houd dat ik de volgende dag met het HPB terzake had, zal hier niet nader worden toegelicht. Dat wij zowel met onze Vorstin als met het Vaderland meeleefden bleek duidelijk bij de watersnoodramp, die Nederland 1 februari 1953 trof. Er werd in Seroei van alles georganiseerd om geld in te zamelen. Het Bestuur zette een Pasar Malam in elkaar, waaraan ook de Politie haar medewerking ver leende. Verder gaf de Politie "cabaret" voorstellingen, die bomvolle zalen trok ken, omdat dat iets nieuws was voor de Papoea's in Seroei. Zij zullen zich het clownsduo Otji en Deho nog her inneren, evenals de goochelkunstjes - voor de Papoea's "toverij" - die er vertoond werden. Onze patrouilles in dit ressort waren voor 50% over het water (of zee) en voor de rest over land. We hadden een grote prauw ter beschikking. Later kregen wij van de dienstleiding in Hol- landia, een buitenboord-motor toege zonden. Maar voorlopig moesten wij het doen met zeil en roeispanen. Een patrouille te voet was ook niet "je dat"; je baggerde óf door de modder óf het was klauteren tegen de berg wanden geblazen. Het was een ver ademing indien je over een stuk vlak en droog terrein kon lopen. Tot één van de belangrijkste taken van het Seroeise detachement in die tijd was het begeleiden c.q. dekking verlenen aan een geologische groep van de NNGPM ('n olie maatschappij), die onder leiding stond van een Engel se geoloog, Chapman. Hij sprak aar dig wat Nederlands en dat wilde hij maar al te graag laten horen. De groep opereerde in het gebied nabij de bovenloop van één van de weste lijke zijtakken van de grote Membera- mo-rivier. Het gebied was nog maagdelijk en de Papoeastammen die daar rondzwier ven, behoorden tot de Baoedi-stam. Ze hadden de reputatie niet al te vrien delijk te zijn tegenover vreemdelingen. Zelfs de kustpapoea's uit de nabij ge legen dorpen waagden zich niet in hun jachtgebied. Vandaar dat de olie-maat schappij een beroep op de Politie deed voor begeleiding en bescherming. Uit de veelvuldig verrichtte patrouilles werd enige malen contact verkregen met deze Baoedi-stam, die nooit eer der een blanke had gezien. (Nou ja, wat heet blank?). De patrouille die het eerste contact maakte, moest zich schielijk naar een veiliger oord terug trekken, omdat de gastheren zich zeer vijandig gedroegen. Weliswaar waren de politiepatrouilles met geweren uitge rust, maar voor pijl en boog had men heilig respect; want je hoorde ze niet En trouwens, het gebruik van vuur wapens was alleen in uiterste nood ge oorloofd. En daar hielden we ons aan. De tweede patrouille die geleid werd door ivp Nelwan, had meer geluk een Baoedistam te ontmoeten. De kennis making ging gepaard met enthousiaste omhelzingen en joviale schouderklop jes. Maar dat kon helaas niet gezegd worden van het afscheid. Hoewel we niet verstonden wat ze zeiden, konden we heel gemakkelijk uit de toon en de dreigende houding afleiden, dat onze nieuwe vrienden ons geen "tot weder- ziens" toezongen. Communicatiestoor nis was vermoedelijk de oorzaak van de minder goede afloop. Jammer dat tijd en gelegenheid ontbraken om el- kaars vertrouwen te winnen. Dit zou tot stand kunnen komen na meerdere en langduriger contacten. Zoals reeds eerder is aangehaald moest een politiepatrouille in Nieuw Guinea zelf-supporting zijn. Dit impli ceerde het meenemen van alleen het hoogst nodige. Je fourage diende je aan te vullen met hetgeen je onderweg ving (vis) of schoot (wilde zwijnen, kasuarissen of gevogelte). Tenten wer den niet meegenomen. Dat was over tollig ballast. Was er een dorpje, dan konden wij overnachten in een optrek je dat als slaapvertrek diende. In het bos sliepen wij onder een bladerendak of plasticzeiltje, dat wij van de dienst hadden ontvangen. Vanwege de scher pe doornen en puntige takken waren die dingen meestal geen lang leven beschoren. Je legde je te ruste op een bed van naast elkaar gebonden tak ken. Geriefelijk was anders Je deed 's avonds een schietgebedje dat geen slang of een ander reptiel de nacht rust samen met je ging delen Wat een verschil met de uitrusting van de geologische groep. Die gingen met complete maaltijden in blik, limonade, bier, sigaretten, etc. de oedik in. Wij keken weieens met schele ogen naar al die heerlijkheden. Bij langere ver blijven in het bos richtten zij een ba siskamp op, dat van alles bevatte, in clusief een frigidaire Materieel waren ze ook goed voorzien. Motorsloepen, buitenboord-motoren en prauwen be hoorden tot hun unit. Hun ration en sigaretten werden per plane aange voerd en boven het bivak gedropt. Ze hadden dagelijks radiocontact met hun hoofdkantoor in Sorong. Het verhaal deed de ronde dat Chapman eens per radio aan Sorong doorgaf dat hij een vrouw had gekochtGrote con sternatie aan de andere zijde van de ether; totdat men in Sorong begreep dat het om een aankoop van een prauw ging en niet van een "vrouw". Chapman was een gentleman. Waar hij zich ook bevond, in de bewoonde wereld of diep in het oerwoud, des zondags placht hij in nette kleding rond te lopen, compleet met een strop das om Als ik het over patrouilles heb, denk ik onwillekeurig aan onze Posthuiscom mandant Tompoh, een half Papoea. Hij was onze leermeester in het patrouille lopen. Hij kende het ressort zowat op z'n duimpje. Hij wist overal raad op. Werkelijk een onmisbare man op pa trouilles. En steeds attent I Zo viel het mij eens op, dat hij mij op bepaalde plaatsen in het bos vóóraan liet lopen en op andere plaatsen juist achter de patrouille. Naar de reden gevraagd legde hij mij uit, dat hij mij achteraan liet lopen in het gebied waar veel wes pennesten voorkwamen. De vóórlo pers stelden namelijk de rest van de patrouille er van op de hoogte als er een wespennest langs het pad aan een struik of in de boom hing. Dan hoorde je een kreet; "oefoe.oefoe (vrij vertaald, wespen!). Maar het kon ook wel eens gebeuren dat ze dat te laat opmerkten. Dan zag je taferelen van hard weglopende mannen en in het rond slaan van handen. Ik heb dit per soonlijk meegemaakt en ik verzeker je dat wespensteken gemeen pijn doen I (lees verder volgende pagina) Een patrouille per prauw op een van de modderige rivieren van Nieuw-Guinea.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 25