PEUTJOET z'n vrouwen uit te breiden. In Hadra- mauth, waar hij oorspronkelijk van daan kwam, had hij een "gepensio neerde echtgenote; in Lho Seumawei (Atjeh) had hij een oude echtgenote; in Takengon had een jonge echtge note; maar hij was op zoek naar een nog veel jongere echtgenote. Als ik hem aansprak met "Bapak", vond hij 't niet goed en vroeg mij hem aan te spreken met "abang" (oudere broer), want hij wilde nog niet voor oud ver sleten worden. De hele reis zaten hij en mijn metgezel te grinniken. Tot twee maal toe heb ik hem nogal "hard" op de vingers getikt, want ik kreeg moei lijkheden bij 't helpen van de vele mensen, omdat hij zich hinderlijk be moeide met 't te woord staan van al die mensen, zodat ik er kregeliq van werd. Als daartoe aanleiding is, kan ik on gewild hard te keer gaan. De Atjehers begrijpen dat wel en geven gevolg aan mijn verzoeken. De Atjehers in Bireu- en waren verbazend beleefd en nede rig. Voordat ze en nadat ze geholpen werden, zeiden ze: Assalam aleikum. Overal gedroegen de Atjehers zich or delijk en correct. Als ik zei dat ze even geduld moesten hebben, wilden ze dat wel en als ik ze iets te verstaan gaf, aanvaarden ze dat wel en lieten hun gezond verstand werken. Er waren twee politieagenten die opdrongen om eerst geholpen te worden. Ik waste ze de oren en wees hen op hun plicht, meteen erkenden ze dat ze een fout hadden begaan en toonden zich zelfs dankbaar voor de terechtwijzing. In de pasanggrahan in de stad Langsa ont ving ik veel gasten. Ik bleef daar maar 5 uur om de mensen te helpen. Er was daar een hoveling, verwant van de Radja, die opdracht had mij te helpen. De gasten kwamen in drommen en verdrongen zich, ik moest alles zelf doen, dus niet alleen helpen, maar ook optreden als politieagent. De evenge- noemde hoveling zat gezellig te omon- gen met Tengkoe Ibrahim, daarop was te ik ook hem de oren, herinnerde hem aan de opdracht van de Radja en wees hem op zijn plicht. Z'n fout beseffend vroeg hij meteen excuus. Ik moest warempel vaak de Javanen een standje geven en terecht wijzen, want overal stonden ze te du wen en drongen erop aan eerst ge holpen te worden, omdat ze immers tot dezelfde bevolkingsgroep (als ik) behoorden. Ik gaf ze te verstaan, dat ik mijn eigen bangsa niet kon voor trekken of onderscheid kon maken naar bevolkingsgroep, ik moest recht vaardig optreden. Wie tegen de regels van rechtvaardigheid inging, waste ik de oren zonder aanzien des persoons. Zowel politieagenten als soldaten gaf ik veelvuldig een standje, want ze re kenden erop, dat de mensen bang zouden zijn voor hun sabel en hun dus voorrang zouden geven. Ik heb daar ook wel flessen aan diggelen ge slagen of tegen de grond gesmeten, maar niet meer dan vijf zolang ik in 28 Atjeh was. Gelukkig beseften de men sen wel dat ze fout waren en begre pen dat ik alleen met mijn mond fel kori uitvallen, maar niet met mijn hart. Daarop vroeg ik zelf ook telkens om excuus. Als ik niet overnachtte in een pasang grahan, bleef ik er één of twee uur, maar wel lang genoeg om de mensen te heipen. Ik was dus voortdurend op rondreis door Atjeh. Regen of geen regen (noot vertaler: Uit de brief van Sosro van 11-10-1931 uit Tandjong Poera blijkt, dat het vliegtuig waarmee hij uit Batavia vertrok, door een dicht wolkendek brak na het opstijgen. Met andere woorden Sosro vertrok in de regentijd) ik trok er toch op uit, omdat mijn tijd krap was. In Koeta Radja besteedde ik aandacht aan de mensen tot 's nachts 2 uur, op andere plaatsen tot 12 uur 's nachts, s morgens vroeg begonnen we al. Als ik druipnat was geregend, kreeg ik geen kans me te verkleden of te ba den. Mijn portie was slechts 2 lomboks per dag. Gelukkig gevoelde ik geen vermoeidheid en geen honger, ik heb een sterk, gezond lichaam gekregen. Ik verzoek jullie aller zegen, zodat ik sterk mag blijven. Alleen bij 't vervolgen van de reis in de auto kon ik rusten. Maar dikwijls versperden mensen, midden op straat, die al uren met flessen stonden te wachten, ons de weg. Die mensen wisten blijkbaar langs welke plaatsen ik zou passeren. Vaak gingen ze ach ter de auto aan en lieten ons stoppen, zoals toen ik in de auto reed van Medan via Sibolga naar Padang. (Noot Rustplaats voor 2200 soldaten van het vroegere KNIL Een nieuw fotoboek met tekst (100 pag., waarvan 32 in kleuren) over het gerestaureerde ereveld Peutjoet bij Banda Aceh (Kota Radja). Tweetalige tekst (Ned.- Eng.) en namenregister van de sedert 1873 gevallenen. Prijs f 30,—, porto f 4,25 BOEKHANDEL MOESSON vertaler: Sosro werkt de reis naar Minangkabau niet uit en zwijgt er ook in zijn andere brieven over). Er waren Atjehers en Nederlanders - een in specteur en een kapitein - die ons achterna gingen vanuit Koeta Radja tot Lho Seumawi, een afstand van 275 km. Zoals ik hierboven al zei, kwamen ze allemaal, groot en klein, de Tengkoe's/ Teukoes, de hoeloebalangs en de ge- gedoeg. Toen ik terugkeerde uit Ta kengon naar Bireuen via een hoog op gaand woud, werden we onderweg aan gehouden door Datoek Radja Soetan, zijn hoeloebalangs en zijn verwanten, allen Gajo's, alom vermaard. Ik werd uitgenodigd binnen te komen, onthaald en met eerbewijzen ontvangen in zijn huis in het dorp Blang Rakal. Behalve een korte broek had hij niets aan. De mensen verzamelden zich daar en vroegen om (geneeskrachtig) water. De ontvangst was er erg goed, op- (lees verder volgende pagina) Het kampioenselftal van T.H.O.R. in 1957. In het elftal zaten toen nog maar vier Nederlan ders, te weten: staande achterste rij uiterst rechts Laurens (Oling) Sahetappi, knielend voorste rij v l.n.r. Van Werkhoven, W. Nagel en mijn jongere broer Jimmy Nagel. De rest waren onze Indonesische vrienden, van wie ik de namen niet meer allemaal weet. De trai ner, Van Oosterhout (totok) was ook een Nederlander, de beste trainer uit mijn hele voet balcarrière In 1957 werden we kampioen van de 2e klasse en promoveerden naar de Ie klasse Jammer genoeg konden we in 1958 niet meer in de Ie klasse voetballen, omdat wij als Nederlanders naar Nederland moesten vertrekken. Zover ik weet heeft THOR daarna opgehouden te bestaan. Inderdaad was Beb Bakhuijs in zijn Indische tijd lid van I.H.O.R. Ikzelf was van 1949-1958 lid van deze vereniging. De foto werd ingezonden door W. R. NAGEL, Gastakker 294, 4817 XH BREDA

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 28