EEN STOUT STUKJE WERK Het passagiersschip "Fazilka" van de British India Line dat even ten zuiden van het eiland Great Nicobar van de Nicobaren-groep strandde. (Bron P O Information Public Relations, London.) Het zijn sterke benen, die de weelde kunnen dragen. door F. C. Backer Dirks In de tijd, dat het in de ether nog betrekkelijk rustig was, de draadloze telegrafie in de kinderschoenen stond, werd er door de eerste radiostations van zowel schepen als aan de wal heel wat geëxperimenteerd in de lijn van ontwikkeling van het radioverkeer. In Indië werd in 1910 een begin gemaakt met de oprichting van een station voor draadloze telegrafie te Sabang. Hoe kon het anders; ge legen op het uiterste Noord-Westelijke puntje van het grote eilandenrijk van de gordel van Smaragd lag Sabang in de frontlinie voor het scheepvaartverkeer met Europa. De bouw van deze zo uiterst belangrijke installatie was opgedragen aan de jonge telegraaf-ingenieur C. J. de Groot, die als H.B.S.-jongen in Den Helder - waar zijn vader als marine-officier woonde - een draadloze verbinding tot stand wist te brengen tussen zijn zolderkamer en de huiskamer. Hierdoor was zijn studierichting bepaald. De installatie voor het station Sabang werd geleverd door de Duitse firma Telefunken. Na Sabang volgde al spoedig de op richting van soortgelijke stations te Sitoebondo (op Java), Koepang en Amboina. Experimenteren tussen deze stations was niet alleen toegestaan maar zelfs verordonneerd door de in 19Ö9 door de Gouverneur-Generaal ingestelde Ned-lndische telegraafcom- missie zulks ter beantwoording van de vraag of en zo ja, in welke gevallen aan draadloze telegrafie boven kabal- verbinding de voorkeur moest worden gegeven. Bij deze proeven konden telegrafisten te Sabang in 1916 de seintekens van het Duitse lange-golf- station Nauen opnemen. Dit o.a. bracht Ir. de Groot er toe de theorie te ont wikkelen voor de draadloze telegrafie tussen het moederland en de koloniën. Hij koos het als onderwerp voor een dissertatie, waarop hij kort daarna te Delft promoveerde tot doctor in de Technische Wetenschappen. Inmiddels had de draadloze telegrafie zijn nut ruimschoots getoond. Het was dank zij de draadloze telegrafie dat in mei 1911 het leven van ruim 300 per sonen werd gered. Op 11 mei namelijk kwam het passagiersschip "Merida" in aanvaring met het vrachtschip "Ad miraal Farragut" ter hoogte van Kaap Charles (Virginia). Door de noodsei nen van de "Merida" ijlde het Ameri kaanse oorlogsschip "lowa" naderbij. Dat marinevaartuig nam alle passagiers en de gehele bemanning over. Enige uren later verdween de "Merida" in de golven. Op 31 oktober 1919 werden de tele grafisten van het kuststation Sabang opgeschrikt door langs onzichtbare hemelgolven binnenkomende noodsig nalen van een schip, dat gestrand was even ten Zuiden van het eiland Great Nicobar van de Nicobaren-groep. Po sitie 6° 45' N.b. en 93° 54' O.l. Het on gelukkige vaartuig was het passagiers schip "Fazilka" van de British India Line van 4.152 ton, "the heroine of the sail-assisted voyage into Colombo during the South African War." Het was namelijk in deze oorlog, dat: "on her way back from South Africa to her base in Ceylon, s.s. "Fazilka" had her propeller-shaft broken in two places and started to drift helplessly about the Indian Ocean. She was duly listed as overdue, and in due course she was given up as lost. In the issue, after 48 days of drifting, she came into Colombo harbour largely under sail, only slightly under power, all her can vas and spars having been fabricated on board out of awnings and odd bits of timber; her engineers worn out by their efforts to improvise repairs." Nu dit ongeluk bij de Nicobaren. Op haar noodsignalen werd onmiddellijk gereageerd door een Amerikaanse stomer, het s.s. "Westmodus" en een Engelse stomer, die te hulp schoten en de passagiers en post overnamen. Het station Sabang had inmiddels dit bericht doorgegeven aan de Gouver neur van Atjeh en Onderhorigheden A. G. H. van Sluis, die zich aan boord van het s.s. "Nias" van de Gouverne- ments Marine ter Westkust van Atjeh bevond. Terwijl de passagiers van de "Fazilka" waren overgestapt op de te hulp ge schoten schepen, waren de kapitein, scheepsofficieren en equipage aan boord gebleven aangezien de moge lijkheid om het schip weer drijvende te krijgen zeker niet uitgesloten werd geacht. Deze geruststelling schemerde door in de steeds schaarser worden de uit de ether komende berichten. En toen werd het helemaal stil aan het Noordfront; dat deed echt geheimzin nig aan, want hoogwater zou hier nauwelijks uitkomst kunnen geven; de dubbeldaagse waterbeweging is van weinig belang; ook de weersomstan digheden waren niet van dien aard, dat daar iets van te verwachten was. De Z.W.-moesson stond nog al goed door; de lucht was bewolkt; het weer was buiig met harde wind. In de nacht van zondag 2 op maandag 3 november kwam eindelijk weer een teken van leven door. Een dringend verzoek om assistentie. Even later (maandagochtend) viel de radioge meenschap geheel weg. "Ik heb", aldus de Gouverneur van Atjeh in een telegram aan de Hoofd inspecteur van Scheepvaart te Bata via, "wegens afwezigheid van andere schepen in de omtrek de gevraagde assistentie verleend door het s.s. "Nias" op te dragen de bemanning van de "Fazilka" op te halen en naar Penang te brengen." Genoemde bodem van de Gouverne- ments Marine onder commando van Gezaghebber J. R. van Eerde richtte na te Sabang gebunkerd te hebben, waar bij tevens de superintendent van de British India Steam Navigation Coy, de heer Stockwell embarkeerde, om 18 u. zijn steven op de Nicobaren, uit de machine werd gehaald wat er uit te halen was. In de voormiddag van dinsdag de 4de november 1919 werd de plaats des onheils bereikt en toen was het zeer voorzichtig manoeuvre- 24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 24