DE SNELLIUS-II EXPEDITIE BIBIK DINGKLIK PERSOONLIJKE LENING SETIAKAWAN FINANCIERINGEN bv Op verzoek van Dr. H. Mohammad Eidman te Bogor, die lid is van de "Indone sian Planning Comittee on Snellius-ll Expedition", heb ik op 8 april j.l. een be zoek gebracht aan 2 leden van eerder genoemde expeditie, nl. de heren Johan Basmi en A. Chaeruddin. Ze waren met nog 7 andere Indonesiërs op het eiland Texel, om daar aan het NIOZ (Nederlands Instituut v. Onderzoek v.d. Zee) een pre-expeditie training te ondergaan. Uit de diepgaande conversatie, die ik met hen voerde, kwam ik 't volgende te weten over deze expeditie. Het initiatief ging uit van het Instituut van Wetenschappen van Indonesië of LIPI (Lembaga llmu Pengetahuan In donesia), die na vele onderhandelin gen met Nederland, tot een overeen komst gekomen is, deze expeditie uit te voeren als een "joint venture" van beide landen. Zij zal plaats vinden tus sen juli 1984 en juli 1985, in het ooste lijke gedeelte van de Indonesische wateren, vanaf de Javazee via de Flo- riszee tot de Banda- en Arafurazee. Voor de duur van deze expeditie zal Nederland het oceanografisch research schip M.S. Tyro afstaan en Indonesië de kleinere schepen: K.R.I. Jalanidhi, R.V. Samudera, R.V. Bawal Putih, R.V. Madidihang, R.V. Hydrometry-3 en als reserveschip de R.V. Tenggiri (R.V. Research Vessel; K.R.I. Kapal Rep. Indonesia). De ouderen onder ons herinneren zich misschien nog wel de eerste Snellius Expeditie van 1929 tot 1930, uitgevoerd in de oostelijke wateren van Indonesië, aan boord van H.M.S. Willebrord Snellius zo genoemd naar de beroem de Nederlandse sterrekundige Wille brord Snell, die leefde van 1591-1626. De resultaten van die expeditie legden de basis voor de oceanografische en geologische kennis van de zeeën en zeebodems in het oostelijk deel van Indonesië. De Snellius-ll Expeditie kan men dus ais een voortzetting van de eerste expeditie beschouwen. Op het programma van voorgenomen onderzoekingen staan (in verkorte vorm) 1. Geologie en geofysica van de Ban- dazee en aangrenzende zeeën inclu sief de zeebodems. Deze onderzoe kingen zullen verricht worden onder leiding van Prof. Dr. J. E. van Hinte (Ned.) en Drs. H.M.S. Hartono (Ind.) O.a. van wetenschappelijk belang vanwege de gebergtevorming, die daar nu nog steeds plaats vindt, als gevolg van een breuk in de aard korst, waardoor dat gedeelte door (Vervolg: "Van gezag tot vrijheid") jonge mens, eerst naar een gevoel voor, en later - na ontwikkelen van het logisch denken - naar een begrijpen van moraliteit. Via een van buiten opgelegde ver plichting tot gehoorzaamheid aan mo rele regels, tot een vrijwillige, inner lijke gehoorzaamheid aan verworven moraliteit, aan de stem van het ge weten. Van gezag tot vrijheid I VG. de inwendige druk van uit het bin nenste van de aarde omhoog wordt gestuwd, gepaard met het ontstaan van vulkanen en nieuwe eilanden. 2. Ventilatie (waterverversing en -cir culatie) van het diepzeebekken. Onder leiding van Prof. Dr. H. Post- ma (Ned.) en Ir. J. Punganan (Ind.). 3. Pelagische systemen (Pelagisch tot de open zee behorend). Deze onderzoekingen zullen worden ver richt onder leiding van Dr. J. J. Zijl stra (Ned.) en Dr. Mohammad Eid man (Ind.). Zeer interessant, bijvoor beeld al om het feit, dat in tegen stelling tot in andere gebieden, hier de zeestromingen om het half jaar van richting wisselen. Gedurende de westmoesson is er een oostelijke stroming van de Javazee via de Flo- riszee naar de Bandazee, waar het water geleidelijk neerdaalt tot diep ten van duizenden meters. In de oostmoesson gebeurt het tegenge stelde, dus een zeestroom van oost naar west, waarbij het water van de Bandazee uit de diepte naar boven komt. Dit opwellende zeewater is rijk aan nutriënts, die de groei van plankton bevordert en daardoor van invloed is op de visstand. 4. Koraalvorming. Onder leiding van Dr. J. van der Land (Ned.) en Dr. Sukarno (Ind.). Tegelijk zal een studie gemaakt wor den van de vele soorten vis en andere organismen. Ook is het ko raalrif van belang voor de geoloog, omdat in het verre verleden nl. in het tertiair (ongeveer 135 milj. jaren geleden), koraalriffen bijgedragen hebben tot de formatie van land op een groot gedeelte van het aard oppervlak. 5. Invloed van in zee uitmondende ri vieren. Onder leiding van Prof. Dr. J. C. Duinker en Ing. W. A. A. van Eyden voor Nederland en Dr. S. Djalal Tanjung en Mr. H. Sastrahmidjaya voor Indonesië. Hierbij denken we allereerst aan de waterpollution (ver vuiling). De studie van de aanslib bing en de vorming van delta's als mede de invloed op brakwatervij vers (tambaks) i.v.m. de vis- en gar- nalenkwekerijen, staat ook op het programma. In het algemeen zijn deze onderzoe kingen, behalve van wetenschappelijk, ook van economisch belang i.v.m. de visserij, maar vooral ook voor de ex ploratie van petroleum en andere mi neralen b.v. mangaan. ED ILCKEN "Sugimin heeft weer mijn blandjageld vergokt, hij gaat nou het wereldrecord klapperboom-zitten vestigen". f 4.000,— 10.000,— 15.000,— 20.000,— f 25.000,— 30.000,— 36 x 144,94 19,7% 36 x 352,67 17,5 48 x 414,72 15,7% 60 x 463,29 13,9 60 x f 575,70 14,4 60 x 690,85 14,4 Leeftijdsgrens 64 jaar, kwijtschelding bij overlijden. TELEFOON 078 - 18 08 66 013 - 35 01 50 Karei Doormanweg 9 - 3317 ZD DORDRECHT Geopend van 9.00 - 20.00 uur. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 7