c~üakantie vroeger Het was in de jaren '30, toen ik nog in Semarang op het land woonde, dat we een uitnodiging van mijn zuster en haar man kregen, de vakantie bij hen op de onderneming door te brengen. Nou daar hadden we wel oren naar, vooral de vier kinderen (2 van mij en 2 van hen) die bij ons in de stad naar school gingen. Ook mijn ouders zouden mee gaan en binnen de kortst mogelijke tijd waren wij reis vaardig. Mijn man zou de oude Dodge rijden en wij werden alle maal, met pakken, blikken, speelgoed in elkaar gefrommeld, de rest ging in de bagageruimte en op de imperiaal. Daar gingen we dan, de Gombèl op, niet te snel, want iedere keer kwamen we kudden koeien of geiten tegen, die altijd op het allerongunstigste moment moesten oversteken. Enfin, eindelijk kwamen wij op de "besaran" (administrateurs woning) aan, waar Max, mijn zwager, ons al stond op te wachten met 3 paarden en 2 tandoe's (draagstoelen). We moesten nog minstens 1 uur onderweg, maar geen nood. Max hielp ons eerst allemaal voordat hij op z'n eigen paard stapte. Mijn vader, oud politieman, zat al op zijn ros, maar hij was wel een held achter het stuur, maar nu zat hij er wel een beetje ongemakkelijk bij op de hoge rug van zijn paard. Mijn twee jongens hadden zich prinsheerlijk een plaatsje veroverd bij oom en grootvader, maar de twee nichtjes wilden liever bij Oma en bij mij in de tandoe zitten. Maar dat was toen het punt dat nogal moeilijk was. Mijn moeder had één van de meisjes bij zich genomen, daar hadden de manolans (dragers) geen moeite mee. En nu ik, ik werd door mijn manolans heel kritisch bekeken, vanwege mijn omvang denk ik. Doch eindelijk namen ze mij en mijn nichtje op en heel demonstratief zuchtend en hijgend ging het bergopwaarts, achter de anderen aan. Op een gegeven moment werd het enthousiaste verhaal van mijn nichtje afgebroken: "Help, help Wij beiden waren in de tandoe door de manolans met een smak op de grond neergezet I I Door ons geschreeuw werden de drie ruiters en mijn moeder gealarmeerd en verschrikt kwamen ze naar ons toe. Max raasde en tierde en zei, dat het geen "matjem" (manier van doen) was. Geen dreigementen, niets hielp, de manolans hielden voet bij stuk, ze waren uitgeput! Mijn nichtje en ik werden door de anderen uit de ravage geholpen. Mijn nichtje huilde en blèrde en ik was woest. O, wat zou ik al de lachende katjongs iets willen doen. Maar Max had ons allen gekalmeerd. Er moest een rijpaard bij de Loerah (dorpshhoofd) geleend worden voor mij, en de dragers zouden maar de helft van hun loon ontvangen, omdat ze hun taak niet volbracht hadden. Voor mij was er al gauw een knol gevonden en wat voor één I Hebt U ooit van wandoe-paard (kwee-paard) gehoord? Nou, ik nog nooit, maar daar er niets anders te vinden was moest ik het er maar mee doen. Ik werd via een stoel op het beest gehesen en mijn nicht kwam bij mijn man op het paard te zitten. Het was een griezelige tocht. Mijn enge paard vond het gesnuffel van de andere beesten vervelend, werd zenuwachtig, schopte, trapte naar alle kanten en sloeg met de tandoe naar boven op het laatst op hol. Ik schrok verschrikkelijk en gilde moord en brand. Van links werd ik naar rechts gesmeten, maar ik durfde niet los te laten en hield me stevig vast aan de manen van het wilde paard. Eindelijk met een schreeuw en een harde ruk stond het beest stil, doch met een averechtse uitwerking, want ik viel over z'n hoofd op de grond. O, o, wat heb ik er toen uitgezien I Het huilen stond me nader dan het lachen. Maar mijn hele familie vond het waarschijnlijk een grappig gezicht want ze brulden van het lachen Ja, als ik daaraan terug denk vind ik mezelf nóg zielig, maar ik leef nog en ben gezond, ondanks mijn 81 jaar en ik ga rustig door met ademhalen. E. VAN REES ZWEMLES IN TEMPO DOELOE Toen wij terugkeerden in Indië na een in Nederland doorgebracht verlof, was ik erg jaloers op mijn oudere broer, die gedurende dat verlof had leren zwemmen in het zwembad aan de Mauritskade in Den Haag. Voor mij was dat namelijk niet weggelegd. Ik was nog te jong, zei pa. De jaloersheid werd wat gesust door de belofte van mijn broer mij de eerstvolgende grote vakantie, die we in Sindanglaja zouden doorbrengen, in het bergmeer Tjisa- roea, zwemmen te leren. Er was na melijk in die tijd nog geen zwembad in Batavia. Het Tjikini-zwembad kwam pas later. Ter bezegeling van die be lofte leerde mijn broer mij (ik moest daarvoor plat op mijn buik op de grond liggen) alvast de zwemslag, het zoge naamde droogzwemmen zoals hij dat noemde. Toen dus de grote vakantie aanbrak en wij afreisden naar Sindanglaja, waren mijn zwemverwachtingen hoog gespannen. Eindelijk brak het grote moment aan. Ik kreeg een gewone broekriem om mijn middel waaraan een lang touw was bevestigd en toen ik aldus uitge rust aan de rand van het water aar zelde, werd ik er met een flinke duw tegen mijn achterste door mijn broer ingeduwd. Hij hield het touw strak om mij niet te diep kopje onder te laten gaan en ik moest, op een niet bepaald zachtzinnige wijze laten zien, dat ik het droogzwemmen in natzwemmen kon omzetten. En je kunt het geloven of niet, mijn broer was nu eenmaal geen zachte leraar, maar in een week zwom ik als een vis, zonder gordel met touw. Wat was ik trots I Later toen het zwembad Tjikini ge opend werd en wij daar stamgasten waren met al onze kornuiten, werd mijn zwemkunst spelenderwijs uitge breid met rugzwemmen, de crawlslag en duiken O, gezegende Indische jeugd J. D. W. ENNEN 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 10