DE MOESSOES MOCHTEN NIET GEKANIBALISEERD WORDEN 17 Op die reis naar Australië, aan boord van het m.s. "Curagao" liep hij over dek met die zware steen in zijn rech terhand en de matrozen noemden hem "het jochie met de kei". Toen het schip in zwaar weer kwam, waren al de passagiers zeeziek, het jochie met de kei niet. Die liep de hutten af, legde dan even z'n steen op de grond, leegde kots bakjes en veegde met een nat was handje over warme voorhoofden. Het was nét één grote familie. Allemaal oud-Jappenkamp gasten die op weg waren naar het beloofde land, om te herstellen van de ontberingen. Aan boord van dat schip had men schik in het kereltje, hij mocht de machine kamer zien, van de Boots mocht hij "helpen" bij het splitsen van trossen en van de Stuurman mocht hij op de brug komen. In Australië constateerde een arts dat de polsbreuk nog precies even be roerd genezen was als een maand er voor in Makassar. Hij hing een zelf de soort verhaal op, afgekeurd wor den voor piloot, nooit goed piano kun nen spelen en zo. Later bleek dat dit zelfde jochie prima met een sextant een zonnetje of een sterretje kon schieten. Hij werd, om maar eens een boeken term aan te halen, een stoere, door de zon gebruinde zeeman. Al 25 jaar vaart hij als kapitein over de zeven wereld zeeën. Nog steeds verlangt hij naar zijn oude Vaderland en droomt hij van "Tanah Aer Kita". Als hij wat interessants ziet, hoort of meemaakt, dan schrijft dat zelfde bion- de manneke van vroeger, wel eens een stukje voor "Moesson". En omdat hij het grappig vindt om zijn naam ge deeltelijk in het maleis te vertalen, ondertekent hij dan met "Pohon-Lin- de". Zoals U begrijpt, is "Pohon-Linde" mijn zoon. HANNA MUELDER Kapitein Lucas Lindeboom en zijn moeder, Hanna Muelder. door mr. A. F. Calkoen In het verleden werd het Toba-meer gedacht onder een taboe te rusten, welke de nadering van vreemdelingen verbood. Op strijdvaardige wijze wisten de Batakstammen, die zich op de vruchtbare gronden om het meer gevestigd had den, hun erfdeel tegen indringers te beschermen. Afgunst en onmin, veelal over grond- en grensgeschillen, gaf dikwijls aanleiding tot rampok-partijen, soms open oorlog. Daarbij werd van de verslagen vijanden door de zegevierende stam het vlees gegeten; zulks niet zozeer uit honger doch op grond van de in het animis me gewortelde mening dat men zich daardoor de moed, list en andere goede eigenschappen van de gedode eigen maakt en toevoegt aan eigen zielestof. Hier heeft men volgens de geleerden niet te doen met het ruwe kanibalisme doch van een exces van animisme; een schrale troost overigens voor de slachtoffers, in dit verband zij nog ver meld dat Batak-marga's vroeger, na zelf van de linker schouder of linker schenkel van een verslagen vijand ge geten te hebben, afgezanten zonden om de rechter schouder of -schenkel naar ver over de bergen uitgezwermde verwanten te brengen ter consumptie en daardoor verwerving van zielestof. Hun familierelatie werd en wordt dan ook aangeduid als "Schouderverwant" of "Schenkelverwant". Wel ter zake, met mijn verontschuldi ging voor deze inleiding en de in het oog van adat-geleerden vermoedelijk povere formulering daarvan. Ik breng in herinnering dat, na de Duitse inval in Nederland, op last van de Gouverneur-Generaal vanuit de Algemene secretarie te Batavia aan Gouverneurs, Residenten, Controleurs en andere hoofden van bestuur een codetelegram "Berlijn" uitging dat in structie inhield om alle Duitsers ge vangen te nemen. Deze actie was goed voorbereid en werd prompt en goed uitgevoerd. Een paar duizend manne lijke Duitsers werden ondergebracht in een kamp in Lao Segalla Galla. De KNIL-bewakingseenheid, waarbij ik twee keer dienst heb gedaan, had mede tot taak om te beletten dat de Duitse djahats er in zouden slagen om de anti-nazi Duitsers na veemgericht te vermoorden. Op een goede dag kreeg een hoog- Mr. A. F. Calkoen is geboren in oktober 1913, studeerde Rech ten in Utrecht en was onder meer advocaat in Medan, kapi tein-vlieger, auditeur-militair te Batavia, ambassadeur in Bang kok, Vientiane, Warchau en uit eindelijk Athene. In voorlopig drie korte artikelen vertelt hij iets over zijn ervarin gen als advocaat te Medan in de periode 1938-1942. bejaarde Batak Radja, die zich naar Medan liet vergezellen door een vol geling met een lans en een met een knots, een audiëntie bij een hoog amb tenaar van het binnenlands bestuur. De Radja vroeg of zijn indruk juist was dat zich onder de getangkapte moes- soes veel mannen bevonden met hoge talenten en kundigheden, artsen, in genieurs, landbouwexperts enz. Op het bevestigend antwoord van de Nederlandse functionaris deed de Ra dja het dringend verzoek dat zijn stam genoten van een aantal dezer moes- soes het vlees zouden mogen eten om deze kwaliteiten aan hun zielestof toe te voegen in het belang van de wel vaart van zijn onderdanen. Dat dit verzoek hoffelijk door de Gou verneur van Sumatra werd afgewezen, zal U niet verbazen. tangkap gevangen nemen djahat fel moessoe Atjeh's woord voor vijand, overgenomen door het KNIL

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 17