MIJN NAAM OOK! gonnen te schieten. Wij zagen de schimmen over de sawah's wegvluch ten. De gespannen situatie duurde tot on geveer de 20ste december. Op deze ochtend hadden zich zo'n zestig jon gens en meisjes verzameld voor een tocht naar het noorden. In verband met de komende Kerst wilden velen in kopen doen, geld halen en andere za ken regelen. Aangezien de route nog steeds gevaarlijk was, dachten de meesten dat wanneer je met een grote groep zou gaan, de mogelijkheid tot aanhouding door de Pemuda's miniem zou zijn, en zo werd besloten met z'n allen te gaan. Om ongeveer half acht vertrokken wij richting noorden. Aan gezien er zo velen waren, werd het een langgerekte rij. Wim Vissenberg (een vriend van mij die ook bij de corvee- ploeg werkte) en ik hadden een plaats in de staart. Na het verlaten van Ka- reës werd de route Papandajanlaan gevolgd en tot aan Prapatan Lima geen bijzonderheden. Echter, toen de kopgroep de vijfsprong had gepas seerd, kwamen van alle kanten in het zwart geklede, met goloks en pistolen gewapende, langharige lieden te voor schijn die de groep bedreigden en halt lieten maken, ledereen moest afstap pen en allen werden bijeen gedreven. Wim en ik zagen wat er gebeurde, maakten rechtsomkeert en reden zo hard als onze ban-mati fietsen dat konden verdragen naar Kareës terug. Nadat wij enigszins van de schrik wa ren bekomen, besloten wij de Kaigun in te lichten. Tevens vroegen wij om vervoer, zodat wij de RAPWI konden inlichten over het gebeurde. Na veel heen en weer gepraat tussen de Jap pen onderling besloten zij ons met een toolcar (een van achter opengewerkte auto) naar het noorden te vervoeren. Naast de chauffeur kwam een gewa pende Japanner mee en Wim en ik moesten achterin de auto op de bo dem liggen. De wagen racede de Oost- eindeweg af en de chauffeur bracht ons bij het RAPWI gebouw. Wij rap porteerden het gebeurde bij onze baas en deze maal zei hij ons het zelf aan de betreffende autoriteiten te vertel len. Wim en ik werden bij twee heren ge bracht die wij niet kenden (later ver namen wij dat het de heren Mr. Doeve en Kapt. Vrijburg waren). Opnieuw vertelden wij het gebeurde en tevens hoe de situatie in Kareës was. Beide heren luisterden aandachtig, maakten aantekeningen en een van de heren zei toen: "Is het al zo ernstig." Wij moesten toen enige tijd wachten in het kantoortje, en toen de heren terug kwamen zeiden ze tegen ons: "Jullie worden geëvacueerd." Dat jullie be tekende Kareës. We wisten niet wat we hoorden. Eindelijk, na zo'n lange verschrikkelijke tijd. Wij kregen wel een opdracht mee, die bestond uit het inlichten over de evacuatie van Kareës aan de hancho en de bewoners. Ver der mocht alleen het hoogst noodza kelijke worden meegenomen. Als da tum van evacuatie werd opgegeven: "Overmorgen". Wim en ik werden in een legertruck met gewapende Gurka's naar Kareës terug gebracht. Daar aangekomen brachten wij meteen verslag uit bij de hancho, die ons direkt de wijk in liet gaan om de a.s. evacuatie bekend te maken bij zoveel mogelijk mensen. Verder had hij het zo geregeld, dat de evacuatie zou worden begonnen met de bewoners van de Galunggunglaan (dus van het oosten af), vervolgens de Windustraat, Patuhalaan en een deel van de Halimunlaan. Ik zei tegen Ma dat wij alleen de bultzakken, Ma's naaimachine en de radio konden mee nemen. Voor ons was deze evacuatie de tweede. De eerste betrof onze eva cuatie van Dago (Tjoblong) naar Ka reës. Op een ochtend heel vroeg (het was ongeveer zes uur 's morgens) kwamen er een heleboel Japanse vrachtwagens Kareës binnen rijden. Later bleken dat er zestig. De evacuatie kon beginnen. Elke vrachtwagen werd bemand met vier gewapende Japanners (de chauf feur inbegrepen) en zoals afgespro ken werd begonnen met het ophalen van de bewoners van de Galunggung laan. Omdat de mensen gereed ston den verliep alles naar wens en na on geveer twee uren kon het konvooi noordwaarts vertrekken. Welke route zou worden gevolgd wisten wij niet en dus wachtten wij maar af. Ook nu bleek weer dat de Japanners grote er varing hadden op het gebied van gue rilla, want inplaats dat het konvooi na de Papandajanlaan naar het noorden - dus de Oosteindeweg - op reed, gin gen wij westwaarts, dus Katja-Katja Wetan op, in de richting van de stad. Toen wij Prapatan Lima passeerden, zagen wij dat de toegangen tot de vijf sprong waren gebarricadeerd met Friese ruiters (dat zijn van die houten stellingen, omgeven door prikkeldraad). De hele omgeving was bewaakt door Japanse soldaten, die zich - sommige gewapend met mitrailleurs - boven op de daken van de omliggende gebou wen o.a. dat van Singer, bevonden. Later bleek dat de hele route op deze wijze was beveiligd. Er vonden gedurende de rit dan ook geen verstoringen plaats, hoewel wij van de vrachtwagens af langs de hele weg honderden Pemuda's konden zien, die door de Japanse bewaking op een afstand werden gehouden. Het konvooi volgde de weg tot aan Voor nieuwe abonnees: U kunt uw naam (voornaam, meisjesnaam, plaats van herkomst Indonesië) laten opne men in deze rubriek. Doel: contact met oude, uit het oog verloren sobats, ver spreid over de gehele wereld. AMERIKA Creasy (Zeiler), Annette L. NEDERLAND Bijl, L. (Soekaboemi '30-'37, Soerabaia en omstreken als militair) Groenewoud-Edwards van Muijen, C. H. (Hugie, School met de Bijbel en Kleine Klooster Batavia, vrouwenkamp Sema- rang, zuster Ukkie in Militair Hospitaal). Riemsdijk, A. van (Batavia, Soerabaia, KPM). Vries Humel, O de (o.a. Soerabaia, Bandoeng, Siam, Bali, papierfabriek Padalarang) Zeller-Verheyen, C. (Lettie - Batavia, Ambon, Malang, Bandoeng, Soekaboemi, Buitenzorg) het Preanger Hotel en sloeg toen rechtsaf de Tamblongweg op. We gin gen nu dus naar het noorden. Na de Tamblongweg werd de reis voortgezet langs de Sumatrastraat. Halverwege de Sumatrastraat werd de spoorbaan, de grens die Bandung in een noorde lijk en zuidelijk deel scheidde, over schreden. Toen dat gebeurde, barstte er een luid gejuich los I Wat waren de evacuees blij, dat zij zich nu in Gealli eerd gebied bevonden. Vervolgens trok het konvooi naar het gebouw van de Java-Mulo, gelegen aan de Javastraat, waar een evacuatie centrum was ingericht. Hier kreeg men te horen dat er geen plaats meer was. Ons konvooi trok toen verder naar het gebouw van de Dick de Hoog school aan de Riouwstraat. Hier waren reeds vrouwen en kinderen ondergebracht, afkomstig van Bronbeek. Na de eer ste rit volgden er nog vijf. Tegen zeven uur 's avonds kwamen wij (corveeërs van de RAPWI, die alle ritten moesten meemaken om de mensen te helpen met het dragen van hun bagage) met de zesde en tevens laatste rit in Dick de Hoog aan. De evacuatie van Kareës was voltooid. De gekidnapte jongens en meisjes werden, naar later werd vernomen, via Lengkong en Tegalega naar Tjigare- leng gebracht. Gelukkig kwamen allen - ik meen met de Kerstdagen - vrij. Zij werden namelijk uitgewisseld tegen door de Geallieerden gevangen ge nomen Pemuda's. Volgens hun ver klaringen betrof het een uitwisseling van één van ons tegen zes Pemuda's. De ruil werd bewerkstelligd door Ka pitein Vrijburg. Reden van deze herinnering aan deze evacuatie? Onder de gekidnapte meis jes bevond zich één, die nu bijna zes endertig jaar mijn vrouw is. BENGKOK 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 15