opmerkelijke resultaten van de Zwit
serse studie zijn:
1. Er is niet alleen een culturele ver
binding tussen India en Tenganan
Pageringsingan te leggen, doch ook
een genetische;
2. hoewel men gedurende eeuwen
slechts binnen de tien families van
het dorp trouwde is er geen sprake
van meer inteelt dan elders in In
donesië.
Met dit laatste wordt een hardnekkige
mythe ontzenuwd, die waarschijnlijk
vanaf 1933 de ronde begon te doen,
na de publicatie van V. E. Korn's "De
Dorpsrepubliek Tnganan Pagringsin-
gan". (N.B.; de spelling van Kom wijkt
af Meer over Tenganan, de genoem
de studie en mijn eigen ervaringen
daar, in de onderstaande beschouwing.
"Maar de originele Baliërs zijn er ook
nog, dat zijn de Bali Aga, die puur en
onvermengd verborgen leven o.a. in
de dorpen Tenganan en Sembiran.
Lange aristocratische figuren, met iets
decadents door inteelt (wie buiten de
groep trouwt wordt uitgewezen)."
Aldus een citaat uit deel X van Hélène
Weski's "Herinneringen van een reis-
leidster" dat in Moesson van 15 febru
ari 1983 werd gepubliceerd. Pas vele
maanden later, in januari jl. om precies
te zijn, viel mijn oog op deze passage
nadat mijn moeder me een aantal oude
Moesson's had toegeschoven. "Kijk",
dacht ik, "zelfs Hélène Weski is erin
getrapt." Toegegeven, ze verkeert in
goed gezelschap. Bij mijn verblijf op
Bali in mei 1983 vertelde een hoog
leraar van de Universiteit van Denpa
sar, een Balinese dame die onder de
rook van Tenganan, pal aan de kust,
een klein domein heeft, me hetzelfde.
En ook Victor E. Kom, voormalig jurist
bij het Nederlands-Indische bestuur en
kenner van de adat van Tenganan,
schrijft in zijn boek dat de oorzaken
van het minder krachtige volksuiterlijk
onder meer het werkloze leven en de
ver doorgevoorde inteelt zijn. De my
the van Kom
Het wordt dus tijd eens een ander ge
luid in Moesson te laten horen nu er
onlangs antropobiologische gegevens
beschikbaar kwamen door de studie
van de genoemde Zwitsers. Maar eerst
een paar algemene gegevens over
Tenganan Pageringsingan.
Batu Jaran
Over het ontstaan van Tenganan Page
ringsingan doen verschillende sagen
de ronde, die soms met elkaar ver
strengeld zijn. De sage die mij het
meest aansprak omdat men er bij elke
stap in de omgeving telkens mee ge
confronteerd wordt, is die van het
verloren paard Oneer Serawa.
Toen de vorst van Bedulu oorlog moest
voeren raakte zijn paard zoek. Hij zond
onderdanen uit om het te zoeken en
een groep vond het paard aan de kust
vlakbij het huidige dorp Candi Dasa.
Het was echter dood. Als dank voor
het vinden van het paard kregen de
onderdanen een stuk land van de vorst
en afgesproken werd dat dit land de
volgende grootte zou hebben. Vanaf
het paarde-lijk zou men beginnen te
lopen en als men de kadaverlucht niet
meer zou ruiken zou men halt houden.
Het landoppervlak zou dan bepaald
worden door de afstand tussen kada
ver en de plaats waar men halt had
gehouden. Een dienaar van de vorst
en een van de betreffende onderdanen
togen erop uit. Hoe ver de beiden ook
kwamen, steeds bleef het kadaver te
ruiken. Op een gegeven ogenblik zei
de onderdaan tegen de dienaar dat het
zo wel welletjes was. Beiden gingen
naar de vorst en meldden dat de ka
daverlucht alom was en dat men het
op een akkoordje had gegooid. De vin-
12