PERSOONLIJKE LENING
SETIAKAWAN FINANCIERINGEN bv
banang" gekomen is, wordt hij be
paald enthousiast en schrijft:
"Is er een terrein voor de oude ge
schiedenis moeilijk te onderzoeken,
dan voorwaar bekleedt de tempel
ruïne van Prambanangzo niet de
eerste, dan toch een voorname plaats.
Waar zijn zaken met vrucht te begin
nen, waar een einde gezocht in een
ruïne die de bezoeker als in een dool
hof doet omdwalen? Hopen van duizen
den stenen vertonen zich aan het oog;
de ander half, de derde en vierde zo-
tal van fondamenten, dan één geheel,
danig uit elkander verspreid en ge
scheurd, dat men deszelfs omtrekken
nauwelijks en met moeite kan onder
scheiden.
In één woord, Prambanang's oude
bouwvallen zijn voor de navorser zéér
duister, maar waard dezelve na te
gaan en te onderzoeken, in de hoop
(dat) de tijd hieraan besteed het resul
taat mag opleveren van iets te hebben
bijgedragen, wat voor de geschiedenis
van enig belang (is) en voor de onder
zoeker enige zelfvoldoening mag op
leveren". Tot zoverre onze brave on
derofficier, die, gelijk uit het vervolg
van zijn verslag blijkt, nagenoeg het
zelfde ontdekte, wat Lons een 130 jaar
eerder reeds gezien en opgemerkt
had. In elk geval schijnt de al te rijke
plantengroei wat te zijn opgeruimd,
anders had hij nog wat minder kunnen
waarnemen.
Begrijpelijk wordt nu, dat de knappe
fotograaf Isidore van Kinsbergen bij
zijn in beeld brengen der Hindoeïs
tische heiligdommen, aan die te Pram-
banan niet toegekomen is. Pas in 1885
deed men er weer iets aan. Ir. J. W.
IJzerman, die reeds de "bedolven
voet" van de tjandi Borobudur op het
spoor was gekomen, liet de "putten"
van de grote tempels ontgraven. Juist
in dat zelfde jaar werd te Djokjakarta
de Archeologische Vereeniging opge
richt. Nadat IJzerman in 1886 met ver
lof naar het vaderland was vertrokken,
werd hij als Voorzitter opgevolgd door
de Djokjase hofarts, dr. I. S. Grone-
man. Deze uiterst actieve en veel
schrijvende medicus interesseerde
zich ook voor de Javaanse cultuur in
al haar openbaringen.
Geestdriftig en voortvarend als hij
was, liet hij in 1899 het puin op het
terrein der Lara-Djonggrang-tempels
opruimen, zonder er op te letten, tot
welke der acht grote en kleinere tem
pels de daarvan afgestorte brokstuk
ken oorspronkelijk behoord hadden.
Al dat "afval" liet 'hij op een grote
hoop westwaarts van het tempelplein
werpen en op het tussen de tempels
vrij gekomen terrein werden nu keurig
nette grasperken aangelegd, waarop
men reeën liet grazen. Deze vreed
zame dieren plantten zich zo heftig
voort, dat belangstellenden er later
gratis één mee mochten nemen.
Doch terecht vreesden de deskundi
gen, dat door Groneman's kras in
grijpen een herstel der oude tempels
voor goed onmogelijk zou worden. De
kundige taalvorser, dr. J. Brandes, die
zioh in de loop zijner carrière tot een
even bekwaam archeoloog ontwikkel
de, schreef daarom in het Tijdschrift
van het Bataviaasch Genootschap in
1904 een fel artikel, waarin Grone
man's roekeloos ingrijpen als een
"Archeologische Moord op groote
Schaal" werd gebrandmerkt.
In elk geval waren door deze "grote
schoonmaak" prachtige reliëfs op de
Sjiwa-tempel zichtbaar geworden,
waardoor de hoffotograaf K. Cephas
gelegenheid kreeg, er uitstekende fo
to's van te maken. Zij stelden merk
waardig genoeg op deze aan Sjiwa
gewijde tempel, het verhaal van het
Ramayana voor. De held Rama geldt
n.l. als een incarnatie van de god
Wisjnoe.
Toen het Nederlandsch-lndische Gou
vernement zich ernstiger met de Hin
doe-Javaanse monumenten begon te
bemoeien, kwamen daarvoor het eerst
de Boroboedoer en de nabij gelegen
tjandi's Mendoet en Pawon in aan
merking. Pas later ging men zich iets
van de tempels bij Prambanan aan
trekken. In elk geval moest de kale
bouwval voor verder verval worden be
hoed. Immers, niet alleen de tand des
tijds had aan de roemruchte tempels
geknaagd, ook de mens liet de bouw
vallen niet met rust en benutte ze als
steengroeve; behalve de kleine man
ook Europese ambtenaren en particu
lieren.
Weliswaar werd streng verboden om
stenen, waarop beeldhouwwerk voor
kwam, weg te slepen, maar niemand
controleerde er.
Doch uiteraard konden de ambtenaren,
belast met het onderhoud der monu
menten, zich niet bedwingen en her
stelden zo een en ander, wanneer de
passende stenen bij de hand lagen en
als het ware tot reconstructie uitno
digden. Dit had al de fotograaf Van
Kinsbergen gedaan, toen hij de Hin
doeïstische tempels op het Diëng-
plateau moest kieken.
Destijds woedde er over de wijze van
restaureren onder de betrokken ge
leerden een felle strijd. Dr. Krom te
Leiden, aan wie wij een degelijke
"Inleiding tot de Hindoe-Javaansche
Kunst" te danken hebben, een oer-
solide, maar kurkdroog werk, was van
mening, dat men de bouwvallen slechts
diende in stand te houden, zodat ze
niet uit ellende in elkaar zouden stor
ten. Geen herbouw dus I Anderen
daarentegen pleitten voor een zoveel
mogelijke wederopbouw, mits de brok
stukken nog voorhanden waren en er
geen twijfel bestond over de juiste,
oorspronkelijke plaatsing. Vooral wan
neer op de afgevallen stenen figuren
of ornamenten waren aangebracht ver
gemakkelijkte deze omstandigheid het
reconstructiewerk in hoge mate. Men
moest echter bij de wederopbouw
uiterst voorzichtig en zorgvuldig zijn,
en er zeker niet zo maar op los fanta
seren, gelijk wel eens gedaan was.
Het uitzoeken en bijeen leggen der
zware stenen was niet alleen een
nauwkeurigheid vereisend werk, doch
ook een zwaar karwei. Sommige ste
nen moesten door twee man, andere
zelfs door het dubbele getal versjouwd
worden, en dat onder de nimmer af
latende tropenzon. Zo ontstonden op
het tempelterrein grote gordels van bij
elkander passende stenen, die opeen
gestapeld, de torenachtige tempel zou
den vormen. Aldus gelukte het eerst
de z.g. hoftempeltjes te herbouwen en
wel in de jaren 1930 en 1933, een
prachtig begin I
Zelfs in de crisistijd werd dit recon
structiewerk, zij het in wat langzamer
tempo, voortgezet. Algehele stopzet
ting zou immers niet alleen het grote
werk vertragen, doch er ook toe kun
nen leiden, dat men de Javaanse werk
lieden, die door hun jaren lange be
trokkenheid bij de restauratie een gro
te ervaring en geoefendheid hadden
verworven, verloor. En waar zou men,
indien de fondsen wat ruimer vloeiden,
even bekwame vaklui vandaan halen?
Langzaam schreed dus het werk voort.
Na de beide hoftempeltjes kwam de
grote Sjiwa-tempel aan de beurt.
Uit de 25 miljoen goede harde Hol
landse guldens, die het moederland
ten bate der door de crisis hevig ge
troffen kolonie ter beschikking stelde,
werd gelukkig een ton voor de her
bouw van de tempels bij Prambanan
gereserveerd. Zo kon dan de weder
opbouw van de Sjiwa-tempel in 1937
(lees verder volgende pagina)
4.000,— 36 x 144,94 19,8%
10.000,— 36 x 352,67 17,5%
15.000,— 48 x f 414,72 15,7%
f 20.000,— 60 x 463,29 14,7
25.000,— 60 x 575,70 14,4
30.000,— 60 x 690,85 14,4
Leeftijdsgrens 64 jaar, kwijtschelding bij overlijden.
TELEFOON 078- 18 08 66 013-35 01 05
Karei Doorman weg 9 - 3317 ZD DORDRECHT
Geopend van 9.00 - 20.00 uur.
19