BIJ DE VOORPLAAT
VASTGELEGD VOOR NU EN ALTIJD
Intensief tourisme. Vliegtuigen vol naar alle delen van de wereld. Weekjes
mensen, gepakt en gezakt, lijdzaam of opgewekt (hangt af van leeftijd en ge
zondheid) een vermoeiende reis beginnend, overtuigd dat alle verwachtingen
zullen uitkomen: zon, rust, sensatie, verrukking. Als Indische mensen naar
Indonesië gaan komt er nog een verwachting bij: herkenning en weerbeleven
van geur, smaak en sfeer. Vaag of duidelijk, als we uit het vliegtuig stappen
willen we ons terugweten in het Land van Vroeger.
Toen eind '60 het tourisme op gang
kwam, herinner ik me dat Indonesië-
gangers met verdeelde meningen te
rugkwamen. Opgetogenheid en ont
roering over herkenning en weerzien,
maar ook teleurstelling en zelfs veront
waardiging omdat er zoveel veranderd
was. Huizen, gebouwen, straten ver
dwenen of veranderd, hoe durfde In
donesië iets te wijzigen in het beeld
van vroeger?
Hoe was het in vredesnaam mogelijk
van een land dat onafhankelijk was
geworden en de toekomst in eigen
hand had, te eisen dat de klok stil
gezet werd om de herinnering aan
tempo doeloe niet te verstoren
In de loop der jaren is deze onrede
lijkheid bij velen overgegaan. Men
heeft vernieuwingen en veranderingen
geaccepteerd in het nieuwe Indonesië
en geleerd het "bezitsgevoel" dat
iedereen die in een land geboren en
getogen is heeft, los te laten. Niet
helemaal, de verbondenheid met het
geboorteland - voor velen zelfs alleen
het land waar men opgegroeid of ge
werkt heeft - is niet uit te bikken. We
bergen het op als een takje akar wan-
gi in de linnenkast van ons hart en
praten er alleen over met hen die ons
kunnen begrijpen. Misschien doen on
ze kinderen dat niet eens.
Al zetten de Indonesische autoriteiten
ons na het toegestane verblijf als tou
rist weer op de plane, het gevoel
"thuis" geweest te zijn blijft toch. Het
is niet alleen het verlangen naar ram-
boetans, doeren, het vele heerlijke
eten, de Puncak, Pasir Putih en Bali,
er is voor velen van ons méér.
Dat meer las ik uit een brief van Ernst
Drissen (citaat uit deze brief volgt
hieronder), over zijn laatste bezoek
aan Indonesië. Hij maakte ook de
voorplaat, in zwart-wit, in dezelfde stijl,
met dezelfde uitstraling als de foto's
van Thilly Weissenborn die hij zo be
wonderde en wier werk hij liet uit
geven onder de titel "Vastgelegd voor
later". Hij zag "zijn" land terug zoals
hij het verliet, zoals het voor hem
nooit veranderen zal.
Misschien had u gehoopt op een schit
terende kleurenvoorplaat - die krijgt
u binnenkort weer - maar deze foto,
met die scherpe contouren, de tere
lichtval hier en daar op bladeren en
water vertolkt het best onze simpele
verbondenheid met dat land. Een beeld
uit de Wonderlijke Indische Historie
die Dr. de Graaf voor ons opschreef
en aan wiens nagedachtenis we deze
voorplaat opdragen. Een gedachte
vastgelegd voor nu en later en altijd.
Gewoon zwart op wit.
LILIAN DUCELLE
"Natuurlijk nog wel altijd overweldigend
is de Tjikoeraj. Je staat op Ngamplang
immers haast aan de voet van deze
majestueuze berg. Hij torent wat een
zaam uit boven zijn broers rondom de
vlakte van Garoet, die dan opeens
weer erg tastbaar is en het lijkt dan
of de tijd heeft stilgestaan. Opeens
bedenk je, dat die Tjikoeraj haast van
uit je schoolklas aan de aloon-aloon
van Garoet iedere dag te zien was,
indrukwekkend van contour. Naar hem
kijken deed je nauwelijks. Maar wie
kijkt nog naar de St. Jan in Den Bosch
als hij er dagelijks langs komt
Wat vooral indruk op mij gemaakt
heeft is het weerzien van Bandoeng,
mijn geboorteplaats maar nóg meer
het weerzien van Garoet (je leest er
eigenlijk nóóit wat over in Moesson),
waar ik zo bewust een paar jaar van
mijn jeugd woonde. Maar ook het be
zoek aan drie theeondernemingen,
waar ik opgroeide en mijn vader werk
te, vervulde mij met een terug-verlan
gen naar het verleden. Slechts de fa
briek van Tjikadjang - nu Pamegatan -
was in bedrijf. En dan daar binnen
weer opeens die geur van pas-gepluk
te thee, die je nooit vergeten was I
Welke geuren daar was ik eigenlijk
vergetenJuist: geen enkele I Ik
moet er nu maar in gaan geloven:
"Het verleden is niet dood, het zal
nooit verleden worden".
Een wonderlijke ervaring was ook dat
de soendanese taal mij nog verstaan
baar en zo vertrouwd in de oren klonk.
Ik voelde me nog altijd een anak Prian-
gan en toerist heb ik me geen moment
gevoeld. Ik was toch immers weer
thuis? Weer tussen alles wat ver
trouwd was? Toen wist ik opeens ook
weer wat ik lang gemist had. Dat zei
ik ook tegen die Garoetse jonge man,
die mij aansprak toen ik daar op de
aloon-aloon een foto maakte van mijn
school. Of ik uit Amerika kwam of uit
Australië, vroeg hij, in het Engels en
er kwamen zo weinig toeristen in Ga
roet! Ik antwoordde: Ah, abdi mah ti
negri blanda. Dit antwoord in zijn eigen
taal had hij blijkbaar niet verwacht en
hij keek dan ook zeer verrast. Ik ver
telde hem dat ik "baheula" op de plek
waar wij nu stonden, als jongetje van
twaalf jaar gevoetbald had en dat de
school aan de overkant die net uitging,
mijn sakola was geweest en dat ik
woonde één straat verder tegenover
waar ook nu nog de tennisbaan is.
Ik zei: praat maar Soendanees als je
wilt, als je 't maar langzaam doet, dan
versta ik je beter en ik houd van je
taal. Hij deed het niet. Ik denk uit be
scheidenheid tegenover een gast en
niet alleen omdat hij wilde laten zien
dat hij wat Engels kende. Wat dacht
U van het volgende verhaaltje over die
oudere man, die mij vertelde over onze
trouwe djongos Odi, toen ik naar hem
op zoek ging in de kampong waar hij
wellicht nog woonde. Die oude man
herkende Odi van de foto die ik bij
me had en meewarig schudde hij zijn
hoofd: zeker, hij had hem gekend maar
"Odi parantos maot". Ik hoefde dus
verder niet te zoeken want Odi was
reeds gestorven. Op een andere foto
wees hij onze kokki Tiah aan en deel
de mee dat ook zij reeds gestorven
was maar dat een zóón van haar er
nog was. Wat verdrietig dankte ik de
oude man voor zijn informatie en hoe
beleefd en beschaafd had hij dat ge
daan.
De volgende morgen om 9 uur werden
op mijn logeeradres twee mannen aan
gediend, die voor de tamoe kwamen.
Wie schetst mijn verbazing toen bleek
dat het de oude man van gisteren was,
nota bene samen met de zoon van
onze vroegere Tiah. Die zoon woont
in Bandoeng en de oude baas bleek
hem meteen gewaarschuwd te hebben
dat er iemand in Garoet (60 kilometer
verder) gekomen was uit Holland en
foto's bij zich had van zijn moeder.
De zoon van Tiah was dus terstond
per eerste gelegenheid naar Garoet
gereisd om mij te ontmoeten. Zwijgend
en ontroerd heeft de zoon mijn foto's
van zijn overleden moeder bekeken,
seconden lang en ik beloofde nieuwe
afdrukken voor hem te maken als ik
weer in Holland terug was. Gedrieën
hebben wij nog een tijd zitten praten
en ik heb hen daarna samen voor ons
vroegere huis gefotografeerd als hom
mage aan Tiah en haar zoon.
Als je eenmaal ervaringen en gedach
ten bezig bent op te schrijven, blijk je
moeilijk te kunnen ophouden. Het zal
wel komen omdat ik terug geweest
ben daar waar mijn eerste vaderland
is. Het zal komen omdat ik me weer
opnieuw met vele draden zo verbon
den voel met dat land van mijn jeugd,
waar ik óók geboren ben. Je krijgt iets
ingegoten dat bij je blijft; al die ver
bindingsdraden schijnen nooit verbro
ken te kunnen worden, maar het land
daar is dan ook een prachtig land - en
dat zal het blijven al blijkt natuurlijk
sociaal, zakelijk en maatschappelijk
(nog) niet alles up to date. En vrienden
héb ik er."
ERNST DRISSEN